Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aanvullingswet Natuur in de Omgevingswet

Tot 21 januari a.s. 1) kan gereageerd worden op de Aanvullingswet Natuur in de Omgevingswet. In dit bericht wordt een aantal belangrijke elementen uit het wetsvoorstel beschreven.

28 november 2016

1)

https://www.internetconsultatie.nl/aanvullingswetsvoorstelnatuur

De Omgevingswet is al enige tijd geleden aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer. Het hoofdstuk 'natuur' in deze wet is echter nog niet ingevuld. Met de "Aanvullingswet natuur Omgevingswet", waarvan het wetsvoorstel nu ter consultatie voorligt, wordt hier nu in voorzien. Opvallende onderdelen uit deze Aanvullingswet zijn de volgende:

  1. De gedachte van de Regering is dat de Aanvullingswet tegelijkertijd met de Omgevingswet in werking zal treden. Deze inwerkingtreding wordt - blijkens het bericht bij het openstellen van de consultatie voor de Aanvullingswet - voorzien in 2019, maar in de wandelgangen wordt nu ook al 2020 en zelf 2021 genoemd als mogelijk tijdstip waarop de Omgevingswet in werking zal treden.

  2. Op het moment dat de Aanvullingswet in werking treedt, vervalt de Wet natuurbescherming geheel. De Wet natuurbescherming, die vanaf 1 januari 2017 zal gelden, zal daarmee een kort leven zijn beschoren. Maar, zoals al tijdens de parlementaire behandeling van de Wnb is gesteld, wordt ook nu, bij de Aanvullingswet, aangegeven dat de overgang van de Wnb naar de Omgevingswet beleidsneutraal geschiedt. Dat betekent dat het 'normenkader en de instrumenten ongewijzigd zullen overgaan en dat geen afbreuk wordt gedaan aan het beschermingsniveau", aldus de Memorie van Toelichting bij de Aanvullingswet.

  3. Dat moge dan wel zo zijn, feit is wel dat dit normenkader en deze instrumenten een plek moeten krijgen in de systematiek van de Omgevingswet. Dit betekent dat met de Omgevingswet het overzichtelijke geheel van de Wnb weer wordt verlaten en dat de instrumenten die (mede) kunnen worden ingezet voor het natuurbeleid gezocht moeten worden tussen en in de generieke instrumenten uit de Omgevingswet. Zo zal het Omgevingsplan ook het beheerplan dat we kennen uit de Nbw en de Wnb omvatten, en wordt bijvoorbeeld de natuurvisie een onderdeel van de Omgevingsvisie. Ook de programmatische aanpak kan eenvoudigweg onder de Omgevingswet worden gecontinueerd, nu de artikelen 3.15 t/m 3.19 Omgevingswet hierin reeds voorzien.

  4. De materiële normen voor vergunningverlening voor wat betreft Natura 2000-gebieden en voor ontheffing vanwege het overtreden van verbodsbepalingen voor soorten, worden daarbij - conform de structuur van de Omgevingswet - niet langer in de wet zelf opgenomen, maar in de AMvB's die hun grondslag in de Omgevingswet kennen.

  5. Deze AMvB's zullen te zijner tijd in ontwerp ter inzage worden gelegd en bij het parlement voorgehangen worden. Het zou daarbij voor de praktijk wenselijk zijn als deze AMvB's bekend zijn voordat de Aanvullingswet Natuur in de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen. Alleen wanneer het totale pakket aan wet- en regelgeving op het gebied van de natuurbescherming bekend is, kan immers goed overzien worden wat de consequenties zijn voor de praktijk.

  6. Als bekend, is een van de centrale doelstellingen van de Omgevingswet het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte. De Memorie van Toelichting maakt evenwel - terecht - duidelijk dat er niet met een enkel beroep op de andere doelstellingen van de Omgevingswet kan worden afgeweken van de regels op het gebied van de gebieds- en soortenbescherming, tenzij deze specifieke regels daarvoor ruimte bieden. Dat is ook niet zo opmerkelijk, gelet op het strikte regime van de Vogel- en Habitatrichtlijn; maar desalniettemin is de duidelijkheid die hiermee wordt gegeven in de MvT een pré.

  7. Met de Aanvullingswet wordt voorzien in een "omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit" en een "omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit". De Omgevingswet maakt zelf niet duidelijk wanneer deze omgevingsvergunning nodig is; dit wordt later bij AMvB geregeld.

  8. Nieuwe instrumenten op het gebied van de natuurbescherming zullen zijn de mogelijkheid om een maatwerkvoorschrift, maatwerkregel of instructieregel op te leggen. Met deze instrumenten kunnen bepaalde ge- of verboden worden opgelegd aan iemand die een activiteit verricht (bijv. toegangsbeperkingen, het uitvoeren van herstel- of behoudsmaatregelen). Materieel is deze bevoegdheid evenwel niet nieuw; de Wnb biedt deze mogelijkheden immers ook al. Er wordt echter straks met de Omgevingswet een ander 'etiket' op geplakt;

  9. Belangrijk voor de praktijk is de voorgestelde termijn waarbinnen op een aaanvraag om een omgevingsvergunning voor een Natura 2000- of flora- en fauna-activiteit moet worden beslist, te weten 8 weken, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van 6 weken. Deze korte termijn geldt als sprake is van een zogeheten 'enkelvoudige' vergunning, d.w.z. dat er een omgevingsvergunning voor 1 activiteit wordt aangevraagd. Als een 'meervoudige' omgevingsvergunning wordt aangevraagd (te weten: voor verschillende soorten activiteiten, bijv. bouwen en een Natura 2000-activiteit) dan geldt een beslistermijn van 12 weken. Ook deze termijn kan eenmalig worden verlengd met 6 weken. Overigens: als besloten wordt om afd. 3.4 Awb van toepassing te verklaren, geldt een beslistermijn van 26 weken. Nog los van het feit dat het in de praktijk vaker voorkomt dat de huidige beslistermijn van 13 weken (met een eenmalige verlenging van nog eens 13 weken) overschreden wordt dan dat deze wordt gehaald, kan sterk betwijfeld worden of het voor de praktijk wenselijk is (i) dat een termijn wordt voorgeschreven die praktisch gezien niet goed haalbaar is en (ii) dat de wet straks voorziet in drie verschillende beslistermijnen, terwijl (iii) het ook nog eens termijnen van orde zijn. Overigens geldt onder de Wnb straks een andere beslistermijn, te weten 13 weken. Deze Wnb-termijn kan eenmalig verlengd worden met 7 weken.

  10. Opvallend is verder ten slotte ook dat het, anders dan op grond van de Wabo en de Wnb, straks op grond van de Omgevingswet mogelijk zal zijn dat bij een meervoudige omgevingsvergunning, waarvan de natuurtoetsen onderdeel uitmaken, niet alleen B&W bevoegd zijn tot bestuursrechtelijke handhaving, maar ook het bestuurorgaan dat instemming heeft verleend voor het natuurdeel (GS of de Minister van EZ). Het komt mij voor dat er dan in de praktijk wel duidelijke afspraken gemaakt moeten worden over deze handhaving. Daar gaat de MvT echter niet verder op in.

Een eerste lezing van het wetsvoorstel zoals dat nu ter consultatie voorligt, is dat de natuurbescherming materieel niet veel zal veranderen ten opzichte van de Wnb. Wel is duidelijk dat, door integratie van de Wnb in de Omgevingswet, het soms zoeken is naar de normen die dienen ter bescherming van de natuur. Het risico hiervan zou kunnen zijn dat natuur daardoor in de uitvoeringspraktijk straks ook minder goed zichtbaar is. Verder is het de vraag of het wenselijk is om slechts een korte tijd te kunnen wennen aan de Wnb en daarna weer met een nieuwe wet te moeten gaan werken. Aan de andere kant: het natuurbeschermingsrecht is met name voor de praktijk lastig en ingewikkeld vanwege de inhoudelijke bescherming die de Vogel- en Habitatrichtlijn voorstaan - en niet zozeer vanwege de procedurele vereisten. Vanuit die invalshoek bezien, is het nadeel van straks weer een nieuwe wet waarmee de normen materieel niet wijzigen, wellicht nog wel te overzien.

Artikel delen