Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De procedure van een gebiedsaanwijzing voor uitzondering op gasloos bouwen

De wijziging van de Gaswet is bijzonder snel gegaan. In april werd medegedeeld dat per 1 juli 2018 de aansluitplicht op het gastransportnet vervalt voor nieuwbouw. Zo geschiedde, want nu zijn netbeheerders niet meer verplicht om woningen, waarvan de omgevingsvergunning na 1 juli 2018 is aangevraagd, op het gastransportnet aan te sluiten. Netbeheerders mogen dat zelfs niet meer doen, omdat zij alleen wettelijke taken mogen uitvoeren en deze aansluitplicht dus vervalt. De wijziging heeft natuurlijk een grote impact op de bouwsector. Omgevingsvergunningen worden doorgaans niet aan het begin van het bouwproces aangevraagd, maar juist als de plannen al in een vergevorderd stadium zijn of de woningen zijn verkocht. Aanpassing van de bouwplannen naar een gasloos alternatief is dan soms haast onmogelijk of erg kostbaar.

31 juli 2018

Er is een aantal uitzonderingen op het gasloos bouwen. Het college van burgemeester en wethouders (het college) kan gebieden aanwijzen waarin aansluiting op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, waaronder begrepen de maatschappelijke kosten en baten. De minister Wiebes van Economische Zaken en Klimaat leek de bouwsector tegemoet te komen door gelijktijdig met de wijziging van de Gaswet de Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht (Regeling) vast te stellen. Daarin is uitgewerkt in welke gevallen het college kan besluiten om een gebied aan te wijzen waar de gasaansluitplicht nog geldt.

Op grond van artikel 1 van de Regeling kan het college, kort gezegd, een gebied aanwijzen:

a) wanneer het niet-aansluiten een risico vormt voor de realisatie van gemeentelijk beleid gericht op het binnen 5 jaar aardgasvrij maken van een gebied in de nabijheid;

b) wanneer de omgeving of functie van een gebouw het met zich brengt dat vanwege wettelijke voorschriften of technische redenen onmogelijk is om een alternatief voor gas te realiseren en het bouwwerk om zwaarwegende redenen van algemeen belang gerealiseerd moet worden;

c) wanneer de kosten voor realisatie van een bouwwerk zonder gas dusdanig hoog zijn in vergelijking met realisatie van een bouwwerk met gas dat het bouwwerk niet meer tot stand komt en het bouwwerk om zwaarwegende redenen van algemeen belang gerealiseerd moet worden;

d) in andere situaties waarin aansluit op het gasnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang.

In artikel 2 van de Regeling zijn gebiedsaanwijzingen mogelijk gemaakt voor tijdelijke situaties, namelijk:

a) wanneer het aannemelijk is dat het bouwwerk minder snel tot stand zou komen dan mogelijk was met gas en voldoende aannemelijk is dat de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend tussen 1 juli 2018 en 1 januari 2019;

b) wanneer het oorspronkelijke ontwerp van het te bouwen bouwwerk was voorzien van een voorziening voor gas en aanpassing van het ontwerp met een alternatief een problematisch beroep doet op schaarse productiemiddelen in de bouwsector en voldoende aannemelijk is dat de aanvraag wordt ingediend tussen 1 juli 2018 en 1 januari 2019.

Uit de toelichting bij de Regeling blijkt dat het uitgangspunt is dat nieuwbouw niet meer op het gastransportnet wordt aangesloten en dat colleges de aanwijzing van een gebied waar de aansluitplicht nog geldt, zorgvuldig moeten onderbouwen. Aannemelijk is dat gemeenten de komende tijd veel te maken zullen krijgen met verzoeken om aanwijzing van gebieden als bedoeld in de Regeling. Hoe de minister de gang van zaken daarna voor zich ziet, is echter niet helemaal duidelijk.

Een vraag die opkomt is namelijk of het aanwijzen van een gebied een besluit behelst in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en welke voorbereidingsprocedure en beslistermijnen daarvoor gehanteerd dienen te worden. Uit de toelichting blijkt dat de aanwijzing een besluit is en dat dit afhankelijk van de inhoud van het besluit ofwel een concretiserend besluit van algemene strekking, ofwel een beschikking [zal] zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zodat bezwaar en beroep voor belanghebbende open staat. Wanneer er sprake is van een concretiserend besluit van algemene strekking, dan wel een beschikking blijkt verder niet. Is hiervoor van belang op welke bepaling van de Regeling de aanwijzing is gebaseerd? Of is van belang of er een verzoek tot aanwijzing is ingediend, of de grootte van het gebied waar de aanwijzing op ziet? Is er sprake van een beschikking, dan is de redelijke beslistermijn van maximaal 8 weken van toepassing. Gaat het om een concretiserend besluit van algemene strekking dan geldt deze termijn niet. In ieder geval kan het college ervoor kiezen om de verschillen weg te nemen en de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Awb toe te passen. Toepassing daarvan ligt echter vanwege de benodigde proceduretijd weer niet voor de hand bij de toepassing van artikel 2 van de Regeling.

De gebiedsaanwijzing is dus een appellabel besluit dat een zorgvuldige onderbouwing vergt. De bepalingen in de Regeling laten echter veel ruimte voor interpretatie. Degene die een verzoek doet om aanwijzing van een gebied zal de nodige gegevens moeten aanleveren en inzicht moeten verschaffen in de kosten en de plannen. Er staan grote belangen op het spel, zoals volledige aanpassing van bouwplannen en vertraging in de verkoop. Ook voor gemeenten is het een moeilijke afweging, omdat zij waarschijnlijk graag de energietransitie willen stimuleren en gasloos bouwen het uitgangspunt is. Maar als het college besluit het verzoek om een gebiedsaanwijzing af te wijzen en dit besluit gaat onderuit, zijn er schadeclaims te verwachten. De Regeling had in dat licht aan de gemeentebesturen wel wat meer houvast kunnen bieden.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.

Artikel delen