Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Helpdesk (Vraag en antwoord) – Afmetingen deur naar buitenberging

In Bouwbesluit in de praktijk (BiP) nr. 10, oktober 2014, is een helpdeskvraag over de toegang van een voorgeschreven vrijstaande buitenberging in de tuin behandeld, uitgewerkt door de Nieman groep en Geregeld bv. De beantwoording van de vraag roept grote vraagtekens op. Gegeven de voorgenomen stelselwijziging is het zaak dat we met zijn allen de inhoud van het Bouwbesluit 2012 correct interpreteren, want anders kunnen de doelstellingen nimmer worden waargemaakt. Vanuit onze kennis van de regelgeving en de achtergronden daarvan komen wij tot een andere beantwoording, die wordt bevestigd door anderen, ondanks dat het ministerie heeft laten weten achter de inhoud van het helpsdeskantwoord te staan. De vraagstelling en het gegeven antwoord geeft ook aanleiding stil te staan bij enkele merkwaardige gevolgen van de gewijzigde vluchtroutesystematiek van het Bouwbesluit 2012.

16 november 2014

Nieuws

Inleiding

In Bouwbesluit in de praktijk (BiP) nr. 10, oktober 2014, is een helpdeskvraag over de toegang van een voorgeschreven vrijstaande buitenberging in de tuin behandeld, uitgewerkt door de Nieman groep en Geregeld bv. De beantwoording van de vraag roept grote vraagtekens op. Gegeven de voorgenomen stelselwijziging is het zaak dat we met zijn allen de inhoud van het Bouwbesluit 2012 correct interpreteren, want anders kunnen de doelstellingen nimmer worden waargemaakt. Vanuit onze kennis van de regelgeving en de achtergronden daarvan komen wij tot een andere beantwoording, die wordt bevestigd door anderen, ondanks dat het ministerie heeft laten weten achter de inhoud van het helpsdeskantwoord te staan. De vraagstelling en het gegeven antwoord geeft ook aanleiding stil te staan bij enkele merkwaardige gevolgen van de gewijzigde vluchtroutesystematiek van het Bouwbesluit 2012.

Case

Gesteld wordt dat omdat het om een overige gebruiksfunctie gaat niet voldaan hoeft te worden aan een doorgang van 0,85 m x 2.3 m. Wel wordt er op gewezen dat vanaf elk punt van de bergruimte een vluchtroute begint waarvan de uitgang afmetingen moet hebben van 0,85m*2.1m.

Analyse

Al eerder

zijn antwoorden

van de Helpdesk bouwregelgeving ter discussie gesteld. Dat doen we nu weer, ook al gaat het op zich om een onderwerp waarvan je je kunt afvragen of die behandeling op landelijk niveau rechtvaardigt, maar hij is aangemerkt als helpdeskvraag van de maand alsof dit de belangrijkste vraag was. Dat zou niet hoeven als de antwoorden zouden aansluiten bij de geldende bouwregelgeving. We zouden van de auteurs mogen verwachten dat ze de voorschriften en de achtergronden ervan kennen. Dat blijkt niet zo te zijn. Dat zou men moeten weten als men de achtergronden van de voorschriften er op na zou slaan. Het vormt ook een bewijs dat het Bouwbesluit 2012 kennelijk onvoldoende geschikt is om het aan de private markt over te laten om zonder tussenkomst van het bevoegd gezag bouwwerken in gebruik te nemen.

Wij pleiten voor samenwerking in de breedste zin des woords met alle deskundigheid aan tafel met het belang van de opdrachtgever en eindgebruiker voorop en niet de belangen van individuele branches, zoals nu aan de orde lijkt te zijn. Het gaat om deskundigheid, onafhankelijkheid en oog voor het algemeen belang.

De regelgevingsfeiten.

Wat stelt Bouwbesluit 2012 voor een woonfunctie:

Artikel 4.22 Vrije doorgang

  • Een doorgang heeft een vrije breedte van ten minste 0,85m en ten minste de in tabel 4.21 aangegeven vrije hoogte. Dit geldt voor een doorgang naar:

a. een verblijfsgebied;

b. een verblijfsruimte; c. een toiletruimte als bedoeld in de artikelen 4.9 en 4.25;

d. een badruimte als bedoeld in de artikelen 4.18 en 4.25;

e. een bergruimte als bedoeld in artikel 4.31;

f. een buitenruimte als bedoeld in artikel 4.35, en

g. een ruimte voor het bereiken van een lift.

Dit geldt ook voor een doorgang op een route vanaf het aansluitende terrein naar een in dit lid bedoelde ruimte.

De berging in de tuin is toch echt de bergruimte als bedoeld in artikel 4.31 van het Bouwbesluit 2012. Artikel 4.22, eerste lid, geldt voor een woonfunctie. Uit het voorschrift blijkt nadrukkelijk dat de doorgang naar de voorgeschreven buitenberging afmetingen moet hebben van 0,85m*2,3m.

De uitleg van de Helpdesk zou betekenen dat de doorgang naar de tuin, zijnde de buitenruimte, wel 2.3 m hoog moet zijn, maar als je dan je fiets uit de schuur wilt pakken, je je hoofd mag stoten!

Het Bouwbesluit 2012 kent vervolgens de volgende bepaling:

Artikel 4.31 Aanwezigheid, bereikbaarheid en afmetingen

  • Een woonfunctie heeft als nevenfunctie een niet-gemeenschappelijke afsluitbare bergruimte met een vloeroppervlakte van ten minste 5m² bij een breedte van ten minste 1,8m en een hoogte daarboven van ten minste 2,3m.

Het is naar ons oordeel helemaal niet relevant dat die bergruimte daarnaast ook nog een overige gebruiksfunctie is.

Als je de berging als aanbouw realiseert met een deur vanuit de woning naar de bergruimte zou wel de 2.3 m hoogte gelden, maar bij een vrijstaande bergruimte niet? Want dan kun je via de bergruimte naar een verblijfsgebied in de woonfunctie? Is dat dan de reden? Nee, op grond van artikel 4.22, aanhef en onder e, geldt dat direct. Dat voorschrift zou illusoir zijn als de uitleg van de Helpdesk de juiste zou zijn.

Als er twee of meer voorschriften gelijktijdig gelden, moet aan beide voorschriften zijn voldaan, oftewel het zwaarste voorschrift is bepalend, in dit geval artikel 4.22 van het Bouwbesluit 2012.

De toegankelijkheidseisen zijn in 1997 ingevoerd bij Stb 1997, 34. Toen werd de hoogte van de toegang van de bergruimte gelijkgeschakeld aan die van andere toegangen binnen de woning. In de toelichting bij dat Staatsblad is ook te lezen wat daarvan de achtergronden zijn.

In BB2003 was de bergruimte niet meer voorgeschreven, maar wel de gemeenschappelijke ruimte voor de opslag van huishoudelijk afval. Ook die moest een toegang hebben van 0,85 m * 2.3 m.

In het Bouwbesluit 2012 is op nadrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer de buitenberging weer verplicht gesteld.

In de uitleg wordt door de Helpdesk gesteld dat vanaf elk punt in een al dan niet verplichte buitenberging een vluchtroute begint, wat weer een forse verzwaring betekent ten opzichte van het BB1992 en het BB2003. Een dergelijke bergruimte is geen brandcompartiment en ook geen subbrandcompartiment (oud rookcompartiment). Er gold voor deze situatie tot 01.04.2012 dan ook geen noodzaak voor een vluchtweg. Voor een groep van bergruimten in de kelder kon deze redenering niet omdat deze groep van bergingen tezamen wel een brandcompartiment vormde. Het gevolg van deze systeemwijziging rond het vluchten in het Bouwbesluit 2012 (het vluchten begint nu op elk punt van een voor mensen bestemde vloer in plaats vanaf de uitgang van een rookcompartiment) heeft zonder dat men dat in de gaten heeft gehad merkwaardige gevolgen.

Wijselijk gaat men maar niet in op het volgende voorschrift van het Bouwbesluit 2012:

Artikel 7.12 Deuren in vluchtroutes

  • Een deur op een vluchtroute is bij aanwezigheid van personen in het bouwwerk uitsluitend gesloten indien die deur tijdens het vluchten, zonder gebruik te moeten maken van een sleutel onmiddellijk over de ten minste vereiste breedte kan worden geopend.

Dit voorschrift geldt ook voor een overige gebruiksfunctie, tenzij het een nevenfunctie is van de hoofdfunctie. Dat betekent dat de vluchtroute van de overige gebruiksfunctie via de woning loopt naar het aansluitende terrein als sprake is van een besloten binnentuin waar een niet voorgeschreven berging aanwezig is. Een onnodig voorschrift naar ons oordeel. Waarom zou er vanuit zon buitenberging een vluchtroute moeten voeren? Er is ook nog zoiets als eigen verantwoordelijkheid.

Die binnentuin is dan de buitenruimte, waarvan in artikel 4.36 niet expliciet is aangegeven dat het om een nevenfunctie gaat wat wel is gedaan bij de bergruimte in artikel 4.35. Dat brengt naar de letter merkwaardige consequenties met zich, waar niemand zich gelukkig iets van aantrekt. De voor- en achterdeur van de woning gaan gewoon met een sleutel op slot, ook al moet er vanuit een buitenruimte een vluchtroute door de woning voeren. Dat geldt ook voor mensen met een daktuin. Vanaf die tuin voert nu sedert 01.04.2012 een vluchtroute naar de toegang/uitgang van de woning. Dat vereist een vaste trap naar het dak die voldoet aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 aan een trap stelt in een bestaand gebouw. Veel bestaande daken zijn op die manier helemaal niet bereikbaar en ook niet te verlaten. Gelukkig gaat het bevoegd gezag aan dat voorschrift in de praktijk voorbij want ze zadelen naar ons oordeel eigenaren en gebruikers onvoldoende doordacht met nodeloze kosten op.

Bedacht moet voorts worden dat nu mantelzorgwoningen onder voorwaarden vergunningsvrij in de (binnen)tuin zijn toegestaan, het vorenstaande wel heel merkwaardige gevolgen heeft. De hoofdwoning moet dan worden ontdaan van deuren die met een sleutel zijn te openen. Dat zien we in de praktijk niet gebeuren.

Gaat het om een berging als bedoeld in artikel 4.31 van het Bouwbesluit 2012 dan is deze rechtstreeks of via een gemeenschappelijke verkeersruimte van een woongebouw te bereiken. Bij een eengezinswoning is het vluchten vanuit een voorgeschreven bergruimte dan ook naar ons oordeel helemaal geen issue dat regeling zou behoeven.

Conclusie

De toepassing van de bouwregelgeving vereist niet alleen technische kennis, maar ook juridische kennis van de structuur en inhoud van de regelgeving en de achtergronden daarvan.

De auteurs van het artikel in BiP zijn zowel technisch inhoudelijk als juridisch aan belangrijke elementen voorbij gegaan.

Dit roept de vraag op of het wel verantwoord is zoals de minister in het Consultatiewetsvoorstel lijkt voor te stellen de toetsing aan het Bouwbesluit 2012 over te laten aan het private bedrijfsleven op de manier zoals voorgesteld. Partijen die bij de voorbereiding van de stelselwijziging nauw betrokken zouden uiterst deskundig moeten zijn, maar blijken bij herhaling onvoldoende de voorschriften correct te kunnen toepassen (deze ERB nieuwsbrief is niet de eerste in zijn soort). Zelfs op het departement weet men kennelijk onvoldoende wat er daadwerkelijk regeling heeft gekregen, zo blijkt onderstaand. Hoewel de uitgangspunten voor de stelselwijziging gelijk zijn (de bouw levert conformiteit, staat daarvoor garant en dwingt de faalkosten drastisch terug) is de Helpdeskbeantwoording naar ons oordeel de zoveelste aanwijzing dat aan de stelselwijziging een andere invulling gegeven dient te worden dan de kwartiermakers, ambtelijk BZK en de minister doen. We moeten de handen ineen slaan en de kennis benutten die er is en vanuit een gezamenlijke aanpak zonder uitsluiting van wie dan ook het beoogde doel nastreven. Bezint eer ge begint.

De opdrachtgever en eindgebruiker hebben er recht op dat conform contract wordt geleverd, met als minimum de publiekrechtelijke voorschriften. Dan moeten die voorschriften natuurlijk wel correct kunnen worden uitgelegd en toegepast.

Het moet in de toekomst fundamenteel anders. In haar rapport 2011-ERB-R001 van september 2011, dat op 15 december 2011 aan de Tweede Kamer is aangeboden, TK 28235, 146, bijlage 3, hebben het ERB, RIGO en TNO daarvoor de bouwstenen aangereikt. Daarin is bepleit dat technische kwesties niet worden voorgelegd aan een toelatingsorganisatie, maar aan een Kennisautoriteit waarin technici en juristen nauw samenwerken. Daarin is ook bepleit om 80% van de eenvoudige bouwopgaven via erkende technische oplossingen tot stand te laten komen.

In dat rapport is ook de vraag opgeworpen het Bouwbesluit 2012 vanuit het belang van de opdrachtgever en de eindgebruiker beter redactioneel vorm te geven en nog eens in een maatschappelijke discussie vast te stellen wat de inhoud daarvan ten minste zou moeten zijn.

Zo is het bijvoorbeeld de vraag of organisaties als Ieder(in), de Woonbond en Aedes zich wel kunnen vinden in de uitleg die bij deze Helpdeskvraag van de maand is gegeven.

Daarom hebben wij deze nieuwsbrief alvorens te publiceren voorgelegd aan het ministerie van BZK. Hun reactie treft u onderstaand aan:

Reactie BZK, drs. Meindert Smallenbroek, Directeur Bouwen Ministerie van Binnenlandse Zaken

en Koninkrijkrelaties:

Het ministerie van BZK kan zich vinden in de uitleg die in Bouwbesluit in de Praktijk staat over de afmetingen van een deur naar een buitenberging. Deze uitleg is in overeenstemming met het Bouwbesluit 2012.

Omdat deze reactie ons bevreemdde hebben wij ook anderen om een reactie gevraagd.

Reactie dr. A.R. Neerhof, Afdeling staats- en bestuursrecht, faculteit der rechtsgeleerdheid, VU Amsterdam

Mij lijkt de uitleg van de Helpdesk merkwaardig.

Uit art. 4.22 jo. art. 4.21 Bb 2012 volgt

dat de bergruimte die een woonfunctie

ingevolge art. 4.31 Bb

als nevenfunctie moet hebben

(met de genoemde minimale vloeroppervlakte, breedte en hoogte) een vrije doorgang van minimaal 0,85 breed en minimaal 2,3 m hoogte moet hebben. De

ingevolge art. 4.31 Bb 2012 verplichte bergruimte

hoort bij de woonfunctie, dus van de tabel bij art. 4.21 is het bepaalde over de woonfunctie onder 1 (dus de eis van de vrije doorgang van 2.3 m) van toepassing. In de tekst van het Bb is voor wat betreft de eis van de vrije doorgang via de bergruimte geen onderscheid gemaakt naar precieze ligging van de bergruimte (t.o.v. de woning), vanaf welke locatie je deze bergruimte bereikt of naar welke locatie je je vanuit de bergruimte begeeft. De eis geldt ongeacht of je je naar de bergruimte begeeft vanuit de woning zelf, vanaf de openbare weg via het aansluitende terrein of een gemeenschappelijke verkeersruimte (als bedoeld in art. 4.31, derde lid, Bb 2012) en ook ongeacht naar welke van deze locaties je je vanaf deze bergruimte begeeft . Ik zie geen aanleiding om hier van de tekst van de wet af te wijken. Zie ook nota bene A. de Jong en J.W. Pothuis, Bouwbesluit 2012 en Regeling Bouwbesluit 2012, Amsterdam: Berghauser Pont Publishing 2012, p. 326-328, 333-334. Zij baseren zich op de wetsgeschiedenis (die heb ik zelf niet meer nagetrokken). Is die weergave juist dan biedt de wetsgeschiedenis geen aanleiding voor een andere interpretatie. Ik zie ook geen aanleiding voor een andere uitleg, redenerend vanuit het systeem van het Bouwbesluit 2012 of de doelstellingen ervan o.i.d.

Ik ben het dus vooralsnog met je eens.

Reactie mr. W.F. Roelink, bouwjurist, Lexington advocaten

Vanmiddag heb ik je concept-publicatie 2014-ERB-P045 Afmetingen deur naar buitenberging en het bericht van 10 dezer van Meindert Smallenbroek gelezen.

Voordat ik mij, vanavond, aan mijn reactie zette trof ik het bericht van Richard Neerhof aan. De lijn daarvan stemt volledig overeen met het (nu overbodige) bericht dat ik je zou hebben gezonden indien ik van de uiteenzetting van Richard geen kennis had genomen.

Zekerheidshalve heb ik de wetsgeschiedenis geraadpleegd. Deze biedt mijns inziens geen (enkele) ruimte voor afwijking van de tekst van de Wet; ook niet op grond van het Bouwbesluit 2012. Ik heb dan ook geen beeld bij de mail van Meindert Smallenbroek.

Het door je ingenomen standpunt deel ik volledig.

Reactie S.A. Brands LL.B (STABU)

Na het tot mij nemen van het vraag en antwoord inzake de Afmetingen deur naar buitenberging en de bijbehorende artikelen in het Bouwbesluit (4.22 lid 1 onder a, jo 4.21 en 4.31 lid 3) kan er worden afgeleid dat de toegang tot de bergruimte een vrije doorgang moet hebben van 0,85m x 2,3m. Het antwoord op de vraag vanuit de Helpdesk Bouwbesluit/Bouwregelgeving zou in deze met ja beantwoord moeten worden.

Een dergelijk antwoord geeft naar mijn mening een onjuist signaal af naar de markt, die ervan op aan moet kunnen dat antwoorden van de helpdesk juist zijn. Indien dit niet geval is kunnen partijen die dit voor waar aannemen, in de problemen geraken. In het geval van enige twijfel over de beantwoording van vragen zou er inhoudelijke toetsing moeten plaatsvinden alvorens deze worden gepubliceerd, dan wel duidelijk vermeld moeten worden dat het antwoord een visie betreft en niet zonder meer voor waar kan worden aangenomen.

STABU onderschrijft echter niet de passage in de concept publicatie en de daadwerkelijke publicatie van dit artikel van het ERB, waarin wordt aangegeven dat (alle) partijen die bij de voorbereiding van de stelselwijziging nauw betrokken zijn, onvoldoende in staat zijn de voorschriften correct te kunnen toepassen. Het doel van partijen is gelijkluidend; STABU heeft in deze vooralsnog geen rol (louter het beheren en aanbieden van aansluitende specificatie mogelijkheden - STABU Bouwbreed - welke in overeenstemming zijn met de vigerende wet- en regelgeving) en laat de invulling van de stelselwijziging over aan de partijen die hiervoor zijn aangesteld, ervan uitgaande dat deze partijen ervoor zullen zorgdragen dat naleving van de bouwtechnische voorschriften door publieke en/of private partijen verbeterd en gegarandeerd wordt.

Uiteraard is BZK in de gelegenheid gesteld te reageren op de ondersteunende verklaringen, doch binnen de gestelde termijn mochten wij helaas geen reactie ontvangen. Wellicht volgen correctieslater.

Door

dr. ir. N.P.M. Scholten, ERB

#Gerelateerde info:

Artikel delen