Sinds afgelopen zondag (15 maart) gelden in heel Nederland aanzienlijke beperkingen die de overheid heeft opgelegd om de Corona-crisis binnen de perken te houden. De Corona-maatregelen die zondag per 18.00u zijn ingegaan betreffen de sluiting van horeca, sportclubs, sauna’s etcetera. Bij de implementatie hiervan is ook het eerder afgekondigde verbod op evenementen en samenkomsten met meer dan 100 bezoekers opgenomen. Op welke juridische basis berusten deze maatregelen en hoe kan de naleving ervan worden afgedwongen? Dat lichten wij in dit blogbericht toe.
Infectieziekten zijn door de wetgever onderverdeeld in groepen. Het coronavirus is bij ministeriële regeling aangewezen als infectieziekte in groep A. De leiding van de bestrijding van een infectieziekte uit deze groep, berust op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid bij de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Die kan de voorzitter van de veiligheidsregio opdragen “hoe de bestrijding ter hand te nemen”. Dit sluit aan bij diens rol op grond van artikel 6 lid 4 van de Wet publieke gezondheid: de voorzitter van de veiligheidsregio draagt zorg voor de bestrijding van een epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A.
Als voor het implementeren van maatregelen die de rijksoverheid voorschrijft besluiten van de voorzitter van de veiligheidsregio nodig zijn, moeten die wel binnen zijn bevoegdheden vallen. Voor de zondag afgekondigde maatregelen, zijn de bevoegdheden die de Wet publieke gezondheid aan de voorzitter van de veiligheidsregio toekent niet toereikend.
Daarom is ook de Wet veiligheidsregio’s in stelling gebracht. Artikel 39 van die wet bepaalt dat in geval van een (dreigende) ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, de voorzitter van de veiligheidsregio ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing bij uitsluiting bevoegd is om toepassing te geven aan artikel 172 tot en met 176 Gemeentewet. Dit zijn de openbare-ordebevoegdheden van de burgemeester. Op die manier zijn de zondag afgekondigde maatregelen dan ook opgelegd: de voorzitters van alle 25 Nederlandse veiligheidsregio’s hebben ieder een noodverordening op grond van artikel 176 Gemeentewet vastgesteld met alle hiervoor genoemde verboden.
Een noodverordening kan worden vastgesteld in geval van “oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan”. Naar onze mening wordt de reikwijdte van deze bevoegdheid niet groter doordat de minister het nemen van maatregelen heeft voorgeschreven op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid. Ook in Corona-tijd zal een open restaurant in principe geen aanleiding zijn voor een “oproerige beweging” of “ernstige wanordelijkheden”. We moeten er dan ook vanuit gaan dat de maatregelen in dit geval zijn genomen omdat de Corona-crisis of althans verdere besmetting wordt beschouwd als een (dreigende) ramp.
Een noodverordening is een gemeentelijke verordening waarvan overtreding een strafbaar feit oplevert. De strafrechtelijke naleving kan dan ook worden afgedwongen door ambtenaren die met de opsporing van strafbare feiten zijn belast, zoals politieagenten en bijzondere opsporingsambtenaren. Daarnaast kan de voorzitter van de veiligheidsregio aanwijzingen geven op grond van artikel 3 van de noodverordening. Verder kan hij gebruik maken van zijn bevoegdheden op grond van artikel 174 lid 2 en artikel 172 lid 2 Gemeentewet bij overtreding van de noodverordening. De wetgever heeft nagelaten de bevoegdheid van artikel 125 Gemeentewet tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom in de Wet veiligheidsregio’s aan de voorzitter van de veiligheidsregio toe te kennen.
Andere maatregelen ter bestrijding van de Corona-crisis zouden tot aanvullingen op de noodverordeningen van de veiligheidsregio’s kunnen leiden. Zo was vandaag in het nieuws dat de supermarkten hebben gevraagd om betalen met contant geld te verbieden. Als ervan uit wordt gegaan dat een noodverordening een geschikt middel is om deze crisis controleerbaar te houden, en een verbod op contant geld draagt daaraan bij, dan zou ook dat bij noodverordening kunnen worden geregeld.