In dit vervolgartikel over slopen en asbest (deel 1 d.d. 1 juli 2011) zal worden ingegaan op wijzigingen die gaan plaats vinden in het Bouwbesluit 2012 waarin voorschriften opgenomen gaan worden over het (ver)bouwen en slopen van bouwwerken, over de staat en het gebruik van bestaande bouwwerken, open erven en terreinen en over de veiligheid tijdens het bouwen en slopen. Verder in dit artikel het planologisch slopen en het slopen van monumenten.
In dit vervolgartikel over slopen en asbest (deel 1 d.d. 1 juli 2011) zal worden ingegaan op wijzigingen die gaan plaats vinden in het
Bouwbesluit 2012
waarin voorschriften opgenomen gaan worden over het (ver)bouwen en slopen van bouwwerken, over de staat en het gebruik van bestaande bouwwerken, open erven en terreinen en over de veiligheid tijdens het bouwen en slopen. Verder in dit artikel het planologisch slopen en het slopen van monumenten.
Doel van het samenvoegen van de voorschriften in één nieuw besluit is de samenhang binnen de bouwregelgeving te vergroten, de regeldruk te verminderen en de toegankelijkheid te verbeteren. De voorschriften met betrekking tot het slopen van bouwwerken, het feitelijke uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden en met betrekking tot afvalscheiding zijn opgenomen in hoofdstuk 8 van het besluit. Die voorschriften waren tot nu toe opgenomen in de gemeentelijke bouwverordeningen en de milieuregelgeving. Vanuit het streven naar eenheid in systematiek in dit besluit zijn de drie afdelingen in dit hoofdstuk nu ook voorzien van een functionele eis.
Tot de inwerkingtreding van dit besluit is slopen vergunningplichtig, sloopmeldingplichtig of helemaal vrij. Vanaf 2012 is slopen op grond van de Woningwet of sloopmeldingplichtig of sloopmeldingvrij. De categorie sloopvergunningplichtig gaat daarbij op in de categorie melding. Dat laat overigens onverlet dat straks voor het slopen behalve een melding nog steeds een sloopvergunning op grond van andere wet- en regelgeving nodig kan zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij sloopwerkzaamheden die plaatsvinden aan een monument of in een beschermd stads- of dorpsgezicht; zie hiervoor de artikelen 2.1, eerste lid, onder f tot en met h, en 2.2, eerste lid, onder b en c, van de Wabo. Met het oog op dergelijke gevallen wordt een samenloopregeling (coördinatie) opgenomen.
1. Slopen en asbest
Een sloopactiviteit waarbij naar redelijke inschatting de hoeveelheid sloopafval meer dan 10 m³ zal bedragen of waarbij asbest wordt verwijderd zal gemeld moeten worden (artikel 1.28). Hiermee wordt voorkomen dat elke sloopactiviteit onder de meldingplicht valt. Bij de kleinere sloopactiviteiten, zoals een interne verbouwing waarbij minder dan 10 m³ sloopafval vrijkomt en geen asbest in het geding is, is geen sloopmelding vereist. In dat geval is de veiligheid en gezondheid van de omgeving gewaarborgd met hoofdstuk 8 van het besluit in samenhang met de zorgbepaling van artikel 1a van de Woningwet. Het slopen moet ten minste vier weken voor aanvang van de sloopwerkzaamheden schriftelijk bij het bevoegd gezag worden gemeld.
De sloopmelding kan digitaal of met gebruikmaking van een formulier plaatsvinden. Bij de digitale indiening wordt aangesloten bij de landelijke voorziening (www.omgevinsloket.nl) als bedoeld in de Wabo.
Op grond van artikel 1.31 kan het bevoegd gezag na ontvangst van een sloopmelding nadere voorwaarden opleggen met het oog op het veilig uitvoeren van sloopwerkzaamheden en het beperken van (geluid-, stof- en trilling-)hinder. Ook voor het scheiden en op de sloopplaats gescheiden houden van het sloopafval (paragraaf 8.2) en voor de wijze waarop de gereedmelding als bedoeld in artikel 1.35, tweede lid, moet worden gedaan, kunnen voorwaarden opgenomen worden.
Om onveilige situaties tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden te voorkomen zijn in artikel 8.2 en 8.3 maatregelen opgenomen die moeten worden getroffen om letsel van personen, of beschadiging dan wel belemmering van wegen, werken of roerende zaken die zich in de omgeving van het bouw- of sloopterrein bevinden, te voorkomen. Deze maatregelen die nodig zijn om aan het gestelde te voldoen moeten in een aantal gevallen worden vastgelegd in een bouw- en/of sloopveiligheidsplan.
Tijdens het uitvoeren van bouw- en sloopwerkzaamheden kan lawaai worden veroorzaakt (artikel 8.4) en daardoor hinder ontstaan voor de omgeving. Tot op zekere hoogte mag van de omgeving worden verwacht dat deze tijdelijke hinder wordt geduld. Bouw- en sloopwerkzaamheden moeten in principe worden uitgevoerd op werkdagen tussen 7:00 uur 's ochtends en 7:00 uur 's avonds. Het uitvoeren van die werkzaamheden mag met een zekere mate van geluidhinder plaatsvinden.
Het bevoegd gezag kan (tijdelijk) ontheffing hiervoor verlenen en moet de sloper altijd gebruik maken van de akoestisch gezien best beschikbare stille technieken en de meest gunstige werkwijze.
Zie hiervoor ook de Circulaire bouwlawaai 2010, waarin aanbevelingen worden gedaan ter voorkoming en vermindering van bouw- en slooplawaai (
www.rijksoverheid.nl
).
Voorwaarden kunnen ook opgenomen worden voor geluidsgevoelige gebouwen en op de grens van geluidsgevoelige terreinen.
Naast de geluidhinder kan er ook sprake zijn van trillingshinder. Het gaat er bij het voorkomen van trillingshinder vooral om dat continue trillingen niet voelbaar mogen zijn.
Door het vervangen van de bestaande sloopvergunningplicht door een -meldingplicht zullen gemeenten naar verwachting jaarlijks minder leges ontvangen. Daar staat een besparing in personele capaciteit tegenover doordat het niet meer nodig is in elk individueel geval een volledige besluitvormingsprocedure die uitmondt in een beschikking te doorlopen. Het bevoegd gezag kan voortaan per geval zelf beslissen hoe het met een ontvangen sloopmelding omgaat. Tevens is sprake van een besparing in publicatiekosten doordat de sloopmelding niet behoeft te worden gepubliceerd.
Overigens blijven gemeenten leges ontvangen in verband met het in behandeling nemen van aanvragen om sloopvergunning die op grond van andere regelgeving zijn vereist. Het gaat hierbij met name om aanvragen voor een sloopvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, eerste lid, onder f (rijksmonument), g (bestemmingsplan, voorbereidingsbesluit) en h (rijks stads- en dorpsgezicht), en 2.2, eerste lid, onder b (monument) en c (stads- en dorpsgezicht), van de Wabo.
Verder wordt verwacht dat gemeenten bij hun voorlichtingsactiviteiten gebruik zullen maken van het voorlichtingsmateriaal van BZK. De uitgaven voor eigen gemeentelijk voorlichtingsmateriaal zullen derhalve afnemen.
2. Planologisch slopen (artikel. 2.1, eerste lid, sub g Wabo)
De basis voor de omgevingsvergunning voor deze sloopactiviteit ligt in artikel 3.3 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarin wordt mogelijk gemaakt om in een bestemmingsplan te bepalen dat het zonder omgevingsvergunning verboden is om bouwwerken te slopen.
Achtergrond voor deze "planologische omgevingsvergunning" is het voorkomen dat een bij het bestemmingsplan gegeven bestemming minder geschikt wordt voor het verwezenlijken daarvan of om een al verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen. Het stelsel is aldus gerelateerd aan de in het bestemmingsplan aan de grond toegekende bestemming en kan worden opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat er gaten in de bestaande bebouwing vallen.
Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd als niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook op basis van artikel 2.16 Wabo in samenhang met artikel 6.1 Regeling Omgevingsrecht (Mor)) aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
3. Slopen monument
- Rijksmonument (artikel 2.1, eerste lid, sub f Wabo)
De Monumentenwet (Mw) regelt in artikel 11 de sloopbescherming van het beschermde rijksmonument. De omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daar niet tegen verzet. Bij de beslissing op aanvraag houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument (artikel 2.15 Wabo).
Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor het slopen van een beschermd rijksmonument zijn naast de in artikel 7.2, onder a, b, c en e Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens nodig (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten). Voor het rijksmonument volgt dit uit artikel 5.1 Mor.
Het bevoegd gezag stelt de Minister van OCW (en gedeputeerde staten indien het beschermde monument buiten de krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde bebouwde kom ligt) in de gelegenheid advies uit te brengen over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument. (artikel 2.26, lid 3 Wabo jo art. 6.4 Bor).
Daarnaast vragen burgemeester en wethouders aan de commissie op het gebied van de monumentenzorg advies, voordat zij beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het slopen van een rijksmonument (artikel 15 Mw).
- Gemeentelijke / provinciale monumenten (artikel 2.2, eerste lid, sub b Wabo)
Voor wat betreft het gemeentelijke of provinciaal monument ligt de basis voor deze sloopactiviteit in de gemeentelijke of provinciale monumentenverordening.
De aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het slopen van een gemeentelijk of provinciaal monument kan slechts worden verleend of geweigerd op de gronden die zijn aangegeven in de betrokken verordening (artikel 2.18 Wabo). Bij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteiten zijn naast de in artikel 7.2 Mor genoemde gegevens en bescheiden, aanvullende gegevens (waaronder cultuurhistorische onderzoeksrapporten) nodig. Voor het gemeentelijk / provinciaal monument volgt dit uit artikel 7.1 en artikel 5.1 Mor.
- Slopen in beschermd stads- of dorpsgezicht (artikel 2.1, eerste lid, sub h Wabo)
Het beschermd stads- of dorpsgezicht is een gebied dat van algemeen belang is door de cultuurhistorische waarde. Het gaat daarbij om groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich één of meer monumenten bevinden. Niet alle panden in een beschermd stads- of dorpsgezicht hoeven dus monumentaal te zijn.
De bescherming van deze stads- of dorpsgezichten wordt geregeld in art. 35 en 36 Mw. Wanneer de minister een beschermd stads- of dorpsgezicht aanwijst, moet de gemeenteraad dit in een bestemmingsplan vastleggen. Als in een dergelijk gebied gesloopt moet worden, is een omgevingsvergunning noodzakelijk.
Deze omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 2.16 Wabo). De aanvrager van een omgevingsvergunning voor dit type sloopactiviteit moet dan ook aannemelijk maken dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd (artikel 6.2, lid 1 Mor). Indien dit met toepassing van artikel 41 Mw is verplicht, verstrekt de aanvrager bij de aanvraag tevens een rapport waarin de archeologische waarde van de bodem onder het te slopen bouwwerk in voldoende mate is vastgesteld (artikel 6.2, lid 2 Mor).
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de omgevingsvergunning voor het slopen in een beschermd stads- of dorpsgezicht voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).
Tot slot
Tegelijk met het
Bouwbesluit 2012
zal een zogenoemd veegbesluit in werking treden waarmee het
Bouwbesluit 2012
wordt gewijzigd. Door niet het concept-
Bouwbesluit 2012
te wijzigen maar met een veegbesluit te werken, kan het Bouwbesluit 2012 volgens de planning in augustus in het Staatsblad worden gepubliceerd zodat iedereen daar vanaf dat moment kennis van kan nemen.
Naast een aantal kleinere aanpassingen van het
Bouwbesluit 2012
bevat het concept-veegbesluit vooralsnog:
- mede naar aanleiding van wensen van de Kamer, wijzigingen die voortvloeien uit het overleg met de zorgsector over de brandveiligheidsvoorschriften die op gebouwen met een gezondheidszorgfunctie en bij woon/zorg-projecten van toepassing zullen zijn;
- wijzigingen die voortvloeien uit de recente inwerkingtreding van de Europese verordening bouwproducten;
- wijzigingen die voortvloeien uit de reactie van de sloopbranche op de voorschriften van het concept-
Bouwbesluit 2012
over slopen, en
- wijzigingen die voortvloeien uit de reactie van de horecasector op de voorschriften van het concept-
Bouwbesluit 2012
over de voor hotels verplichte doormelding van een brandmeldinstallatie naar de regionale alarmcentrale van de brandweer.
Het concept-veegbesluit zal in het kader van een voorhangprocedure naar verwachting begin september 2011 aan de Eerste en de Tweede Kamer worden voorgelegd. Maar niets zo veranderlijk als een planning natuurlijk.
Bronnen:
- veel gestelde vragen,
www.vng.nl
;
- asbest,
www.infomil.nl
;
-
www.rijksoverheid.nl
-
www.omgevingsweb.nl
Auteur: Ronald Bauwens, medewerker vakgroep Bouwkunde, InterConcept
Door InterConcept