Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord: sectortafel elektriciteit

Op 10 juli 2018 is het Voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord aangeboden aan de minister van Economische Zaken en Klimaat. In dit Voorstel zijn vanuit onder meer de sectortafel Elektriciteit hoofdlijnen geformuleerd voor een toekomstbestendig klimaatbeleid. In dit blogbericht geven wij een overzicht van de belangrijkste uitdagingen en uitgangspunten die zijn geformuleerd door deze sectortafel.

28 september 2018

Beoogde doorgroei hernieuwbare elektriciteit: afhankelijk van vraagkant

Het centrale doel van het Klimaatakkoord is het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen in Nederland in 2030 met 49% ten opzichte van 1990. Het halen van de doelstellingen in 2030 eist een overgang van opwekking van elektriciteit door fossiele bronnen naar hernieuwbare opwekking. Bij de sectortafel Elektriciteit is deze transitie naar een CO2-vrij elektriciteitssysteem ingevuld met een groei aan hernieuwbare elektriciteit van 17 Terawattuur (TWh) nu naar 84 TWh in 2030, te leveren door middel van wind op zee, wind op land en zonne-energie. De sectortafel erkent dat hierbij grote uitdagingen bestaan. Enkele van deze uitdagingen worden hierna nader besproken.

Een eerste sectoroverstijgende constatering is dat de toekomstige elektriciteitsvraag, en daaraan gekoppeld het noodzakelijke vermogen aan duurzame opwekking, ook afhankelijk is van de elektrificatie van de industrie, de gebouwde omgeving en de mobiliteitssector. Hoe snel gaat de uitrol van elektrisch rijden bijvoorbeeld? De ambities voor de hernieuwbare opwekking zijn daardoor afhankelijk van de vraag die blijkt uit de andere sectortafels. Er zal dan ook in deze sectoren ingezet moeten worden op het stimuleren van duurzame energie om de uitstoot van fossiele brandstoffen terug te kunnen dringen. Om de vraag en het aanbod op elkaar af te stemmen, volgt mogelijk nog een bijstelling naar aanleiding van de doorrekening van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Draagvlak en participatie

Draagvlak en participatie zijn volgens de sectortafel essentieel voor de uitvoerbaarheid van de energietransitie. Het is daarom wenselijk om belanghebbende partijen te betrekken bij de planvorming en hen waar mogelijk ook in staat te stellen om hun steentje bij te dragen, bijvoorbeeld door het bieden van mogelijkheden tot financiële participatie in projecten die hernieuwbare energie opwekken. De transitie naar een CO2-vrij elektriciteitssysteem wordt zo van iedereen. De ambitie is daarnaast dat 50% van de nieuwe hernieuwbare productie op land in eigendom komt van de lokale omgeving.

Naast overheden hebben ook initiatiefnemers een verantwoordelijkheid bij het creëren van maatschappelijk draagvlak en de inzet op participatie. Zij zijn daar ook bij gebaat, omdat een groter draagvlak onder burgers zal zorgen voor soepelere realisatie van projecten en minder procedures. De

Gedragscode draagvlak en participatie wind op land

, afkomstig van onder andere de Nederlandse WindEnergie Associatie (NWEA), wijst bijvoorbeeld op het opstellen van een participatieplan bij de vormgeving van een project, waarin de verschillende maatregelen die bijdragen aan de participatie van omwonenden worden opgenomen. Te denken valt hierbij aan consulterende gesprekken met belanghebbenden en mogelijkheden tot financiële participatie. Uit de Gedragscode volgt echter ook dat het opstellen van een dergelijk plan of het bijdragen aan de participatie van omwonenden op een andere manier momenteel niet juridisch afdwingbaar is. Het is dan ook de vraag op welke wijze aan de uitdagingen om belanghebbenden meer bij de energietransitie te betrekken vorm gegeven zal worden.

Ruimtegebruik

De realisatie van het Klimaatakkoord wordt één van de grootste opgaven voor de ruimtelijke ordening van de komende decennia. Een duurzaam energiesysteem vergt ruimte en is zichtbaar, hetgeen weer gevolgen heeft voor de mate van draagvlak voor de energietransitie. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de ruimtelijke inpasbaarheid van wind- en zonneparken op land. Er moet bij deze inpassing met veel verschillende belangen rekening worden gehouden en er zullen (soms ingrijpende) ruimtelijke keuzes moeten worden gemaakt. Om de beschikbare ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten heeft de sectortafel Elektriciteit uitgangspunten geformuleerd. Door in te zetten op meervoudig ruimtegebruik, het zo dicht mogelijk bij elkaar brengen van de vraag naar en het aanbod van hernieuwbare energie, te zoeken naar functiecombinaties (met onder meer natuur en landschap) en aan te sluiten bij de specifieke kwaliteiten van een gebied, moeten duurzame energiebronnen ruimtelijk worden ingepast.

Het zoeken naar balans tussen de inpassing van duurzame energie en andere ruimtelijke belangen waaronder de kwaliteit van de leefomgeving is geen nieuwe taak waar overheden voor komen te staan. Nu de opgave echter bijna vervijfvoudigd wordt, neemt ook het belang van een goede ruimtelijke ordening toe en wordt de uitdaging groter en groter. Over de ruimtelijke inpasbaarheid van duurzame energie is recentelijk het advies Opwekking van duurzame energie op rijksgronden uitgebracht, waarover wij al eerder een

blog

schreven. Ook in dit advies wordt gewezen op het integreren en combineren van de verschillende opgaven van de energietransitie om de ruimtelijke impact te verkleinen. Daarnaast roept dit advies op om een Nationale Structuurvisie Energie (NSE) op te stellen. Een dergelijke structuurvisie kan een nuttige aanvulling vormen op de al bestaande Rijksstructuurvisies Windenergie op zee en Windenergie op land. In een NSE kan een langetermijnvisie worden uitgewerkt en kan een integrale benadering van het rijksbeleid inzake de energietransitie worden gemaakt.

Ook wat betreft de ruimtelijke inpassing van zonne-energie is er behoefte aan een afwegingskader. Onlangs werd door de Tweede Kamerfracties van de vier regeringspartijen een

motie

ingediend waarin het kabinet wordt verzocht om een zonneladder op te stellen. Deze zonneladder moet gemeenten en provincies richtlijnen bieden om te bepalen waar de ontwikkeling van zonne-energie gewenst is. Het benutten van daken en het zoveel mogelijk ontzien van landbouwgrond en natuur zullen daarbij de uitgangspunten vormen om de ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

Kostenreductie

Het volgende uitgangspunt dat door de sectortafel Elektriciteit is geformuleerd is de inzet op een subsidieloze duurzame energiesector vanaf 2025. Tot die tijd blijft de SDE+ subsidieregeling beschikbaar voor hernieuwbare elektriciteitsopties. Ondertussen moet gewerkt worden aan de reductie van de productiekosten van duurzame energie, waardoor de inzet op hernieuwbare energie wordt gestimuleerd door de markt in plaats van door subsidiëring. Indien nodig kunnen na 2025 alternatieve instrumenten worden overwogen om de investeringszekerheid te borgen. Een verkenning daartoe zal starten in 2021, waarbij onder andere zal worden gekeken naar een leveranciersverplichting en het verder stimuleren van de vraag naar hernieuwbare elektriciteit.

Het reduceren van de productiekosten kan een belangrijke bijdrage leveren aan de groei van duurzame energie. De doelen zijn echter ook ambitieus. Het Voorstel maakt nog niet inzichtelijk op welke manier de kosten gedrukt zullen worden en hoe de investeringszekerheid gegarandeerd zal blijven. Dat de leveranciersverplichting niet per definitie efficiënter en effectiever is dan de SDE+ subsidieregeling, schreef de toenmalige Minister van Economische Zaken in 2013 nog in een

brief over de stimulering van duurzame energieproductie

. Daarnaast kunnen de doelen voor draagvlak en participatie de kostenreductie bemoeilijken vanwege oplopende kosten.

Tot slot

Met het Voorstel is een belangrijke stap gezet richting het Klimaatakkoord. De centrale doelstellingen uit het Voorstel voor de sectortafel Elektriciteit vragen om de vaststelling van ambitieus beleid. Zoals uit dit blogbericht en ons eerdere

blog

over de realisering van windenergie op land blijkt, zal de duurzame energiesector de komende decennia voor de nodige uitdagingen komen te staan. Bij het te lijf gaan van die uitdagingen zullen niet alleen overheden, maar ook initiatiefnemers en burgers een essentiële rol spelen. Daarnaast is de energietransitie afhankelijk van de vraag naar hernieuwbare energie en dienen ook in andere sectoren prikkels gecreëerd te worden om die vraag te stimuleren. Zo zullen de vijf sectortafels uiteindelijk samen moeten gaan bijdragen aan een breed gedragen en toekomstbestendig Klimaatakkoord.

Zie ook ons eerdere blogbericht in deze serie:

Hoofdlijnen van het Klimaatakkoord: sectortafel industrie

Door Erwin Noordover en Jane van der Loo op Stibbeblog

Artikel delen