Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Verzamelbesluit Bouwbesluit 2012

Consultatie van het Besluit tot wijziging van het Bouwbesluit 2012 in verband met het verbeteren van de veiligheid bij het bouwen en de bruikbaarheid en gezondheid in bouwwerken en enkele andere wijzigingen is 02-02-2019 gepubliceerd. Einddatum consultatie 02-03-2019

Henry de Roo / VBWTN 7 februari 2019

De wijzigingen in dit besluit treden in werking op 1 januari 2020, met uitzondering van de voorschriften over de veiligheid bij het gebruik van gespoten PUR-schuim. Dit onderdeel zal eerder in werking treden.

Een kleine greep uit de voorgestelde wijzigingen.

Artikel 1.12 eerste lid

De huidige aanschrijfmogelijkheid op grond van artikel 13 van de Woningwet is bruikbaar om bij bestaande gebouwen gemotiveerd aan te schrijven tot het nieuwbouwniveau. Omdat er onduidelijkheid is over de samenloop van dit aanschrijfartikel bij verbouw is het eerste lid van artikel 1.12 aangevuld.

Het eerste lid van artikel 1.12 regelt welke voorschriften van het Bouwbesluit 2012 gelden bij verbouw. De oorspronkelijke tekst van dit artikel is overgenomen in de eerste zin van het artikel en in onderdeel a. Op basis hiervan gelden voor verbouw de nieuwbouwvoorschriften tenzij anders is bepaald in een specifiek voorschrift. Voor veel voorschriften volgt hieruit dat het zogenaamde rechtens verkregen niveau van toepassing is op de verbouw.

Juridisch bestaat de mogelijkheid om reeds voor of na een aanvraag voor een omgevings-vergunning voor het bouwen een aanschrijving op grond van artikel 13 Woningwet te doen en daarmee een hoger niveau tot nieuwbouw te eisen, maar de samenloop van deze twee besluiten was onvoldoende duidelijk. Daarom is het eerste lid van artikel 1.12 aangevuld met het gestelde in onderdeel b zodanig dat duidelijk is dat een reeds opgelegde verplichting op grond van artikel 13 onderdeel vormt van de technische eisen waar een vergunningaanvraag aan moet voldoen. In het kader van de rechtszekerheid moet de aanschrijving dan voor het moment van de vergunningaanvraag gedaan zijn, anders kan de aanvrager hier geen rekening mee hebben gehouden.

Indien de vergunningaanvraag voor het moment van het opleggen van een verplichting op grond van artikel 13 is ingediend, wordt de aanschrijving geen onderdeel van het toetsingskader en moet de vergunning verleend worden indien deze voldoet aan de overige eisen die volgen uit het Bouwbesluit 2012. De aanschrijving moet ook opgevolgd worden, maar dit kan dan niet meegenomen worden in de vergunningverlening.

Nieuw, artikel 2.69a

In onderdeel C is een nieuw artikel 2.69a toegevoegd waarin, in afwijking van het artikel 2.67 en 2.68, specifieke voorschriften worden gegeven voor kabels en pijpisolatie ten aanzien van brand- en rookklasse.

De nieuwe voorschriften in artikel zijn gebaseerd op het DGMR-rapport BBL-brandklasse kabels en pijpisolatie d.d. 27-10-2017.9 In het rapport zijn de nieuwe eisen onderbouwd, uitgaande van het veiligheidsniveau van de eisen die al gelden voor constructie-onderdelen. Op advies van het Overlegplatform Bouwregelgeving (OPB) is vooralsnog geen brandklasse B1ca voor kabels geëist in verband met het niet beschikbaar zijn van deze kabels. Als bepalingsmethode wordt in de voorschriften gebruikt gemaakt van de Europese NEN-EN 13501, zoals ook gedaan is in de bestaande artikelen 2.76 en 2.68.

De voorschriften aan kabels en pijpisolatie gelden alleen als deze producten grenzen aan de binnen of buitenlucht. Veelal zijn kabels weggewerkt in andere constructieonderdelen, zoals wanden, en grenzen daarmee niet zelf aan de binnen of buitenlucht. In die gevallen zijn de voorschriften dan ook niet van toepassing.

Wijzigingen artikel 3.8, 3.9 en 3.10

De artikelen 3.8, 3.9 en 3.10 zijn aangevuld met nieuwe geluidseisen voor installaties voor warmte- of koudeopwekking (zoals warmtepompen of aircos) die buiten zijn opgesteld. Begrippen warmwatertoestellen en mechanische voorziening voor warmteopwekking worden vervangen door: installatie voor warmte- of koude opwekking.

Het nieuwe tweede lid artikel 3.8 is van toepassing op installaties van woningen voor warmte- of koudeopwekking (zoals warmtepompen of aircos) die buiten zijn opgesteld. Er wordt een eis gesteld op de perceelsgrens van de 40 dB. Met deze eis wordt beoogd om de buitenruimten van woningen (tuin/balkon) op aangrenzende percelen te beschermen tegen geluid alsook de woningen zelf op deze percelen. Met een eis op de perceelsgrens is de eis onafhankelijk van wat er daadwerkelijk op het aangrenzend perceel is of wordt gebouwd. Dit komt tegemoet aan het principe van gelijkheid, dat mede inhoudt dat een eis in beginsel niet afhankelijk mag zijn van het bouwvoornemen van of de aanwezige situatie bij de buren. Voor de bepalingsmethode wordt de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (HMRI) aangewezen.

Het nieuwe derde lid artikel 3.9 is van toepassing op installaties van woningen voor warmte- of koudeopwekking die buiten zijn opgesteld. Dit lid ziet ook toe op woningen op eenzelfde perceel. Er wordt een eis van 40 dB gesteld ter plaatse van een te openen raam of deur van een naastgelegen woonfunctie. Met deze eis wordt niet alleen beoogd om een buitenruimte (balkon) te beschermen tegen geluid, maar ook een eventueel te openen raam. Bij woningen op eenzelfde perceel (appartementengebouw) is de positie van ramen en balkons in beginsel bekend, waardoor in tegenstelling tot het tweede lid artikel van 3.8 hier gekozen kan worden voor een directe eis ter plaatse van de naastgelegen woonfunctie.

Met het nieuwe tweede lid (van artikel 3.10) is geregeld dat de eisen in het tweede lid van artikel 3.8 en het derde lid van artikel 3.9 ook van toepassing zijn op het nieuw opstellen van een installatie voor warmte- of koudeopwekking buiten de uitwendige scheidingsconstructie. Dit betekent dat als men bijvoorbeeld een warmtepomp plaatst bij een bestaande woning (in het kader van de energietransitie), men ook zal moeten voldoen aan de eis van 40 dB. Voor bestaande installaties worden in het Bouwbesluit 2012 geen geluidseisen gesteld, rekening houdend met de rechten en positie van de eigenaren van bestaande installaties. Dit laat onverlet dat een gemeente op basis van artikel 13 van de Woningwet gemotiveerd ook bij bestaande situaties een hogere eis kan opleggen.

Wijziging artikel 6.26 tweede lid

Voor nieuw te bouwen woongebouwen met woningtoegangsdeuren in inwendige scheidingsconstructies geldt het eerste lid van artikel 6.26 en daarmee het voorschrift van zelfsluitendheid. Het betreft hier woongebouwen waarbij de woningdeuren uitkomen op een inpandige ruimte. Dit is het geval bij portiekflats en zogenaamde corridorflats. Voor galerijflats is het eerste lid niet van toepassing omdat hier de woningstoegangsdeur in een uitwendige scheidingsconstructie zit. De zelfsluitendheid zorgt dat een toegangsdeur niet open blijft staan bij het vluchten uit een brandende woning. Hierdoor wordt de rookverspreiding in de aansluitende inpandige vluchtroutes beperkt.

N.B. Sinds 1 april 2014 geldt het voorschrift voor zelfsluitendheid al voor nieuwe portiekflats. Dit is geregeld in artikel 2.3 van de Regeling Bouwbesluit 2012. Met het nieuwe tweede lid van artikel 6.26 kan dit artikel in de Regeling Bouwbesluit 2012 vervallen.

Wijziging artikel 8.2

In het nieuwe tweede lid van artikel 8.2 is een nieuw voorschrift opgenomen dat regelt dat rondom bouw- en sloopplaatsen een veiligheidsafstand wordt vrijgehouden bepaald volgens paragraaf 6.2 van de Richtlijn Bouw- en sloopveiligheid.

De Richtlijn Bouw- en sloopveiligheid is opgesteld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland. De bepalingsmethode voor de veiligheidsafstanden in de richtlijn is gebaseerd op het rapport Het effect van vallende voorwerpen uit hijskranen en het veiligheidsniveau voor de omgeving van bouw- en sloopprojecten. De veiligheidafstand is in de richtlijn samengesteld uit een bouwveiligheidszone, de hijszone en het hijsgebied. De bouwveiligheidzone is afhankelijk van de hoogte van het te bouwen of slopen bouwwerk. De hijszone en het hijsgebied is afhankelijk van de plaats van en het gebruik van de hijskraan.

De Richtlijn Bouw- en sloopveiligheid

Wijziging artikel 8.7

Aan de bestaande opsomming in artikel 8.7 (onderdelen a tot met e) van zaken die in een veiligheidsplan moet worden vastgelegd, is een nieuw onderdeel toegevoegd. Het nieuwe onderdeel f bepaalt dat in het veiligheidsplan de naam en contactgegevens moeten worden opgenomen van diegene die het treffen van de veiligheidsmaatregelen, bedoeld in artikel 8.2 (Veiligheid in de omgeving), coördineert.

Nieuw, artikel 8.7a (Veiligheidsmaatregelen aanbrengen gespoten PUR-schuim)

In het nieuwe artikel 8.7a zijn voorschriften toegevoegd voor het aanbrengen van gespoten PUR-schuim in kruipruimten van woningen. Het gaat om veiligheidsmaatregelen ter bescherming van bewoners.

Consultatie

Waarop kunt u reageren

Er kan gereageerd worden op het gehele besluit, inclusief nota van toelichting

Concept regeling

Conceptbesluit_verzamelwijziging 2019_Bouwbesluit 2012

232 kB

Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK)

IAK_verzamelwijziging 2019_ Bouwbesluit 2012

390 kB

Geef uw reactie op deze consultatie

Artikel delen