De ‘Wob’ is een afkorting voor Wet openbaarheid van bestuur. In deze wet wordt geregeld welke informatie een gemeente, provincie of het rijk (een bestuursorgaan) openbaar moet maken. Het uitgangspunt van de wet is dat de informatie over bestuurlijke aangelegenheden openbaar is. Het niet openbaar maken is de uitzondering op de regel. Op 1 mei 2022 zal de Wob worden ingetrokken en worden vervangen door de ’Woo’, deze afkorting staat voor de Wet open overheid.
De Woo verplicht tot het actief, uit eigen beweging, openbaar maken van documenten door bestuursorganen. Stukken die op initiatief van de overheid actief openbaar worden gemaakt, zullen op een door het ministerie van BZK ontwikkeld platform (PLOOI) moeten worden geplaatst, zodat een ieder daarvan kennis kan nemen. Deze verplichting (artikel 3.3 Woo) treedt nog niet in werking, maar op een nader bij Koninklijk Besluit (KB) te bepalen tijdstip. In het navolgende wordt deze actieve openbaarmaking niet verder behandeld, maar wordt beschreven hoe en welke informatie op verzoek openbaar moet worden gemaakt (de passieve openbaarmaking).
De Woo heeft directe of onmiddellijke werking, de uitzonderingen op deze onmiddellijke werking zijn voor gemeenten niet relevant ten aanzien van de behandeling van verzoeken om informatie. Dat heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat ingediende Wob-verzoeken waarop nog niet is beslist op 1 mei op grond van de Woo moet worden besloten. De directe werking betekent ook dat op bezwaren tegen Wob-besluiten waarop ná 1 mei 2022 moet worden beslist de Woo van toepassing is.
De belangrijkste verschillen bij de passieve openbaarmaking ten opzichte van de Wob zijn:
De mogelijkheid om een verzoek digitaal in te dienen, art. 4.1 lid 2 Woo.
De aanwezigheid van een anti-misbruikbepaling in de wet, art. 4.6 Woo, waardoor verzoeken zonder inhoudelijke behandeling in een aantal in dit artikel genoemde gevallen buiten behandeling kunnen blijven.
De verschillen die de Wob maakt voor verzoeken over milieu-informatie en andere informatie zijn in de Woo zoveel als mogelijk opgeheven, bijvoorbeeld ten aanzien van de termijnen en het geven van informatie over de wijze waarop de informatieverstrekking tot stand is gekomen.
Bij passieve openbaarmaking wordt de openbaarmaking automatisch opgeschort na indiening van een verzoek om voorlopige voorziening, art. 4.4, lid 5, Woo.
Nieuwe en anders geformuleerde gronden, waaronder;
de bescherming van het milieu, het goed functioneren van de Staat, van andere publiekrechtelijke organisaties of van bestuursorganen, art. 5.2 lid 2 onder i Woo,
de weigeringsgrond bedrijfs- en fabricagegegevens, opgenomen in art. 5.1 lid 2 onder f Woo wordt van een absolute een relatieve weigeringsgrond,
de weigeringsgrond “de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage” opgenomen in art. 5.1 lid 2 onder h Woo, wordt uitgebreid naar elktype informatie, in plaats dat deze alleen op milieu-informatie van toepassing is,
0ok wordt de weigeringsgrond uit de Wob die ziet op het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling in de Woo gewijzigd opgenomen in art. 5.1 lid 4 Woo en kan de weigeringsgrond niet meer als ‘vangnet’ worden gebruikt, omdat de onevenredige benadeling niet mag strekken tot belangen die al zijn opgenomen in de andere weigeringsgronden;
persoonlijke beleidsopvattingen komen terug onder de Woo, maar wel wordt de reikwijdte in art. 5.2 lid 1 Woo beperkt, doordat daarin wordt geobjectiveerd wat onder een persoonlijke beleidsopvatting valt. Persoonlijke beleidsopvattingen kunnen ook betrekking hebben op milieu-informatie. In dat geval moet het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen worden afgewogen tegen het belang van openbaarmaking (art.5.2, vierde lid, Woo).
De introductie van tijdsverloop bij een weigeringsgrond. Als de informatie ouder is dan 5 jaar, is in art. 5.3 Woo bepaald dat in een aantal gevallen ook het tijdsverloop moet worden meegewogen. Namelijk als sprake is van een weigeringsgrond waarvoor een belangenafweging moet worden gemaakt. Voor de absolute uitzonderingen geldt de verzwaarde motiveringsplicht voor oudere informatie niet.
Iemand die op grond van de Woo informatie vraagt, hoeft, net als onder de Wob, niet uit te leggen waarom deze informatie wordt opgevraagd. Maar een te algemeen verzoek kan worden afgewezen op grond van het feit dat de bestuurlijke aangelegenheid of het document niet (voldoende) is aangegeven. Er kan gevraagd worden om documenten die bij een bestuursorgaan aanwezig zijn (berusten) of behoren te berusten, artikel 4.1 Woo. Denk bijvoorbeeld aan informatie die bij een aanvraag om een vergunning is bijgevoegd, een besluit van de overheid, informatie die bij de overheid is ingediend vanwege registratieverplichtingen, maar ook emails, sms- of whats-app berichten op zakelijke of privé telefoons van ambtenaren of wethouders.[1]
Indien een verzoeker een bijzonder belang heeft, of de openbaarmaking noodzakelijk is voor historisch, statistisch, wetenschappelijk of journalistiek onderzoek, dan worden de betrokken belangen bij de openbaarmaking anders afgewogen. In deze situaties kan informatie geopenbaard worden die normaliter hadden moeten worden geweigerd, artikel 5.7 Woo.
De Woo maakt het mogelijk om informatie aan 1 persoon te openbaren. In dat kader is art. 8.1 lid 1 Woo van belang. Daarin is bepaald dat voorwaarden worden verbonden aan de verstrekking, bijvoorbeeld een verbod tot verdere openbaarmaking. Overtreding van dit verbod is strafbaar gesteld.
Artikel 4.4 van de Woo regelt de termijnen voor het beslissen op een verzoek om informatie. De termijn om op een verzoek om informatie te beslissen is vier weken, gerekend vanaf de dag na de dag waarop het verzoek is ontvangen. Indien het niet mogelijk is om de gegevens binnen de termijn aan te leveren kan de termijn worden verlengd met ten hoogste twee weken, deze verlenging moet worden gemotiveerd en toegezonden aan de verzoeker.
Overheden moeten de derde-belanghebbende de gelegenheid geven uit te leggen welke informatie niet openbaar mag worden gemaakt (art. 4:8 Awb). De beslistermijn van 4 weken wordt verlengd met de termijn waarbinnen een zienswijze kan worden ingediend, artikel 4.4 lid 3 Woo.
Vindt de overheid dat de informatie desondanks openbaar moet worden gemaakt, dan wordt de informatie pas twee weken nadat de beslissing bekend is gemaakt, gegeven. De betrokkene kan binnen deze termijn een bezwaarschrift indienen en een voorlopige voorziening bij de voorzieningenrechter indienen, waarmee het verstrekken van de informatie kan worden voorkomen, artikel 4.4 lid 5 Woo. De openbaarmaking wordt automatisch wordt opgeschort na indiening van een verzoek om voorlopige voorziening, art. 4.4, lid 5, Woo.
(Gedeeltelijke) weigering van het verzoek is slechts mogelijk in de wet genoemde gevallen. Deze weigeringsgronden zijn opgenomen in artikel 5.1 van de Woo.
Als het verzoek ziet op milieu-informatie dan gelden de weigeringsgronden van de Woo maar ze worden terughoudend toegepast. Milieu-informatie moet op grond van een internationaal Verdrag (het Verdrag van Aarhus) namelijk eerder openbaar worden gemaakt. Onder milieu-informatie valt onder meer informatie over de toestand van het milieu, zoals lucht, water, bodem en biodiversiteit, en informatie over factoren die het milieu waarschijnlijk aantasten, zoals stikstof, ammoniak en CO2. In welke besluiten dit soort gegevens staan, is niet relevant. Zo kan ook in plannen, beleidsnota’s, dwangsombesluiten, brieven en zienswijzen milieu-informatie staan.[2]
Het Verdrag van Aarhus bepaalt dat bijzondere gegevens, namelijk gegevens over emissies in het milieu, in beginsel altijd openbaar moeten worden gemaakt.
Daarbij gaat het om:
gegevens over de uitstoot van stoffen in het milieu, en niet alleen informatie over daadwerkelijke emissies, maar ook over voorzienbare emissies of inschattingen, zoals studies;
de invloed van deze uitgestoten stoffen in het milieu;
gegevens waarmee anderen kunnen controleren of de overheid deze gegevens juist heeft meegenomen in een beslissing.[3]
Onder emissiegegevens vallen bijvoorbeeld dieraantallen (meitellingen), de gegevens over huisvestingsplaatsen/hokken en de gegevens over ammoniakemissie, een lijst met daarop de toelatingsnummers van gewasbeschermingsmiddelen, de merknamen en hoeveelheden.[4] Niet als emissiegegevens worden aangemerkt, de namen van afnemers of leveranciers en de locatiegegevens van bedrijven.
De overheid zal in het geval sprake is van emissiegegevens deze gegevens in principe openbaar moeten maken. De weigeringsgronden uit artikel 5.1 zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu, zo bepaalt artikel 5.1 lid 7 Woo. Deze informatie hoeft alleen niet openbaar te worden gemaakt, als het gaat om persoonlijke beleidsopvattingen bestemd voor intern beraad, zie artikel 5.2 lid 4 Woo.
1) AbRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:899
2) AbRvS 2 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2086
3) AbRvS 16 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2211
4) AbRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2638