Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Gezoneerd industrieterrein en maatwerkvoorschriften

Kunnen aan een buiten een gezoneerd industrieterrein (nr. 1 in onderstaande afbeelding) gelegen inrichting (nr. 4 in onderstaande afbeelding) maatwerkvoorschriften worden opgelegd waarmee die inrichting wordt verplicht om ter plaatse van de op het gezoneerde industrieterrein gelegen bedrijfswoningen (nr. 3 in onderstaande afbeelding) te voldoen aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit vastgelegde geluidgrenswaarden? Deze vraag stond centraal in de uitspraak van de Afdeling van 10 augustus 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2182). De Afdeling beantwoordt deze vraag ontkennend. De overwegingen van de Afdeling overtuigen mijns inziens niet.

10 januari 2017

Het geschil

De uitspraak betreft een geschil over de reikwijdte van artikel 2.20 lid 4 van het Activiteitenbesluit. Meer concreet gaat het om de vraag of burgemeester en wethouders bevoegd zijn om bij maatwerkvoorschrift te bepalen dat een buiten een (krachtens de Wet geluidhinder) gezoneerd industrieterrein gelegen inrichting ter plaatse van de op een gezoneerd industrieterrein gesitueerde bedrijfswoningen moet voldoen aan de in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit vastgelegde geluigrenswaarden. De rechtbank had deze vraag bevestigend beantwoord. De Afdeling komt tot een ander oordeel en overweegt dat het stellen van een dergelijk maatwerkvoorschrift zou meebrengen dat de uitdrukkelijke en consequent in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit doorgevoerde keuze van de wetgever om de geluidgrenswaarden niet van toepassing te verklaren op woningen die zich op een gezoneerd industrieterrein bevinden, ongedaan wordt gemaakt.

Nader bekeken

De bevoegdheid om objecten die op grond van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit geen bescherming toekomt toch aan te wijzen als beschermenswaardig object is vastgelegd in artikel 2.20 lid 4 van het Activiteitenbesluit. Voor de volledigheid citeer ik de tekst van deze bepaling op deze plaats: "Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de plaats waar de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19 dan wel 2.19a, voor een inrichting gelden.". Uit de wettekst zelf blijkt niet van een beperking van objecten die burgemeester en wethouders kunnen aanwijzen als beschermenswaardige objecten. Uit de nota van toelichting blijkt zelfs dat de ruime reikwijdte van artikel 2.20 lid 4 van het Activiteitenbesluit een bewuste keuze is geweest van de wetgever. In de nota van toelichting wordt over deze bepaling het volgende opgemerkt: "

Ook kan het bevoegd gezag () met deze maatwerkbepaling objecten bescherming bieden die op grond van artikel 2.17 niet beschermd worden.

" (Staatsblad 2007/415, p. 211). In de nota van toelichting wordt benadrukt dat het instrument van maatwerkvoorschriften gebruikt kan worden om nadere, aanvullende of zelfs afwijkende voorschriften te stellen. Uit de wettekst noch de nota van toelichting blijkt dat de wetgever (bedrijfs)woningen op een gezoneerd industrieterrein geen beschermingsmogelijkheid heeft willen bieden tegen geluidhinder die afkomstig is van inrichtingen die zijn gelegen buiten het gezoneerde industrieterrein. Tegen deze achtergrond overtuigen de overwegingen van de Afdeling niet.

De overweging van de Afdeling dat burgemeester en wethouders niet bevoegd zijn maatwerkvoorschriften vast te stellen, zou te begrijpen zijn indien de inrichting waarvoor maatwerkvoorschriften zouden moeten worden vastgesteld, net als de bedrijfswoningen, óók gesitueerd was op het gezoneerde industrieterrein. In dat geval kan ik mij voorstellen dat het stellen van maatwerkvoorschriften, onder omstandigheden, leidt tot een doorkruising c.q. aantasting van het speciale vestigingsklimaat dat de Wet geluidhinder beoogt te creëren voor inrichtingen op een gezoneerd industrieterrein. Echter, de inrichting ten aanzien waarvan het stellen van maatwerkvoorschriften werd verzocht bevindt zich buiten het gezoneerde industrieterrein. Van een aantasting van het speciale vestigingsklimaat kan om die reden dan ook géén sprake zijn. De Afdeling gaat voorbij aan deze nuance.

Kortom, het oordeel in bovenstaande uitspraak dat burgemeester en wethouders niet bevoegd zijn om maatwerkvoorschriften vast te stellen voor de buiten het gezoneerde industrieterrein gelegen inrichting vind ik niet overtuigend. Daarmee is niet gezegd dat burgemeester en wethouders per definitie gebruik hadden moeten maken van hun bevoegdheid om maatwerkvoorschriften vast te stellen. Gelet op het feit dat het stellen van maatwerkvoorschriften een discretionaire bevoegdheid betreft kunnen er natuurlijk (allerlei) redenen zijn waarom zij daar geen gebruik van wensen te maken. Daarbij komt het (o.a.) aan op een belangenafweging. De omstandigheid dat de bedrijfswoningen zijn gesitueerd op een gezoneerd industrieterrein en (doorgaans) zijn blootgesteld aan een hoge geluidbelasting van de inrichtingen die zich op dat terrein bevinden, kan een reden zijn om af te zien van het stellen van maatwerkvoorschriften.

Bovenstaand blog betreft een samenvatting van de uitgebreidere annotatie die binnenkort wordt gepubliceerd in het tijdschrift AB.

Artikel delen