Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over planning stelselherziening Omgevingsrecht

Minister Ollongren (BZK) stuurt de Tweede Kamer een brief over de planning van de stelselherziening Omgevingsrecht en een reactie op de motie van de Kamerleden Ronnes en Van Tongeren. Deze motie vraagt de Invoeringswet Omgevingswet als sluitstuk van het wetgevingstraject aan de Tweede Kamer voor te leggen.

26 juni 2018

In het AO Omgevingsrecht van 28 maart jl. en het AO NOVI van 18 april jl. heb ik u toegezegd een verkorte uitleg te geven bij de planning van de stelselherziening Omgevingsrecht in aanvulling op

mijn brief van 8 maart jl 1

). In deze brief geef ik de door u verzochte uitleg en ga ik specifiek in op de momenten die voor u als Kamer van belang zijn. Daarnaast ga ik in op de motie die de commissieleden Ronnes en Van Tongeren bij het VAO van 12 april hebben ingediend 2). Een afschrift van deze brief zal ik aan de voorzitter van de Eerste Kamer sturen, naar aanleiding van de brief van 17 mei 2018 van de voorzitter van de Eerste Kamer 3) over de planning van de stelselherziening omgevingsrecht.

1) Kamerstukken II 2017/18, 33118, nr. 102

2) Kamerstukken II 2017/18, 33118, nr. 105

3) Kenmerk 162619.01U d.d. 17 mei 2018

Nu verschillende producten, straks één stelsel met één wet, vier AMvBs en één regeling

Op 1 januari 2021 zal het nieuwe stelsel voor het omgevingsrecht in werking treden: de Omgevingswet, de vier AMvBs en de Omgevingsregeling. Het fundament van het stelsel is gelegd: de Omgevingswet is met zeer ruime meerderheid in 2016 aangenomen in beide Kamers en inmiddels gepubliceerd; en de voorhangprocedure van de vier Algemene Maatregelen van Bestuur is in 2017 afgerond. Op dit moment wordt verder gebouwd aan de kern van het stelsel: het wetsvoorstel Invoeringswet wordt naar verwachting nog voor de zomer bij uw Kamer ingediend en ook het Invoeringsbesluit staat al in de steigers. Daarnaast zijn ook de voorbereidingen voor de aanvullingswetten en de aanvullingsbesluiten voor bodem, geluid, grondeigendom en natuur gestart. Deze wetten en besluiten wijzigen de Omgevingswet en de vier basisbesluiten, om die aan te vullen met onderwerpen.

Er wordt dus verder gewerkt aan het stelsel via verschillende wetgevingsproducten. De komende 1,5 jaar gaan er nog verschillende wetgevingsproducten naar uw Kamer, zoals de volgende tabel laat zien:

Als stelselverantwoordelijk minister zal ik de Invoeringswet en het Invoeringsbesluit aan uw Kamer aanbieden. Daarnaast ben ik verantwoordelijk voor de Aanvullingswet en -besluit grondeigendom. Mijn collega, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, biedt u de Aanvullingswetten en -besluiten op de themas bodem en geluid aan. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid tenslotte, zal de aanbieding van Aanvullingswet en - besluit Natuur voor haar rekening nemen. U bepaalt zelf in welke commissie(s) u deze wetgevingsproducten wilt behandelen.

Motie Ronnes en Van Tongeren

Ik ben blij met de bedoeling van de motie van de leden Ronnes en Van Tongeren2, namelijk dat de Kamer tijdig alle wetgevingsproducten van de Omgevingswet op hun effectiviteit kan beoordelen. Ik lees de motie, ook met de uitleg tijdens AO en VAO in gedachten, als een verzoek om de gelegenheid te krijgen in de Omgevingswet zaken te repareren die bij behandeling van Aanvullingswetten naar voren kunnen komen. In verband hiermee verzoekt u mij om de Invoeringswet als sluitstuk aan uw Kamer aan te bieden.

Zoals hierboven aangegeven, zult u op weg naar de inwerkingtreding op 1 januari 2021 nog diverse wetgevingsproducten aangeboden krijgen. U heeft tot en met de behandeling van de laatste aanvullingswet de gelegenheid zich een oordeel te vormen over zowel de wijzigingen binnen het specifieke wetsvoorstel zelf als over hoe de Omgevingswet er na de invlechting van een wetsvoorstel uit komt te zien. Voor het uitvoeren van eventuele reparaties aan het stelsel, bijvoorbeeld bij de behandeling van een aanvullingswet, bent u dus niet afhankelijk van het debat over de Invoeringswet. U kunt deze reparaties eventueel via het desbetreffende aanvullingsspoor doorvoeren, als ware het een veegwet. Hetzelfde geldt voor de voorhang van invoerings- en aanvullingsbesluiten.

Ik vind het belangrijk om op ieder moment zicht op het totaal te blijven houden; ik kan me voorstellen dat u eenzelfde wens heeft. Daarom zeg ik u toe om bij de behandeling van wetsteksten de geconsolideerde tekst van de Omgevingswet ter beschikking te stellen met daarin de voorgestelde wijzigingen via het desbetreffende wetsvoorstel. Ik doe dit via

www.omgevingswetportaal.nl

. Op deze manier wordt helder hoe de voorgestelde wijzigingen van wetsvoorstellen in de tekst van de Omgevingswet doorwerken en ontstaat een geïntegreerd beeld. Bij behandeling van de voorstellen voor de Invoeringswet of één van de aanvullingswetten kunt u zich daarmee (ook) een oordeel vormen over hoe het stelsel eruit zal zien na invlechting van de wijziging. Ik zal u op een zelfde manier voorzien van geconsolideerde versies bij de voorhangprocedure van de wijzigingen van de vier AMvBs op grond van de Omgevingswet die met het Invoeringsbesluit of de aanvullingsbesluiten worden voorgesteld. Op deze manier kunt u eenvoudiger inschatten of u reparaties noodzakelijk vindt. U kunt zo telkens de effectiviteit van de wijzigingen relateren aan het gehele stelsel.

Ik denk dat ik zo tegemoet kom aan de strekking en achterliggende wens van de motie.

Politieke duidelijkheid noodzakelijk voor een tijdige, goed voorbereide inwerkingtreding

Wat de planning van specifiek de Invoeringswet betreft, wil ik graag expliciet met u delen dat ik het om meerdere redenen onwenselijk en budgettair kwetsbaar vind om nu te wachten met de behandeling van de Invoeringswet. De inhoud hiervan is namelijk bijzonder belangrijk voor de voorbereiding van de uitvoeringspraktijk op de Omgevingswet: hierin wordt onder meer het overgangsrecht voor de kerninstrumenten geregeld en wordt de noodzakelijke juridische basis gelegd voor de inrichting van het digitale stelsel omgevingsrecht (DSO). Zonder politieke duidelijkheid over deze juridische basis kan er niet langer in het huidige tempo doorgebouwd worden, waardoor het DSO niet tijdig klaar zal zijn om de voorbereiding van de inwerkingtreding te kunnen ondersteunen. Bovendien is tijdige politieke duidelijkheid nodig om Nederland te helpen zich voor te bereiden op de komst van de Omgevingswet. Door alle betrokkenen (Rijk, VNG, IPO, UvW en bedrijfsleven) wordt toegewerkt naar de inwerkingtreding per 1 januari 2021, een datum die in nauw overleg met de koepels tot stand gekomen is en waarvoor veel draagvlak bestaat. Dit draagvlak is voor mij essentieel omdat ik veel van alle betrokkenen vraag: overheden worden niet alleen gevraagd bekend te worden met de nieuwe wetgeving, maar ook om een geheel andere manier van werken. Zij hebben tijd nodig om zich op deze cultuuromslag voor te bereiden en hun organisaties en werkwijze hierop af te stemmen.

Ik schat daarom in dat uitstel van de behandeling van de Invoeringswet betekent dat het niet mogelijk is om het stelsel op 1 januari 2021 in werking te laten treden; daar zijn bovendien substantiële middelen mee gemoeid, zowel bij het Rijk als de medeoverheden. Zoals ik u in mijn brief van 6 oktober 2017 schreef, monitor ik aan het begin van elk jaar samen met deze betrokkenen de planning om te bezien of er extra inspanningen nodig zijn om deze datum te halen en informeer ik u over de uitkomsten per brief. Met de huidige streefdatum inwerkingtreding betekent dit dat u de laatste van deze brieven begin 2020 ontvangt.

Inwerkingtreding in relatie tot Voorjaarsnota

Zoals ik uw Kamer onder meer in mijn brieven van 8 december 2017 4) en 8 maart en mondeling tijdens het Algemeen Overleg van 28 maart jl. heb toegezegd, kom ik na de Voorjaarsnota terug op de financiën van Omgevingswet. De consequenties van het BIT-advies, en de herplanning waarover eerder besloten is, zijn in beeld gebracht. Met de middelen die door middel van de Nota van wijziging zijn overgekomen naar BZK, de reeds beschikbare middelen en de middelen die bij Voorjaarsnota door het kabinet zijn vrijgemaakt, is er ruimte om het traject tot aan invoering van de wet met vertrouwen voort te zetten met onder andere oplevering in 2019 van de landelijke voorziening van het DSO op het basisniveau. Dat neemt niet weg dat er een forse inspanning van alle partijen nodig is om de planning te halen. Daarbij blijft de interbestuurlijke eindambitie zoals verwoord in het Bestuursakkoord leidend.

4) Kamerstukken II 2017/18, 33118, nr. 100

Overige aanstaande informatievoorziening aan uw Kamer

De afgelopen periode heb ik u op diverse onderwerpen nog informatie toegezegd. Over de volgende onderwerpen kunt u van mij nog informatie verwachten voor het zomerreces:

- Voortgangsbrief implementatie Stelselherziening (toezegging in mijn brief van 8 maart), waarbij ik ook in ga op de top 3 van activiteiten die in het DSO worden opgenomen (toezegging Algemeen Overleg van 28 maart) - De hoofdlijnen van het Invoeringsbesluit (toezegging in mijn brief van 8 maart) - Vormgeving vergunningaanvraag en participatie bij mijnbouwactiviteiten (toezegging Algemeen Overleg 28 maart).

Artikel delen