Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De juridische gevolgen van het coronavirus in Nederland

Via alle kanalen worden we al weken geïnformeerd over de ontwikkelingen rondom het nieuwe coronavirus (SARS-CoV-2) in Nederland. De overheid, in het bijzonder de Minister van Medische Zorg (de Minister), het RIVM en de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD), heeft naar aanleiding van de geconstateerde besmettingen maatregelen genomen. Afhankelijk van de ontwikkelingen in Nederland valt te verwachten dat deze maatregelen uitgebreid worden. Hoe in de huidige situatie gehandeld dient te worden, volgt uit de Wet publieke gezondheid (Wpg) en onderliggende regelgeving.

Jacqueline de Vries, Sofie Steen en Jeffrey Groen 3 maart 2020

Artikelen

Artikelen

Wet publieke gezondheid

Infectieziekten, zoals het coronavirus, kunnen op grond van artikel 1 Wpg worden ingedeeld in vier groepen: A, B1, B2 en C. De indeling bepaalt welke maatregelen de overheid kan nemen ter bestrijding van de infectieziekte. De Minister heeft op grond van artikel 20 Wpg het coronavirus op 28 januari 2020 aangewezen als behorende tot ‘groep A’. Daarmee voegt het virus zich in het rijtje van onder meer MERS, SARS, pokken en polio. Bij die kwalificatie is op grond van de Wpg de voorzitter van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor de bestrijding van een epidemie of een dreiging daarvan. Op grond van artikel 11 lid 2 van de Wet op de veiligheidsregio’s is de voorzitter van de veiligheidsregio de burgemeester.

Meldplicht

Op grond van de artikelen 22 en 23 van de Wpg is iedere arts verplicht om onmiddellijk melding te doen bij de lokale GGD indien hij vermoedt of vaststelt dat een persoon met het coronavirus is geïnfecteerd. De arts heeft hiermee een grond tot gerechtvaardigde doorbreking van zijn of haar beroepsgeheim, namelijk een wettelijke plicht. De melding moet aan een aantal wettelijke vereisten voldoen (artikel 24 Wpg). Ook het hoofd van een instelling kan verplicht zijn om melding te doen bij de GGD. Op grond van artikel 26 Wpg dient namelijk het hoofd van een instelling waar “voor infectieziekten kwetsbare populaties verblijven of samenkomen voor een of meer dagdelen per etmaal” de GGD te informeren van het optreden van een ongewoon aantal zieken met, onder andere, ernstige aandoeningen van vermoedelijk infectueuze aard. De GGD informeert vervolgens de voorzitter van de veiligheidsregio en het RIVM.

Informatie, isolatie, quarantaine en onderzoek

De voorzitter van de veiligheidsregio – de burgemeester – heeft op grond van de Wpg een aantal speciale bevoegdheden. Ten eerste kan hij op grond van artikel 30 Wpg een behandelend arts (anders dan de meldende arts) verzoeken om zo spoedig mogelijk de medische en epidemiologische gegevens te verstrekken, die noodzakelijk zijn om vast te stellen hoe ernstig en hoe groot het verspreidingsgevaar is.

Ten tweede kan hij een persoon die geïnfecteerd is met het coronavirus of die wordt vermoed daarmee geïnfecteerd te zijn op grond van artikel 31 Wpg ter isolatie in een ziekenhuis laten opnemen. Daarvoor is vereist dat 1) ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van de infectieziekte; 2) dit gevaar niet op andere effectieve wijze kan worden afgewend, en 3) de betrokkene niet tot opneming ter isolatie bereid is. Daarbij kan worden bepaald dat de betrokkene door een arts onderzocht wordt. Een inwendig onderzoek vindt pas plaats na machtiging van de rechter.

Ten derde kan de voorzitter van de veiligheidsregio een betrokkene op grond van artikel 35 Wpg in quarantaine laten plaatsen, eventueel in diens eigen woning, indien “er redenen zijn om aan te nemen dat die persoon recentelijk een dusdanig contact met een lijder of vermoedelijke lijder aan het coronavirus heeft gehad, dat deze persoon mogelijk met dezelfde ziekte is geïnfecteerd”. Ook hier is vereist dat er 1) ernstig gevaar voor de volksgezondheid bestaat door verspreiding van de infectieziekte, en 2) die persoon niet tot vrijwillige onderwerping aan die maatregel bereid is.

Rechtsbescherming

De maatregelen van (gedwongen) isolatie en quarantaine zijn zeer ingrijpend voor de betrokkene. Daarom kent de Wpg in artikel 39 tot en met 46 regels die te vergaande overheidsmaatregelen moeten voorkomen. Die regels doen denken aan de bepalingen uit de Wet zorg en dwang en Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg.

Zo moet de voorzitter van de veiligheidsregio de officier van justitie op de hoogte stellen van ieder individueel geval waarin hij één van bovengenoemde maatregelen toepast. De officier van justitie controleert binnen twee dagen of aan de voorwaarden is voldaan. Zo nee, dan wordt de maatregel beëindigd. Als de officier meent dat wél aan de voorwaarden is voldaan, dan verzoekt de officier van justitie de rechter om een machtiging om de isolatie, de quarantaine of het onderzoek voort te zetten. Daarbij hoort de rechter de betrokkene en diens raadsman.

De betrokkene kan ook zelf tot opheffing van de isolatie of quarantaine verzoeken, eventueel in combinatie met een verzoek om schadevergoeding. De rechter beslist al binnen drie dagen en er staat geen hoger beroep open.

De Wpg kent daarnaast zelfs ook strafbepalingen, voor onder andere een arts en het hoofd van een instelling als zij op bepaalde punten in strijd met de Wpg handelen. De wetgever heeft hierover echter aangegeven dat een strafrechtelijke sanctie ‘hoogst zelden’ zal worden opgelegd, tenzij sprake is van grove nalatigheid.

Slot

Op grond van de Wpg is de toepassing van vergaande bevoegdheden mogelijk. Het is te hopen dat verdergaande inzet van deze bevoegdheden dan nu het geval is, niet nodig zal zijn.

Door Jacqueline de Vries, Sofie Steen en Jeffrey Groen. Holla Advocaten

Artikel delen