Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Samenvatting opmerkingen per politieke partij over Omgevingswet

VVD: minder regels en snellere proceduresPvdA: positief, maar meer zekerheid gewenstSP: kijk ook eens naar het Duitse UmweltgesetzbuchD66: nauwelijks houvast voor bedrijven en burgersChristenUnie: meer aansluiten bij burgers en bedrijven

mr. dr. J.H.G. (Jan) van den Broek 31 October 2014


#VVD: minder regels en snellere procedures

 

Volgens de VVD is er sprake van een grote vooruitgang als het aantal AMvBs van 120 teruggebracht kan worden tot vier. Desalniettemin vragen deze leden of het mogelijk is om de AMvBs in een voorhangprocedure voor te leggen aan de Tweede Kamer. Deze leden zijn van mening dat op deze wijze recht gedaan wordt aan de bemerkingen van de RvS, zonder dat de snelheid van de invoering van de Omgevingswet in gevaar komt. De VVD vraagt de regering om toe te lichten of de Omgevingswet ook betrekking heeft op mobiel cultureel erfgoed zoals schepen, of gaat het alleen om roerende zaken?

 

De VVD-fractie hecht eraan, dat procedures daadwerkelijk sneller en eenvoudiger worden. De Omgevingswet moet ook leiden tot minder regels. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het aantal AMvBs terug te dringen. De regering wordt gevraagd om een toelichting op welke wijze de Omgevingswet ervoor zorgt dat bestemmingsplannen/omgevingsplannen minder gedetailleerd zijn. Gaat de Omgevingswet ook verandering brengen in bestemmingsplannen die soms te rigide zijn om in te spelen op de dynamiek van de samenleving? En hoe wordt voorkomen dat gemeenten de bestaande bestemmingsplannen simpelweg omzetten naar omgevingsplannen? In hoeverre verzekert het nieuwe instrument van het omgevingsplan op deze wijze het afnemen van regels? De VVD vraagt zich ook af welke stappen er nog meer nodig zijn om te komen tot een paradigmawisseling.

 

De VVD hoopt, dat met de Omgevingswet bereikt wordt dat burgers, bedrijven en overheden die iets willen bouwen sneller door de overheid geholpen kunnen worden. Een belangrijk element daarbij is voor deze leden dat bijvoorbeeld een ondernemer niet te maken heeft met verschillende overheden. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook bij wie een ondernemer die wil uitbreiden, die gevestigd is in een bepaalde gemeente en provincie, gelegen naast een Rijksweg en een dijk, straks moet aankloppen voor een vergunning. Is dat de provincie, de rijksoverheid, het waterschap of de gemeente? Op welke wijze wordt geborgd dat deze ondernemer zich kan wenden tot e?e?n overheidsinstantie en dat er geen tegenstrijdige wet- en regelgeving is? De VVD vraagt ook met hoeveel toezichthouders deze fictieve ondernemer straks te maken heeft als de vergunning eenmaal verstrekt is.

 

Alle nieuwe wetgeving brengt onzekerheden met zich mee, en dat geldt zeker ook voor de Omgevingswet. De VVD hecht sterk aan een betrouwbare overheid richting bedrijven en burgers die vergunningen aanvragen of investeringen doen. Op welke wijze wordt er omgegaan met langlopende vergunningstrajecten die worden gestart tijdens de invoering van de Omgevingswet? Hoe wordt voorkomen dat mensen onnodige kosten maken door vergunningen aan te vragen die niet meer nodig blijken te zijn als de Omgevingswet eenmaal gei?mplementeerd is en de daadwerkelijke werkzaamheden van start gaan?

 

In het wetsvoorstel komt naar voren dat de keuze om wel of niet te werken met een commissie voor welstand dan wel met een stadsbouwmeester aan de gemeenten zelf wordt overgelaten. De VVD juicht het toe dat welstandcommissies niet meer verplicht zijn. Deze leden achten het echter van groot belang dat indien er gewerkt wordt met welstandscommissies, burgers kunnen vertrouwen op bepaalde normen en regels die vooraf aan bijvoorbeeld het bouwen van een huis zijn vastgesteld. Kan de regering aangeven hoe de welstandcommissies die nog wel bestaan zich verhouden tot de Omgevingswet? Hoe ziet de regering de verdere invulling voor wat betreft de te hanteren procedures of werkwijzen van welstandcommissies dan wel stadbouwmeesters? Een vergelijkbare vraag kan gesteld worden over de monumentencommissies. Kan de regering aangeven hoe ervoor gezorgd wordt dat de normen en eisen die gesteld worden door de monumentencommissies aan de voorkant worden bepaald?

 

De VVD-fractie vraagt tot op welke hoogte ook economische ontwikkeling, het cree?ren van ruimte voor ondernemers, bedrijven, individuen en gezinnen doelstellingen zijn van de Omgevingswet. Het omgevingsrecht is voor een belangrijk deel afhankelijk van gezamenlijke Europese wetgeving. Zijn er zaken voortvloeiend uit EU-recht of EU-regelgeving die nu nog niet wettelijk verankerd zijn en die dat wel worden met de Omgevingswet? Kan de regering aangeven op welke punten er nu nog Nederlandse koppen op EU-regelgeving zit en waarom er niet voor gekozen is deze «koppen» te verminderen? De afhankelijkheid van Europese- en internationale wetgeving komt in het wetsvoorstel vaker naar voren. Zo wordt op pagina 32 van de MvT gesproken over de mogelijkheden om meer bestuurlijke afwegingsruimte te cree?ren door geen koppeling te leggen tussen het bereiken van omgevingswaarden en individuele besluiten «voor zover dat mogelijk is». Vervolgens wordt er een aantal uitzonderingen en inperkingen gegeven op deze vergrote afwegingsruimte, onder andere EU-verplichtingen en internationale verplichtingen. Kan de regering aangeven in welke gevallen deze vergrote afwegingsruimte wel mogelijk is, zo vraagt de VVD-fractie. Een zelfde soort uitzondering wordt gemaakt bij de paragraaf over salderen en compenseren op pagina 288 van de MvT. Hier komt naar voren dat salderen en compenseren mogelijk is binnen het wettelijk kader van de Omgevingswet tenzij de regels (waaronder internationale verplichtingen) dat impliciet of expliciet uitsluiten. De VVD ziet de ruimere flexibiliteit die geboden wordt door de mogelijkheid tot salderen en compenseren als essentieel voor de ontwikkeling van een goede infrastructuur. Kan de regering inzicht geven in de regels die salderen en compenseren impliciet of expliciet uitsluiten? Deelt de regering de mening dat door de opname van dit voorbehoud in de wet er feitelijk geen garantie wordt gegeven tot de mogelijkheid van salderen en compenseren?

 

De regering stelt dat van bedrijven extra verantwoordelijkheid voor de omgeving wordt verwacht, zo leest de VVD. Bedrijven cree?ren ook banen, hoe verhoudt zich dat tot elkaar? Kan de regering toelichten wat er wordt bedoeld met een extra verantwoordelijkheid? Wordt deze ook juridisch vastgelegd? En leidt dit tot extra regelgeving die er nu nog niet is? Tevens wordt in het wetsvoorstel geschreven over een specifieke zorgplicht. Op pagina 68 van de MvT staat dat de specifieke zorgplicht het bevoegd gezag de mogelijkheid geeft de verplichtingen nader te concretiseren. De specifieke zorgplichten zullen worden opgenomen in de AMvBs. De leden van de VVD-fractie zijn het eens met de gang van zaken dat niet in het wetsvoorstel zelf, maar in de AMvBs concrete normen gesteld worden. Deze leden vragen echter wat de meerwaarde is van het koppelen van normen aan «specifieke zorgplichten». Wat is de bijvoorbeeld de juridische status van een specifieke zorgplicht ten opzichte van een instructieregel? Wie besluit er tot de noodzaak van extra specifieke zorgplichten? Hoe worden deze vervolgens nader ingevuld?

 

#PvdA: positief, maar meer zekerheid gewenst

 

De leden van de PvdA-fractie waarderen de inzet om te komen tot e?e?n integrale wet waarin de tegenstrijdigheden in het omgevingsrecht worden weggenomen en procedures worden gestroomlijnd. Waar de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht al een belangrijke eerste stap nam om het omgevingsrecht voor de initiatiefnemer vo?o?r het loket te integreren, gebeurt dit nu ook achter het loket. De PvdA ziet als winst dat het wetsvoorstel beoogt om belangen niet a priori als tegenover elkaar staand te beschouwen maar als op elkaar af te stemmen. Daarnaast ziet de PvdA het als winst dat er in ruil voor flexibiliteit een inspanningsverplichting bij initiatiefnemers komt te liggen om er voor te zorgen dat een ontwikkeling (op gebiedsniveau) per saldo leidt tot een veiliger en gezonder leefomgeving en bijdraagt aan verbetering van de omgevingskwaliteit. Deze fractie vindt dat dit win-win principe wel steviger in de wet verankerd moet worden. Stimuleren dat initiatiefnemers daar ook daadwerkelijk zelf verantwoordelijkheid voor nemen en, als zij daar niet of onvoldoende in slagen, zorgen dat dit door of via de overheid kan worden geregeld en zo nodig ook daadwerkelijk door overheid en/ of belanghebbende burgers kan worden afgedwongen, zijn van belang. Flexibiliteit en vertrouwen moeten niet alleen ingezet worden om initiatieven sneller, makkelijker en goedkoper van de grond te laten komen, maar ook om (per saldo) aantoonbaar tot verbetering van de omgevingskwaliteit te komen en vast te leggen wie daarvoor verantwoordelijk is. De PvdA waardeert verder dat met dit wetsvoorstel wordt beoogd initiatieven van onderop meer kans te geven, belanghebbenden veel eerder in het planproces te betrekken bij de besluitvorming over projecten en waarderen het zeer dat er veel meer ruimte komt voor het omgaan met de toenemende verschillen tussen regios.

 

De PvdA-fractie wijst er op dat de samenleving in onzekere tijden leeft en vraagt om zekerheden. Een te grote mate van flexibiliteit kan die zekerheden aantasten. Zowel initiatiefnemers als betrokken derden willen weten waar ze aan toe zijn. De partij kan zich vinden in flexibiliteit, mits flexibiliteit in balans blijft met rechtszekerheid en voorspelbaarheid. De omgevingsregels hebben bijvoorbeeld bij de ondernemer de verwachting gewekt dat hij ter plekke mag blijven ondernemen en vaak dat hij ook nog uit mag breiden en veranderen. Bij de burger is de verwachting gewekt, dat hij aangenaam kan blijven wonen. Nu lijkt het risico te ontstaan dat burgers en bedrijven juist niet meer weten waar ze aan toe zijn en wat nu nog wel of niet is toegestaan. In de ogen van de PvdA moeten burgers en bedrijven weten wat ze op het gebied van milieu en gezondheid van de overheid mogen verwachten. Initiatiefnemers kopen er niets voor als zij in het woud van algemene regels tot onjuiste interpretaties komen en daarop in een zeer laat stadium door de rechter worden teruggefloten.

 

Principes van voorkomen van onnodige belemmering van flexibiliteit, van maatwerk en van co-creatie acht de PvdA allemaal positief, mits de antoniemen van die principes bescherming, het voorkomen van willekeur, rechtszekerheid en rechten van derden voldoende zijn geborgd. Maar de PvdA is vooral bang dat de flexibiliteit van enkelen ten koste gaat van de zekerheid van velen. Mensen moeten zich beschermd weten tegen activiteiten die hun veiligheid en gezondheid kunnen schaden. Daarbij gelden nu al minimale normen, deze kunnen niet zonder effecten worden overschreden. Ook nu al ziet de PvdA voorbeelden alwaar de wettelijke norm net niet overschreden wordt, waardoor het nemen van maatregelen door de overheid «bovenwettelijk» zou zijn en dus wordt vermeden. Als straks alle normen onderhandelbaar zijn, zou elke mitigerende maatregel «overbodig» zijn. Dit is niet de kant die de leden van de PvdA-fractie op zouden willen gaan. De fractie staat voor de zwakke waarden in de samenleving: burgers/bewoners/huurders en kopers, de natuur- en landschappelijke waarden en de belangen van hen die nog geen stem hebben, te weten de toekomstige generaties. In al ons handelen zullen we rekening moeten houden met elkaar. In een vol land als Nederland wil dat nog wel eens knellen, maar de oplossing is niet om dan maar ge?e?n rekening meer met de ander te houden. Bij de gedachte dat mensen zelf zouden moeten beslissen over het accepteren van afwijkende milieubelasting vraagt de PvdA aandacht voor de ongelijke posities van de initiatiefnemer en de burger. De burger heeft niet dezelfde macht, kennis en informatie en zal de gevolgen van het accepteren van bijvoorbeeld een hogere geluidsbelasting niet kunnen overzien. Laat staan de gevolgen voor de toekomstige bewoners. De PvdA vraagt de regering daarom de burger een prominentere lol te bieden bij visievorming, het ontwerp van nieuwe ontwikkelingen en de uitvoering ervan. De delegatie van besluitvorming van de gemeenteraad naar het college van burgemeester en wethouders is dan een omgekeerde richting.

 

De RvS heeft fundamentele kritiek geleverd op het aanvankelijke wetsvoorstel, zo hebben de leden van de PvdA-fractie gelezen in het advies van de RvS. Hoofdpunten van die kritiek zijn dat de regels waaraan burgers en bedrijven zich moeten houden niet in het wetsvoorstel zijn opgenomen en dat uit het wetsvoorstel onvoldoende blijkt hoe de wettelijke bevoegdheden over de bestuursorganen zullen worden verdeeld. Het wetsvoorstel biedt volgens de PvdA zeer veel ruimte voor overheden en burgers om van wettelijke voorschriften af te wijken. Belangrijke voorschriften over rechtsbescherming en handhaving zijn niet in het voorstel opgenomen. Door de uitvoeringsregels in AMvBs op te nemen doet het wetsvoorstel onvoldoende recht aan de rol van het parlement. Ook los van het voorgaande is de PvdA zeer benieuwd naar de inhoud van de vier aangekondigde AMvBs. Zonder deze inhoud is moeilijk een inschatting te maken wat de feitelijke effecten zullen zijn van de Omgevingswet. Dat geldt ook voor de aanpalende wetgeving. De contouren van de AMvBs en van de aanpalende wetgeving moeten beschikbaar zijn op het moment van vaststelling van de wet en in meer definitieve vorm (nadat de RvS advies heeft uitgebracht en een consultatieronde is geweest) en in ieder geval op het moment van vaststellen van de invoeringswet. De kabinetsbrief van 1 oktober waarin de beoogde planning voor de stelselherziening is weergegeven, bevat een werkbare aanpak. Het zou kunnen dat het wenselijk geacht wordt na lezing van de AMvBs, deze (of delen daarvan) tot wet te verheffen, waardoor een zware voorhang wenselijk wordt geacht.

 

De PvdA acht het van belang een minimumbeschermingsniveau op te nemen in de wet. Dit zou kunnen door in ieder geval alle Europese normen in de wet op te nemen en om aanpalende wetgeving in een artikel in de wet op te nemen. Dat vergroot de integraliteit, uniformiteit en rechtszekerheid naar de mening van deze leden. In de wet moeten in de visie van de PvdA in ieder geval minimale waarborgen voor de kwaliteit van de leefomgeving worden opgenomen, bijvoorbeeld maximale geluidsniveaus binnenshuis en bescherming van drinkwaterwingebieden.

 
#SP: kijk ook eens naar het Duitse Umweltgesetzbuch

 

Voorliggend wetsvoorstel is naar de mening van de leden van de SP-fractie een volledige en integrale herziening van het omgevingsrecht. De door de regering beoogde verbeterdoelen, waaronder vergroting van inzichtelijkheid, voorspelbaarheid en het gebruiksgemak van de wet- en regelgeving, vergunningverlening en handhaving en uitvoeringspraktijk in de fysieke leefomgeving (het omgevingsrecht), zijn volgens de SP op dit moment absoluut niet te toetsen met wat aan stukken voorligt. De «landing» in AMvBs van essentie?le onderdelen en de uitwerking van de uitvoeringspraktijk worden in grote mate gemist. Enig inzicht wat vervolgens terecht komt in ministerie?le regelingen is op dit moment nog volstrekt onduidelijk. De voornemens in het wetsvoorstel zijn zonder meer ambitieus te noemen, maar is de behoefte aan goede en gedegen wetgeving niet ten prooi gevallen aan de behoefte aan snelheid, verbetering en flexibiliteit? Met voorliggend voorstel is vooral uitgegaan vanuit de behoefte(n) van bestuurders en lijkt de positie van burgers van ondergeschikt belang. Het wetsvoorstel is opgehangen aan de begrippen «fysieke leefomgeving» en «gezondheid». De SP mist het begrip en de definitie van «ruimtelijke omgevingskwaliteit». Doordat het begrip fysieke leefomgeving leidend is, kan het wetsvoorstel naar mening van de SP niet zonder een uitputtende definitie van dit begrip. Is het in dit geval wellicht zinvol te kijken naar de Duitse «Umweltgesetzbuch»? Ook Duitsland moet immers gaan voldoen aan EU-regelgeving. Zijn we niet in ieder land en ieder voor zich op dit gebied teveel het wiel aan het uitvinden?

 

In het wetsvoorstel worden bij «omgevingskwaliteit» verschillende begrippen gehanteerd die in het dagelijks leven en in de jurisprudentie verwarring kunnen zaaien, zo meent de SP. De verschillende sectoren, zoals milieu, water, infrastructuur en bouwen, beschikken nog niet over een gezamenlijk vocabulaire. Soms wordt «kwaliteit» gebruikt als norm of maatstaf, die soms ook weer omgevingswaarde wordt genoemd, anderzijds wordt «kwaliteit» gebruikt voor de menselijke beleving en de intrinsieke waarde die de maatschappij toekent aan de identiteit van gebieden en aan dier- en plantensoorten (MvT over artikel 1.3). De invulling van het begrip «kwaliteit van bouwwerken» wordt zelfs geheel in het midden gelaten. De noodzaak tot definie?ren geldt evenzeer voor het begrip «gezondheid». De verwijzing naar artikel 1.6 van de Omgevingswet, waarin de zorgplicht op bijzonder summiere wijze wordt ingevuld, is volstrekt onvoldoende. Deze zorgplicht is te ruim en ongeclausuleerd. De instrumenten genoemd op pagina 9 van de MvT zouden direct duidelijkheid moeten verschaffen over de bedoeling van de wet, waarna de verdere MvT gezien mag worden als een verdere uitleg en verduidelijking van de wet.

 

Voorzien is dat de Omgevingswet uiteindelijk in de plaats komt van 26 wetten. De SP mist per wet een uitleg waarom en op welke wijze de 26 genoemde wetten opgaan in de Omgevingswet. De SP ontvangt graag een transponeringstabel en verduidelijking over welk gedeelte van wetgeving opgaat in de Omgevingswet en welk gedeelte niet. Zo wordt bijvoorbeeld bij de Wet milieubeheer (Wm) gesproken over regelgeving voor plaatsgebonden activiteiten. Wat gebeurt er met de «niet plaatsgebonden activiteiten»? De begrippenlijst geeft geen duidelijkheid over plaatsgebonden activiteiten, wat zijn dat eigenlijk? Wat valt er onder het kopje «verschillende gedoogplichten uit diverse wetten»? Is er een reden waarom bijvoorbeeld de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion) niet opgaat in de Omgevingswet? Op welk moment gaan de Wet Bodembescherming en de Wet geluidhinder op in de Omgevingswet? Worden deze besluiten separaat voorgelegd aan de Tweede Kamer? Zo nee, waarom niet? Ziet de regering meerwaarde indien de Kamer apart over dit soort beslismomenten debatteert? Zo nee, waarom niet?

 

#D66: nauwelijks houvast voor bedrijven en burgers

 

D66 vraagt hoe de maatschappelijke doelen van de voorgestelde Omgevingswetwet tot stand zijn gekomen en of zij gelijk aan elkaar staan, of dat (a) als een voorwaarde voor (b) wordt gezien. Zij vragen hoe de maatschappelijke doelstellingen en de verbeterdoelstellingen zich precies tot elkaar verhouden. Ook willen zij weten of er in de aanloop van deze wet nog meer verbeterdoelen zijn overwogen en, indien dat het geval is, waarom deze dan uiteindelijk niet in de wet zijn opgenomen. Zoals de regering ook stelt in de MvT kunnen de verschillende doelstellingen met elkaar schuren, waar dit gebeurt heeft de regering een «beargumenteerde keuze» gemaakt. Welke uitgangspunten zijn er bij die keuzes gehanteerd?

 

Er heeft geen brede evaluatie van de huidige wet- en regelgeving plaatsgevonden. D66 vraagt de regering daarom om aan te geven op welke manier ze bij het opstellen van deze Omgevingswet heeft onderzocht of de voorgestelde wijzigingen in het omgevingsrecht bijdragen aan een oplossing voor ree?ele problemen. Ook wil D66 weten op welke manier de regering gaat controleren en evalueren of de maatschappelijke doelstellingen en de vier verbeterdoelstellingen door de Omgevingswet in de praktijk wel gehaald worden.

 

De D66-fractie merkt op dat de Omgevingswet zeer gericht is op de procedures van het openbaar bestuur. Bedrijven en burgers krijgen in de wet zelf nauwelijks houvast en verdwijnen naar de achter grond. D66 leden willen graag weten of dit een bewuste keuze is geweest en waarom hier dan voor gekozen is. Ook vragen zij hoe dit zich verhoudt tot de grote verantwoordelijkheid die bij burgers en bedrijven wordt neergelegd. D66 leest dat de regering het voornemen heeft om de AMvBs wel meer op bedrijven en burgers toe te spitsen. Hoe gaat dat er uitzien in de uitwerking? Worden bedrijven, burgers en belangenorganisaties, dan in een vroeg stadium bij de ontwikkeling van de AMvBs betrokken?

 

#ChristenUnie: meer aansluiten bij burgers en bedrijven

 

Volgens de ChristenUnie-fractie is de Omgevingswet een wetgevingsoperatie zonder weerga. Een zeer groot aantal wetten wordt met dit wetsvoorstel gei?ntegreerd in e?e?n wet voor de fysieke leefomgeving. De fractie is onder de indruk van de resultaten die dit tot nu toe heeft opgeleverd. Zo lijkt de leesbaarheid van de wet aanmerkelijk verbeterd en lijkt het voorgestelde systeem ook eenvoudiger. Het is ook goed dat de onderzoekslasten worden verminderd, mits dit wel zorgvuldig gebeurt. Ten slotte juicht de fractie het toe dat er meer ruimte komt voor maatwerk en dat integrale besluitvorming het uitgangspunt is.

 

Tegelijk zijn er wel grote zorgen over de vraag hoe deze omvangrijke wijzigingen gaan landen in de praktijk. In korte tijd zullen overheden veel kennis moeten opdoen over het nieuwe regime en daarnaast wordt ook een cultuurverandering beoogd. De voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel zijn al groot, maar hier komen voor de invoering nog een groot aantal toevoegingen aan het wetsvoorstel bij. Dit zal veel vragen van alle betrokkenen.

 

Ook heeft de ChristenUnie op meerdere onderdelen van de wet vragen die gericht zijn op het vinden van de juiste balans tussen flexibiliteit en rechtszekerheid en ruimte om te ontwikkelen versus beschermen wat we willen behouden in de fysieke leefomgeving. Voorts is het wetsvoorstel nog te sterk gericht is op het stroomlijnen van procedures voor overheden. Voor burgers is dit echter niet altijd wenselijk. Zij hebben weliswaar belang dat zij snel duidelijkheid krijgen of gewenste ontwikkelingen zijn toegestaan, maar burgers willen ook voldoende tijd, mogelijkheden en middelen om te kunnen participeren bij planvorming. Het onderwerp burgerparticipatie moet daarom in het voorliggende wetsvoorstel nog verder worden uitgewerkt.

 

De ChristenUnie constateert dat het wetsvoorstel weinig bepalingen kent die zich tot burgers richten. Feitelijk gaat het alleen om de zorgplicht van artikel 1.6 en de voorzorgplicht van artikel 1.7. Verder komt de burger vooral in beeld als aanvrager van vergunningen. De burger krijgt vooral te maken met de regels van het omgevingsplan, de voorschriften van omgevingsvergunningen en projectbesluiten en de algemene rijksregels, waarin tot de burgers gerichte bepalingen kunnen worden opgenomen. De ChristenUnie-fractie vraagt of hiermee niet de zorg voor de fysieke leefomgeving te veel aan alleen het bestuur wordt overgelaten en waarom er niet meer bepalingen zijn opgenomen over de rol van de burger voor het bereiken van de doelen van de wet.

 

De focus op de procedures voor de overheid ook gevolgen heeft voor ondernemers. In de Wm stond e?e?n hoofdstuk voor inrichtingen. Door de Wabo is dit in tweeën geknipt. In de Omgevingswet komt indien het wetsvoorstel wordt aangenomen in het geheel geen hoofdstuk meer over inrichtingen en wordt er gekeken naar de losse activiteiten. Sluit dit wel voldoende aan bij de werkwijze van bedrijven? Waarom is geen aansluiting gezocht bij het Europese installatiebegrip. Op het niveau van de AMvBs zal wel een doelgroepenbenadering centraal staan. Hoe wordt dit geborgd?

 

Het Europese recht vormt een belangrijke pijler voor de Omgevingswet. Het betreft echter alleen de beleidscyclus en de instrumenten. Waarom zijn kernbepalingen van de belangrijkste Europese Richtlijnen, zoals art. 4 van de Europese Richtlijn industrie?le emissies (IED), dat bepaalt dat een installatie niet mag worden gee?xploiteerd zonder vergunning, en art. 11 dat verlangt dat de beste beschikbare technieken (BBT) moeten worden toegepast, niet in het wetsvoorstel opgenomen? De ChristenUnie-fractie constateert dat de Omgevingswet in belangrijke mate een raamwet is. Er zal nog een grote discussie volgen over de invulling van de concrete normen zoals de omgevingswaarden en de nadere uitwerking van procedures in de verschillende AMvBs en uitvoeringsregelingen. Dit maakt het lastig om op dit moment in te kunnen schatten of het nieuwe stelsel de huidige knelpunten gaat oplossen en of er eventueel nieuwe knelpunten zullen ontstaan. Dit is een grote zorg aangezien met het wetsvoorstel het stelsel ingrijpend (en kostbaar) gewijzigd zal worden.

 

De Omgevingswet beoogt eenvoud door integratie. De wetten die worden gei?ntegreerd hebben echter een zeer verschillend karakter. Ver doorgevoerde integratie kan daarom ook zorgen voor onzekerheid en juist meer onduidelijkheid. Onderzoek bij de verdere ontwikkeling van de Omgevingswet steeds weer of de vooronderstellingen die aan de wet ten grondslag liggen correct zijn en ga na of de voorgestelde wet- en uitvoeringsregelgeving een oplossing biedt voor ree?le problemen. Er heeft geen evaluatie van de huidige wetgeving plaatsgevonden. Waarom niet, gezien de enorme transitiekosten van de Omgevingswet? De fractie vraagt hoe de Omgevingswet gee?valueerd gaat worden en waarom er wel een evaluatie van de staat van de leefomgeving is opgenomen maar geen wettelijke evaluatie van de werking van het stelsel.

 

(Tweede Kamer, 33 962, nr. 6, 29 oktober 2014)

Gerelateerde info:

Artikel delen