Een kalverhouder wil uitbreiden met 820 vleeskalveren en vraagt hiervoor bij de gemeente een omgevingsvergunning aan. De gemeente stuurt vervolgens de aanvraag door naar de provincie en vraagt een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Dit vanwege mogelijke significant negatieve effecten van de uitbreiding op Natura 2000-gebieden.
// ////
Een kalverhouder wil uitbreiden met 820 vleeskalveren en vraagt hiervoor bij de gemeente een omgevingsvergunning aan. De gemeente stuurt vervolgens de aanvraag door naar de provincie en vraagt een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. Dit vanwege mogelijke significant negatieve effecten van de uitbreiding op Natura 2000-gebieden.
Op enig moment komt de provincie met een reactie, waarin wordt aangegeven dat de vvgb niet kan worden afgegeven vanwege een toename van de stikstofdepositie. De kalverhouder wordt geadviseerd om zijn uitbreidingsplan aan te passen.
De uitbreiding betreft 820 vleeskalveren. Om de toename van ammoniakemissie te compenseren wordt van een stoppende veehouder ammoniak aangekocht en de vergunning van deze veehouder wordt ingetrokken. Met AAgro stacks is het effect van de uitbreiding en intrekking op omliggende Natura 2000-gebieden berekend. Uit deze berekening volgt dat er op twee gebieden een toename van stikstofdepositie is van 0,02 en 0,03 mol/ha/jr. Deze gebieden liggen op 11,5 en 12,5 km afstand van de kalverhouderij.
De provincie stelt dat voor reeds overbelaste Natura 2000-gebieden elke extra stikstofbelasting teveel is, tenzij met een passende beoordeling wordt aangetoond dat geen significant negatieve effecten optreden.
Namens de kalverhouder neem ik contact op met een ecoloog met de vraag of de berekende toename van stikstofdepositie een significant negatief effect heeft, gelet op de afstand tot de gebieden. Hij stelt het volgende;
De berekende toename van stikstofdepositie is zeer gering (0,02 en 0,03 mol/ha/jr.) en valt feitelijk binnen de jaarlijkse fluctuatie van stikstofdepositie. Ecologische effecten van een dermate geringe toename zijn in het veld niet meer proefondervindelijk meetbaar, zeker niet op afstanden van meer dan 10 km. Bij een dergelijke geringe toename kan een aantasting van de natuurlijke kenmerken van stikstofgevoelige habitattypen met zekerheid worden uitgesloten. De hoeveelheid stikstofdepositie die met deze toename gepaard gaat heeft geen ecologische betekenis voor de betreffende vegetatie, omdat de hoeveelheid stikstof (N) plantenfysiologisch irrelevant is. Een dergelijke lage bijdrage is, in verhouding tot een achtergrondwaarde van 1.500 tot 2.000 mol N/ha/jaar, de in de bodem aanwezige voorraden van doorgaans meer dan enkele duizenden mol N/ha en de feitelijke stikstofbehoefte van de habitattypen, verwaarloosbaar.
De redenering van de ecoloog valt mijn inziens in de context van een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (201301225/1/R2), waar sprake was van een toename van de stikstofdepositie van 0,04 mol/ha/jr.:
De Afdeling overweegt evenwel dat in dit geval de berekende toename van stikstofdepositie zeer gering is, betrekking heeft op slechts twee locaties van hiervoor gevoelige habitattypen, en deze toename ongeveer vier duizendste deel van een procent van de kritische depositiewaarde van het desbetreffende habitattype betreft. Nu appellanten niet hebben onderbouwd dat het college zich op grond hiervan niet heeft kunnen verzekeren dat de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zullen worden aangetast, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 19g van de Nbw 1998 is genomen. Het betoog faalt.
Zowel de stelling van de ecoloog als de uitspraak van de AbRvS wordt aan de provincie voorgelegd. Na enige tijd volgt hierop de volgende reactie:
Er wordt aan voorbij gegaan dat al sprake is van een overbelaste situatie (achtergrondconcentraties zijn veel hoger dan de kritische depositiewaarden) met betrekking tot de depositie van ammoniak en de verzurende en vermestende negatieve effecten daarvan op de aangewezen habitattypen. Juist omdat sprake is van een overbelaste situatie, kan geen toename, hoe gering die ook is, worden toegestaan. Dat ecologische effecten door een geringe toename mogelijk niet in de praktijk meetbaar zijn, wil niet zeggen dat er geen sprake is van een hogere depositie dan is toegestaan of dat daardoor geen significant negatief effecten plaatsvinden. Het standpunt van de provincie blijft dan ook dat voor een overbelaste situatie elke toename teveel is, tenzij met een ecologische onderbouwing wordt aangetoond dat ondanks de toename geen sprake is van significant negatieve effecten.
Ik heb de reactie van de provincie met de kalverhouder besproken, die aangeeft er niets meer van te begrijpen. Al helemaal niet als ik aangeef dat de berekende toename van stikstofdepositie alleen ongedaan kan worden gemaakt door met 110 vleeskalveren minder uit te breiden. Om toch vooruit te kunnen, besluiten we maar om de aanvraag aan te passen. We blijven echter met de vraag zitten of deze aanpassing uit oogpunt van een mogelijk significant effect daadwerkelijk nodig is.
Bert Lowijs
Gerelateerde informatie: