Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Herziening Warmtewet: door de Tweede Kamer geloodst

De Warmtewet is slechts een paar jaar oud maar wordt alweer gewijzigd. De aankomende herziening moet leiden tot een beter functionerende bescherming van gebonden consumenten die te maken hebben met een monopolist als warmteleverancier. Daarnaast beoogt de herziening regelgeving voor collectieve warmteregeling beter te laten aansluiten op toekomstige ontwikkelingen in het kader van de energietransitie. Op 6 maart 2018 heeft de Tweede Kamer gestemd over de herziening van de Warmtewet. Het voorstel is aangenomen met 123 stemmen vóór, en 27 tegen.

13 maart 2018

Herziening

Een aantal belangrijke wijzigingen heeft betrekking op de tariefregulering. Hoewel voor het berekenen van de prijs voor de leveringscomponent van warmte vooralsnog de gasreferentie gehandhaafd wordt, worden verbeteringen aangebracht in de wijze van berekening van de maximumprijs.

Daarnaast geldt voor een aantal nieuwe elementen in de tariefregulering (de eenmalige aansluitbijdrage, de kosten voor afsluiting en de tarieven voor het beschikbaar stellen van afleversets), dat de maximumtarieven zijn gebaseerd op de werkelijke kosten en niet langer op een gasreferentie. Bovendien krijgen leveranciers en afnemers de mogelijkheid in onderling overleg voor de levering van warmte een andere tariefstelling te kiezen dan op basis van het wettelijke regime.

Moties

Voorafgaand aan de stemming van 6 maart jl. zijn enkele moties ingediend en is één amendement voorgesteld. Nog voor het begin van de stemming is het amendement ingetrokken. Met dit amendement werd beoogd de koppeling met de prijs van aardgas (het niet-meer-dan-anders principe) volledig los te laten.

De Partij voor de Dieren heeft een (tegen)stemverklaring afgelegd. Zij ziet het gebruik van restwarmte afkomstig van vervuilende industrieën als niet volledig duurzaam, en zegt te willen voorkomen dat men voor lange duur aan deze restwarmte vastzitten en daarmee echte verduurzaming wordt uitgesteld. Langdurige contracten van twintig, misschien wel dertig jaar in combinatie met de voorliggende wijziging van de Warmtewet zou leiden tot lock-ins, en afhankelijkheid van onduurzame bronnen waar je dan niet meer zomaar vanaf zou komen.

Van de in totaal 17 moties die zijn ingediend, zijn er 7 aangenomen die wij hierna kort behandelen.

a. Motie van het lid Beckerman c.s. [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 11]

Beckerman c.s. constateert dat woningen zo snel mogelijk gasloos moeten kunnen verwarmen. Alternatieven zijn vaak duurder voor bewoners en het niet-meer-dan-anders-principe zou op de langere termijn niet meer houdbaar zijn. Zij doet een verzoek aan de regering te focussen op de betaalbaarheid van alternatieve warmte, door onder andere het opstellen van controlemechanismen op de geboekte kosten.

b. Motie van het lid Beckerman c.s. [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 12]

Beckerman c.s. constateert dat bepaalde warmtenetten worden aangesloten op fossiele bronnen en overweegt dat daarmee de afhankelijkheid van fossiele bronnen in stand wordt gehouden. De beoogde duurzaamheid zou hierdoor teniet wordt gedaan en zij verzoekt de regering deze zogenaamde 'lock-in' zoveel mogelijk te voorkomen.

c. Motie van de leden Yesilgöz-Zegerius en Jetten [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 13]
I

n deze motie overwegen de leden dat warmtenetten een toenemende rol spelen in de warmtevoorziening voor huishoudens en bedrijven en dat grote, open transportnetten noodzakelijk zijn voor deze warmtevoorziening. Daarnaast overwegen zij dat een vorm van onafhankelijk netbeheer van warmtenetten zorgt voor toegang en daarmee concurrentie op de markt voor (nieuwe) partijen en keuze voor de afnemer. Tevens constateren zij dat een aantal regio's al bezig zijn met de ontwikkeling van grote warmtetransportnetten.

Zij verzoeken in deze motie de regering te laten onderzoeken wanneer en op welke manier de splitsing tussen productie en levering van warmte enerzijds en het warmtetransport en netbeheer anderzijds mogelijk is met het oog op een betere werking van de markt en verdere verduurzaming van de warmtelevering.

d. Motie van de leden Jetten en Dik-Faber [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 20]

De leden constateren dat warmtenetten gevoed kunnen worden door verschillende warmtebronnen en dat de 'footprint' per warmtebron sterk kan verschillen. Tevens overwegen zij dat de verduurzaming van de warmtevoorziening onderdeel zal moeten zijn van het overleg met marktpartijen voor het Klimaatakkoord. Ook is inzicht in en continue verbetering van de CO2-prestatie van warmtenetten gewenst.

De leden verzoeken de regering met de branche te bekijken hoe gebruikers op een toegankelijke manier geïnformeerd kunnen worden over de warmtebron en de mate van duurzaamheid (bijvoorbeeld via een toekomstbestendig CO2-prestatielabel). Tevens wordt verzocht afspraken te maken met de branche over de vergroening van de warmtenetten en met voorstellen te komen om de verduurzaming hiervan verder te stimuleren.

e. Motie van de leden Dik-Faber en Jetten [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 22]

De leden overwegen in deze motie dat het bij de transitie van de warmtevoorziening van belang is dat het besparen van energie ("stap één uit de trias energetica") niet wordt overgeslagen. Zij verzoeken de regering samen met onder andere de warmtebedrijven en de bouwsector invulling te geven aan een combinatie van energiebesparing en duurzame warmte.

f. Motie van het lid Van der Lee [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 24]

Van der Lee merkt op dat zowel de installatie als het onderhoud van de afleversets exclusief voorbehouden blijft aan de warmteleverancier vanwege de veiligheid. Van der Lee overweegt dat dit de marktwerking en de concurrentie in de weg zit, wat nadelige gevolgen kan hebben voor de prijs die de warmteconsument moet betalen. Hij verzoekt de regering te laten onderzoeken of afleversets, die aan de juiste vereisten voldoen, in de toekomst ook door andere partijen geproduceerd kunnen worden. Naar aanleiding van dat onderzoek zou dan besloten kunnen worden tot de vermarkting van de afleversets.

g. Gewijzigde motie van het lid Dik-Faber c.s. [Kamerstukken II 2017/18, 34 723, 29]

In deze motie verzoekt het kamerlid Dik-Faber de regering te onderzoeken, in aanloop naar de Warmtewet 2.0, welke alternatieven er zijn voor de gasreferentie NMDA.

Vervolg en vragen?

Op 13 maart 2018 bespreekt de Eerste Kamercommissie voor Economische Zaken en Klimaat/Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de verdere voorbereiding van het wetsvoorstel.

Artikel delen