Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte: daadwerkelijk een vooruitblik op het omgevingsplan? – deel 3

Een centraal thema in veel gemeentelijke coalitieakkoorden is duurzaamheid; in het bijzonder duurzaamheid in de gebouwde omgeving. Bij het realiseren van deze duurzaamheidsdoelstellingen lopen gemeenten echter regelmatig tegen 'beperkende regelgeving' uit (vooral) het Bouwbesluit 2012 ('Bouwbesluit') aan.

30 november 2018

De

Crisis- en herstelwet

('

Chw

') en het (bijbehorende)

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet

(

'BuChw'

) kunnen gemeenten hierbij goed van dienst zijn. Een goed voorbeeld daarbij is het 'komende' art. 6p BuChw (zie de nog niet in werking getreden!

17e

en

18e

tranche BuChw). Hierin staat een experiment met 'twee lagen', met in lid 2 de eerste laag: op grond hiervan geldt voor nieuw te bouwen woningen voor specifieke projecten of het hele grondgebied van aangemelde gemeenten een lagere energieprestatiecoëfficiënt-norm ('

EPC

') dan die uit het Bouwbesluit. De tweede laag, opgenomen in lid 3, gaat verder. Op grond hiervan kan een aangemelde gemeente namelijk niet alleen voor nieuw te bouwen woningen een nog lagere EPC dan opgenomen in lid 2 verplicht stellen, maar ook voor andere gebruiksfuncties dan wonen een lagere EPC dan die uit het Bouwbesluit verplicht stellen.

In dit blog gaan wij in op dit experiment en hopen wij in lijn met de

motie van het lid Van Eijs

de mogelijkheden die het BuChw gemeenten biedt om betere energieprestaties af te dwingen, breder onder de aandacht te brengen.

Vooraf

Duurzaamheid is voor deze blogserie een interessant aspect, omdat de

Omgevingswet

voor een belangrijk deel ziet op onderwerpen die in de afwegingen over duurzame ontwikkeling aan de orde komen. De Omgevingswet is immers gericht op de zorg voor de (gehele) fysieke leefomgeving (

zie de MvT

, p. 281).

De duurzame innovatieve experimenten die onder de Chw en het BuChw worden uitgevoerd, moeten daarbij voldoen aan het criterium

'het leveren van een bijdrage aan de duurzame ontwikkeling'

(art. 2.4 lid 2 Chw). Eén van deze experimenten is het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (art. 7c BuChw). In deze bestemmingsplannen is het mogelijk om regels op te nemen die voorheen in zelfstandige verordeningen zouden zijn opgenomen en kunnen zorgdragen voor een duurzame ontwikkeling van een bepaald gebied.

Zoals hiervoor al opgemerkt, bevat het BuChw een belangrijk experiment voor gemeenten om hun duurzaamheidsdoelstellingen te behalen. Namelijk het verplicht stellen van een lagere EPC dan in

tabel 5.1

bij art. 5.2 van het Bouwbesluit is opgenomen (zie thans art. 6b BuChw en na inwerkingtreding van de 17

de

tranche, art. 6p BuChw).

Het BuChw en lagere EPC

Het Bouwbesluit bevat voorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. In tabel 5.1 bij art. 5.2 Bouwbesluit staan de EPC-normen (normen voor de mate van energiezuinigheid) voor nieuwe bouwwerken. Voor woningen bedraagt deze norm bijvoorbeeld 0,4.

Nu: (alleen) art. 6b BuChw

Voor een aantal gemeenten is in art. 6b BuChw een uitzondering op tabel 5.1 bij art. 5.2 Bouwbesluit opgenomen. Daaruit volgt dat voor een aantal specifieke projecten een lagere EPC (dan die uit tabel 5.1) geldt voor woningen die vóór 1 januari 2021 worden gebouwd.

Met de inwerkingtreding van de 17e tranche zal art. 6b BuChw worden aangepast: het project Haven-Stad Amsterdam wordt geschrapt. De reden hiervoor is dat in het experiment van art. 6p BuChw het gehele grondgebied van de gemeente Amsterdam, en dus ook Haven-Stad, zal worden opgenomen. Om overlap / dubbeling te voorkomen, wordt het project Haven-Stad Amsterdam dus uit art. 6b BuChw geschrapt.

Na inwerkingtreding 17

e

tranche: ook art. 6p BuChW

Hiermee komen we meteen bij het eerste verschil tussen de artikelen 6b en 6p BuChw. In art. 6b BuChw zijn namelijk uitsluitend specifieke projecten/locaties aangewezen waar het experiment geldt. In art. 6p BuChw worden daarentegen naast twee projecten/locaties,

het gehele grondgebied

van de gemeenten Amsterdam, Enschede,

Leusden en Zaanstad aangewezen. Met de 18

de

tranche komen daar nog twee projecten/locaties en het gehele grondgebied van de gemeente Harderwijk bij.

Een tweede verschil is dat het experiment uit art. 6p, in tegenstelling tot dat uit art. 6b, niet stopt bij het verplicht stellen van een lagere EPC voor nieuw te bouwen woningen. De lagere EPC voor nieuw te bouwen woningen (0,2 i.p.v. 0,4) is in art. 6p lid 2 BuChw geregeld, maar gemeenten kunnen daarnaast op grond van lid 3 vooruitlopend op de systematiek van maatwerkregels uit

art. 4.6 Omgevingswet

en

art. 4.7 Besluit bouwwerken leefomgeving

('

Bbl

')) ook:

  • een nog lagere EPC verplicht stellen (bijv. EPC = 0,0), en

  • voor andere gebruiksfuncties (dan wonen) waar een omgevingsvergunning voor bouwen voor nodig is, een lagere EPC verplicht stellen.

Uitoefening van de bevoegdheid uit lid 3 gaat in principe via de bouwverordening. Werkt een gemeente echter ook aan een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte c.q. is een project binnen de gemeente opgenomen in art. 7c BuChw? Dan kan de gemeente de lagere EPC uit art. 6p lid 3 BuChw (ook) in een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte verplicht stellen. Zodoende kunnen alle regels met betrekking tot de fysieke leefomgeving in één document worden teruggevonden.

Beperking van dit experiment

De werkingsduur van het experiment uit art. 6p BuChw is beperkt. De lagere EPC voor nieuw te bouwen woningen uit lid 2 geldt namelijk uitsluitend voor omgevingsvergunningen voor bouwen die vóór 1 januari 2020 zijn aangevraagd. Van de bevoegdheid uit lid 3 om bij bouwverordening of bestemmingsplan met verbrede reikwijdte (nog) lagere EPC verplicht te stellen, moeten gemeente(rade)n daarnaast vóór 1 januari 2020 gebruik hebben gemaakt.

Met het vorenstaande wordt aangesloten bij het voornemen om per 1 januari 2020 álle gebouwen aan de eisen voor bijna energieneutrale gebouwen ('

BENG

') te toetsen. Omdat het niet wenselijke wordt geacht om BENG en EPC naast elkaar te laten bestaan, wordt de duur van het experiment uit art. 6p BuChw dus beperkt tot het moment van de geplande inwerkingtreding van BENG. Het is daarbij de bedoeling dat in de aanloop naar 1 januari 2020 zal worden bezien of en op welke wijze dit experiment kan worden voortgezet op een manier die aansluit bij de nieuwe BENG-eisen tot inwerkingtreding van de Omgevingswet.

N.B.

Opvallend is dat de temporele beperking van art. 6p BuChw afwijkt van die van art. 6b BuChw. Laatstgenoemd experiment, waarbij overigens ook aansluiting is gezocht bij de geplande inwerkingtreding van BENG (

13

e

tranche

, onderdeel F en

15

e

tranche

, onderdeel E), geldt namelijk voor woningen die vóór 1 januari 2021 worden

gebouwd

. Artikel 6p BuChw sluit daarentegen aan bij datum indiening aanvraag voor de omgevingsvergunning voor bouwen (lid 2) en een uiterlijke datum om (nog) lagere EPC bij bouwverordening of bestemmingsplan met verbrede reikwijdte verplicht te stellen (lid 3).

Duurzaamheid in de Omgevingswet

De Chw en het BuChw geven gemeenten de mogelijkheid om vooruitlopend op de Omgevingswet met vernieuwende en duurzame projecten te experimenteren. De hiervoor behandelde experimenten sluiten (bijvoorbeeld) aan bij de in het Bbl op te nemen mogelijkheid om maatwerkregels voor een strengere/lagere EPC op te nemen.

De eisen voor het energiezuinig bouwen van gebouwen zullen een plek in het Bbl krijgen. Daarin wordt bepaald dat bouwwerken energiezuinig moeten zijn en gebouwen bijna energieneutraal (/BENG). Meer concreet zullen in het Bbl net als in het Bouwbesluit voor het bouwen van gebouwen energieprestatienormen worden gegeven. Deze normen worden in het Bbl aan de hand van EPC bepaald, waarbij net als in het Bouwbesluit per functie het maximaal toelaatbare energieverbruik wordt gegeven (vgl.

art. 4.149

).

Ten slotte zal het Bbl de mogelijkheid gaan bieden dat gemeenten in het omgevingsplan via een maatwerkregel gebieden kunnen aanwijzen waarvoor strengere normen voor energiezuinigheid gelden (vgl.

art. 4.6 Omgevingswet

én

art. 4.149 jo. 4.150 Bbl

). Zodoende zal de Omgevingswet gemeenten (extra) ruimte geven voor het realiseren van eigen ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen.

Tot slot

Deze keer stond duurzaamheid, of meer concreet: energiezuinigheid, onder het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte centraal. Het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan wat ons betreft een effectief middel zijn om in één keer een goede planologische basis te leggen voor het verwezenlijken van duurzaamheidsambities. Daarbij zou het echter wel helpen als de 17

e

tranche in werking treedt. En dat laat al een tijdje op zich wachten; het

ontwerp

dateert al van maart dit jaar. Als gemeenten dus nog met dit experiment aan de slag willen kunnen, dan zal de 17

e

tranche zeker gezien de beperkte werkingsduur van art. 6p BuChw dus op korte termijn in werking moeten treden. Althans, in ieder geval sneller dan de 16

e

tranche die

op

29 november 2018

(pas) in werking is getreden. Mocht dit niet gebeuren en de 17

e

tranche (dus) nog lang op zich laten wachten, dan zouden gemeenten die al een project 'klaar hebben staan' kunnen overwegen dit project voor art. 6b BuChw aan te melden.

Tenslotte is hier het op 5 september 2018 bij de Tweede Kamer ingediende

wetsvoorstel tot wijziging van de Chw

nog van belang. Dit voorstel regelt namelijk onder andere dat nieuwe gebieden / projecten bij

ministeriele regeling

aan een eerder toegestaan experiment kunnen worden toegevoegd. Op deze manier zou het, aldus

de toelichting

(onder 3.3), mogelijk moeten zijn voor gemeenten om veel sneller óók onder dit experiment te vallen (zie ook dit

blog

). Aanmeldingen voor art. 6p BuChw (of dus nog art. 6b BuChw) zouden dan dus aanzienlijk sneller moeten kunnen worden afgehandeld.

In het volgend blog van deze serie bespreken we een ander middel om duurzaamheidsambities te realiseren via het bestemmingsplan met verbrede reikwijdte, namelijk het vergemakkelijken van het plaatsen van zonneprojecten.

Artikel delen