Voor biomassa lijkt in een klimaatneutrale, circulaire economie een belangrijke rol weggelegd. Tegelijkertijd is er veel maatschappelijke discussie over biomassa. Het gebruik van biomassa moet hoe dan ook aan duidelijke duurzaamheidscriteria voldoen, waarbij internationale klimaatdoelen niet ter discussie worden gesteld. Hoeveel biomassa in de toekomst beschikbaar is en welke toepassingsmogelijkheden verantwoord zijn, hangt vervolgens sterk af van het bredere perspectief dat men hanteert. Dat concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving in de studie ‘Beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa’.
Het kabinet wil een breed gedragen duurzaamheidskader biomassa opstellen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daartoe aan de SER gevraagd hier advies over uit te brengen. Als input daarvoor is het PBL verzocht de beschikbaarheid en de optimale toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa voor Nederland in te schatten.
In overleg met het Ministerie is de studie beperkt tot productie en toepassing van biomassa voor materialen, voor energie en brandstoffen, voor toepassing als grondverbeteraar en als grondstof voor de chemie. Het direct meenemen van de gehele voedsel- en veevoersector zou op dit moment te ambitieus geweest zijn.
Over biomassa lopen de opvattingen in de maatschappij zeer uiteen. Daarom is een biomassastudie alleen dan zinvol als vanaf het begin diverse zienswijzen betrokken worden. Hiertoe is een ‘joint fact finding’ uitgevoerd. Het PBL heeft bijeenkomsten, interviews en een online consultatie georganiseerd, waarin bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen hun kennis en inzichten hebben gedeeld. De ingebrachte argumenten zijn getoetst aan meer dan 400 studies en rapporten die zijn aangedragen door de stakeholders en voortkomen uit eigen literatuuronderzoek.
De literatuur laat een grote bandbreedte in schattingen van behoefte aan en beschikbaarheid van biomassa zien. Deze hangt samen met de onderliggende aannames over de land- en bosbouwproductiviteit, het beschikbare areaal, de hoeveelheid restmateriaal die na de oogst op land- en bos-bouwgrond moet achterblijven i.v.m. bodemkwaliteit en -vruchtbaarheid, de bruikbaarheid van marginale gronden voor biomassateelt en de waterbeschikbaarheid. Het perspectief van waaruit men redeneert bepaalt vervolgens in hoge mate de toepassingen die men als ‘goed’ beschouwt en de waarde die men hecht aan hoge dan wel lage schattingen. In het rapport worden de vijf belangrijkste perspectieven op biomassa in kaart gebracht, met een focus op respectievelijk klimaat, hernieuwbare energie (met minimale inzet van biomassa), circulariteit, ecologie en duurzame ontwikkeling.
Er zijn zeker ook punten van overeenstemming. De klimaatdoelen worden niet ter discussie gesteld. Men vindt dat zorgvuldig met de bodem moet worden omgegaan. Hout kan en mag onder voorwaarden worden geoogst. Voor biomassa is een blijvende rol weggelegd als materiaal en als grondstof voor de chemie. Als energetische toepassing onvermijdelijk is om de doelstellingen voor duurzame energie te halen, dan bij voorkeur waar alternatieven moeilijk beschikbaar zijn. Directe verbranding van primaire biomassa is één van de minst geprefereerde opties. Het vertrouwen in de duurzaamheid van biomassa is het grootst wanneer deze afkomstig is uit Nederland, en ook groter wanneer deze afkomstig is uit de EU en niet uit de rest van de wereld. Het belang van ecologische, sociale en economische aspecten in de herkomstgebieden wordt onderschreven.
De grote ranges in beschikbaarheid van en behoefte aan duurzame biomassa vormen een uitdaging voor het vormgeven van het duurzaamheidskader. Het PBL benoemt in zijn studie aandachtspunten voor het kader, waaronder de volgende:
Verlies van biodiversiteit is een reëel risico. Tegelijk lijkt een significante rol weggelegd voor biomassa in een klimaatneutrale, circulaire economie.
Een gezonde en vruchtbare bodem moet worden gewaarborgd, in overeenstemming met de EU-wetgeving.
Aangaande indirect landgebruik (gevolgen gewasteelt biomassa voor gebruik van landbouw- en bosareaal) lijkt het verstandig aan te sluiten bij het EU-wetgevingstraject.
Het ‘fair share’-principe (aandeel Nederlands gebruik in mondiale gebruik biomassa) is lastig te vertalen in beleid. Verstandiger lijkt het in te zetten op eerlijke, transparante handel in biomassa.
Luchtkwaliteit en gezondheidseffecten moeten meegenomen worden.
Het stellen van eisen aan geïmporteerde biomassa kent zijn beperkingen, ook juridisch. Nederland moet het gesprek hierover in EU-verband actief blijven voeren.
Verslag van een zoektocht naar gedeelde feiten en opvattingen
Voor biomassa lijkt in een klimaatneutrale, circulaire economie een belangrijke rol weggelegd. Tegelijkertijd is er veel maatschappelijke discussie over de wenselijkheid van (grootschalige) productie en het gebruik van verschillende soorten biomassa voor energie, chemie en materiaaltoepassingen. Hoeveel duurzame biomassa in de toekomst beschikbaar is en welke toepassingsmogelijkheden verantwoord zijn, hangt vervolgens sterk af van het perspectief dat men hanteert.
Het kabinet wil een breed gedragen integraal duurzaamheidskader voor alle typen biomassa opstellen. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft daartoe aan de SER gevraagd hier advies over uit te brengen. Als input daarvoor is het PBL verzocht de beschikbaarheid en de optimale toepassingsmogelijkheden van duurzame biomassa voor Nederland in te schatten.
Over wat duurzame biomassa uit land- en bosbouw is en waarvoor het gebruikt mag worden lopen de opvattingen in de maatschappij zeer uiteen. Daarom is een biomassastudie alleen dan zinvol als vanaf het begin diverse zienswijzen betrokken worden. Hiertoe is een ‘joint fact finding’ uitgevoerd. Het PBL heeft bijeenkomsten, interviews en een online consultatie georganiseerd, waarin bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen hun visie, kennis en inzichten hebben gedeeld.
Het maatschappelijk debat over biomassa, karakterisering van de perspectieven
De literatuur laat een grote bandbreedte in schattingen van behoefte aan en beschikbaarheid van biomassa zien. Deze hangt samen met vele onderliggende aannames. Het perspectief van waaruit men redeneert bepaalt vervolgens in hoge mate de toepassingen die men als ‘goed’ beschouwt en de waarde die men hecht aan hoge dan wel lage potentieelschattingen.
Er zijn zeker ook punten van overeenstemming. De klimaatdoelen worden niet ter discussie gesteld. Men vindt dat zorgvuldig met de bodem moet worden omgegaan. Hout kan en mag onder voorwaarden worden geoogst. Voor biomassa is een blijvende rol weggelegd als materiaal en als grondstof voor de chemie. Als energetische toepassing onvermijdelijk is om de klimaatdoelen te halen, dan bij voorkeur waar alternatieven moeilijk beschikbaar zijn. Het vertrouwen in de duurzaamheid van biomassa is het grootst wanneer deze afkomstig is uit Nederland, en ook groter wanneer deze afkomstig is uit de EU en niet uit de rest van de wereld.
De grote ranges in beschikbaarheid van en behoefte aan duurzame biomassa en de verschillende visies daarop vormen een uitdaging voor het vormgeven van het duurzaamheidskader. Het PBL benoemt daarom een aantal aandachtspunten die in het kader meegenomen kunnen worden.
In het kader van dit onderzoek zijn in opdracht van het PBL een tweetal achtergrondstudies uitgevoerd door CE-Delft en De Gemeynt ism MSG Sustainable Strategies.
Bio-scope - Toepassingen en beschikbaarheid van duurzame biomassa (CE-Delft)
Biomassa in perspectief - Joint fact-finding biomassa – een zoektocht naar feiten in een verhitte discussie (De Gemeynt en MSG Sustainable Strategies)