Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Tien vragen én antwoorden over de energietransitie

"Met de vragen rondom de haalbaarheid en de inhoud van het definitieve pakket klimaatmaatregelen, is de energietransitie in 2019 zichtbaar voor iedereen. Het heeft invloed op de verkiezingsuitslag en voor- en tegenstanders roeren zich steeds scherper. Maar wat houdt deze energietransitie eigenlijk in? En hoe zorgen gemeenten ervoor dat mensen in die verandering stap voor stap mee worden genomen? Welke tools zijn er? En waarom lijkt het zwaartepunt van de energietransitie op lokaal niveau te liggen?"

3 april 2019

Vraag 1. Wat houdt de energietransitie in, in het kort?

Met de energietransitie wordt de overgangsfase bedoeld waarin we van fossiele brandstoffen volledig overgaan op hernieuwbare energiebronnen. Dit betekent:

  • verkleinen van gebruik van fossiele energiebronnen (bv. sluiten van kolencentrales en stoppen met de winning van aardgas);

  • minder energieverbruik (bv. woningisolatie en het weren van onzuinige autos);

  • onderzoek naar en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen (bv. zonnepanelen, windmolens en omgevingswarmte).

Centraal staat dat de maatregelen ertoe leiden dat de opwarming van de aarde niet boven de 1,5 tot 2 graden uitkomt. Wordt het hoger, dan zijn volgens onderzoekers de gevolgen voor de aarde onomkeerbaar.

Vraag 2. Waarom ligt de aanpak van zon groots en mondiaal probleem bij gemeenten?

De energietransitie heeft grote gevolgen voor de leefomgeving van mensen. Veel meer dan vroeger gaan we de energieopwekking

zien

in onze omgeving. Daarom is het noodzakelijk dat er ruimte is voor input van bewoners en dat actief ingespeeld kan worden op lokale initiatieven.

Ook spelen er regionale verschillen die maken dat uitvoeringsplannen per gebied verschillen. Gemeenten zijn daarom cruciaal in het mogelijk maken van de transitie.

Tot slot raakt de energietransitie ons allemaal, van multinational tot buurtbewoner, en deze kan niet los gezien worden van een bredere maatschappelijke verandering in gedrag en keuzes.

Vraag 3. Wat betekent de energietransitie op lokaal niveau?

De energietransitie is een enorme opgave. Dat blijkt uit de onderzoeken wát er per gemeente of dorp aan zonneparken, windmolens en verduurzaming zou moeten plaatsvinden om het klimaatakkoord te halen. Het vraagt om veranderingen in de ruimte, die zichtbaar zijn en blijven. Bekijk bijvoorbeeld de ruimtelijke ingrepen die nodig zijn om een dorp van ongeveer 5800 inwoners volledig van hernieuwbare energie te voorzien:

In beeld gebracht: de energietransitie voor een middelgroot dorp (afbeelding co-creatie BügelHajema en H+N+S)

Vraag 4. Welke instrumenten helpen bij de energietransitie?

  • Transitievisie Warmte: Gemeenten moeten in 2021 een transitievisie warmte vaststellen, met een tijdpad voor de verduurzaming van wijken. Dit betekent dat ze grootschalig en planmatig aan de slag gaan met de verduurzaming en het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving.

  • RES: Gemeenten werken met partners uit de regio aan een Regionale Energiestrategie (RES). In de uitwerking van het Klimaatakkoord wordt nu gestart met twee van de vijf onderwerpen; elektriciteit en gebouwde omgeving.

  • Omgevingsvisie: waarin de ambitie en koersbepaling van en door een gemeente wordt vastgelegd. Ook hier speelt de energietransitie een centrale rol.

Vraag 5. Op welke wijze wordt de energietransitie vertaald naar omgevingsvisies, omgevingsplannen en programmas?

Het onderwerp energietransitie staat centraal tussen de instrumenten van de Omgevingswet. De ambitie en koersbepaling van de gemeente horen thuis in de Omgevingsvisie, deze plaatst de energietransitie in een integraal kader. Gemeenten kunnen vervolgens kiezen of zij van de energietransitie een programma onder de Omgevingswet maken. Dit raden we aan, want een programma is een concrete vertaling van een opgave, gekoppeld aan tijd, budget en wijze van monitoring. Groot voordeel is dat de overheid vervolgens ook aanspreekbaar is. Dit zet aan tot handelen en het nemen van beslissingen. Het omgevingsplan biedt vervolgens alle mogelijkheden tot deregulering, regulering en faciliteren van projecten die bijdragen aan de energietransitie.

De (toekomstige) gemeente Eemsdelta gebruikt haar energievisie straks op drie manieren. De visie wordt als onderlegger ingezet voor de omgevingsvisie, als input voor de RES én als concreet toetsingskader voor de energie-initiatieven die binnenkomen.

Vraag 6. Hoe kan de Crisis- en herstelwet (Chw) toegepast worden in de energietransitie

?

De Chw is ooit ingesteld om de vastgelopen woningbouw tijdens de crisis nieuw leven in te blazen. Inmiddels wordt hij ook wel de transitiewet (richting de Omgevingswet) genoemd. De bedoeling is dat de aanwijzingsprocedure voor experimentele projecten wordt verkort én vereenvoudigd. In het najaar van 2018 heeft de minister hiertoe een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Een voorbeeld van wat nú al kan, is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, zoals het Plan voor de Zon van de gemeente Leeuwarden. Dit plan maakt het realiseren van zonne-energieprojecten eenvoudiger en is een goed voorbeeld van een manier waarop de Chw kan worden ingezet.

Vraag 7. Welke middelen heeft een lokale overheid om de energietransitie te bewerkstelligen?

Iedere overheid heeft verschillende knoppen om aan te draaien. Knoppen die alle afdelingen van de gemeente raken. De energietransitie moet daarmee zoveel mogelijk verweven worden in andere plannen en opgaven van de gemeenten:

  • Bewustwording. Verstrek zoveel mogelijk informatie die kennis en bewustwording van inwoners vergroot.

  • Regels stellen. Ga aan de slag met beleid en ruimtelijke plannen reguleren (regels stellen) en dereguleren (duurzame plannen eenvoudiger mogelijk maken).

  • Faciliteren. Help met subsidieverlening, het toepassen van beloningsplanologie en hulp bij complexe maar concrete planvorming.

  • Goed voorbeeld. Geef het goede voorbeeld in eigen werkwijze en dagelijkse gang van zaken (elektrische autos, verduurzaming gemeentehuis, etc.) maar ook als trekker van duurzame (energie)projecten.

  • Plan. Maak met je regio de RES en zo nodig de daarbij horende lokale uitwerking. Bereid daarnaast de verplichte warmtevisie voor. De RES moet een jaar na ondertekening van het Klimaatakkoord af zijn. Maakt de regio geen RES? Dan riskeert men een aanwijzing van hogerhand.

  • Partners. Wordt samen probleemhouder met stakeholders in de RES.

  • Stel centraal. Maak de energietransitie centraal in de gemeente. Deze moet zichtbaar zijn in omgevingsvisies en -plannen, en in andere regionale of thematische programmas. Maak een Energievisie. Een voorbeeld daarvan is de Energievisie ADL (gemeenten Appingendam, Delfzijl en Loppersum).

  • Stel een Parapluplan op met daarin eenvoudige regels voor het plaatsen van zonnepanelen of andere duurzame initiatieven. In ruimtelijke plannen kan al veel ruimte gegeven worden aan de energietransitie, zonder dat plannen stranden in een wirwar van regels. De gemeente Dalfsen pionierde hier al mee in 2016.

  • Betrek het landschap in de transitie. Herstel en houd in ere wat waardevol is, het vormt de identiteit van een omgeving.

Vraag 8. Wat hebben de termen klimaatadaptatie, mitigatie en circulaire economie ermee te maken?

Ook die zijn verweven met de energietransitie:

  • Klimaatadaptatie: de aanpassing van de samenleving aan veranderingen van het klimaat, om zo minder kwetsbaar te zijn (of er zelfs van te profiteren). Klimaatadaptatie heeft betrekking op de korte termijn en een specifieke plaats.

  • Mitigatie: aanpassingen en maatregelen die op de lange termijn en op mondiaal niveau resultaat hebben, zoals de emissies van broeikasgassen, CO2, of andere negatieve milieueffecten zoals ontbossing, verminderen.

  • Circulaire economie: een systeem waarbij fossiele brandstoffen niet worden uitgeput en waarin reststoffen volledig opnieuw kunnen worden ingezet in het systeem.

Vraag 9. Zijn waterstof en kernenergie geen hernieuwbare energiebronnen?

In de huidige discussies rondom de energietransitie duiken deze twee steeds vaker op.

Kernenergie wordt wel genoemd als alternatief voor kolen en aardgas. De meningen over de voor- en nadelen lopen sterk uiteen. Echter, de fossiele grondstoffen die nodig zijn voor het maken van kernenergie (zoals uranium) zijn eindig.

Ook over waterstof wordt veel gediscussieerd. Waterstof is geen energiebron, zoals zon, wind of aardgas, maar een energiedrager. Het moet eerst geproduceerd worden. En daarvoor is veel elektriciteit nodig. Als we erin slagen om die stroom op een duurzame manier op te wekken, bijvoorbeeld met wind- of zonne-energie, kan waterstof interessant zijn. Maar ook hier voeren voor- en tegenstanders een felle discussie over.

De onduidelijkheid over deze en andere al dan niet hernieuwbare energiebronnen, maken het wantrouwen over de noodzaak van de energietransitie alleen maar groter. Zo vindt minder dan de helft van de inwoners in Nederland dat voldoende is aangetoond dat het gebruik van fossiele brandstoffen grote invloed heeft op het klimaat.

Vraag 10. Waarom zetten we ons in voor de energietransitie?

Het winnen van fossiele stoffen zorgt voor schade aan natuur, milieu en mens (niet in de laatste plaats door de slechte werkomstandigheden voor veel mensen in deze industrie). Ook zorgt het gebruik van olie, steenkool en gas voor een toename van fijnstof in de lucht, wat slecht is voor onze gezondheid. Tot slot, het gebruik van fossiele brandstoffen zorgt voor de uitstoot van broeikasgassen. Dit zorgt voor klimaatveranderingen; het wordt warmer, de zeespiegel stijgt en de weersomstandigheden worden extremer. Door het gebruik van hernieuwbare energie kunnen deze effecten worden teruggedrongen. Uiteraard speelt ook mee dat fossiele brandstoffen eindig zijn, en daarmee binnenkort schaars en onbetaalbaar.

Er is nog veel te winnen én te onderzoeken in de energietransitie. Dat blijkt wel uit de vragen naar de haalbaarheid van de klimaatmaatregelen. Helder is wel dat het inzetten van hernieuwbare energie een nieuw en groot beslag doet op onze schaarse ruimte. Dat vraagt om een zorgvuldige planning en de ontwikkeling van slimme functiecombinaties. Daarnaast zullen de ruimtelijke veranderingen samen moeten gaan met een verandering in gedrag in onze samenleving. Alleen een integrale werkwijze maakt dit mogelijk.

Artikel delen