Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Aanvullingswet grondeigendom: regering houdt voet bij stuk

"Op 1 februari 2019 is het wetsvoorstel Aanvullingswet grondeigendom Omgevingswet 1) ingediend bij de Tweede Kamer. De Aanvullingswet grondeigendom vult de Omgevingswet aan met regels over onteigening, het voorkeursrecht, kostenverhaal, inrichting van het landelijk gebied en kavelruil in het stedelijk gebied."

21 juni 2019

Nieuws

1)

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?id=2019Z01958&dossier=35133

In mijn

Legal Update

van 7 februari jl. schreef ik over de nieuwe regeling van de onteigening in dit wetsvoorstel.

Deze Legal Update gaat in op de

reactie van de regering

van 22 mei 2019 op vragen van de Tweede Kamer over een drietal kritiekpunten uit het

advies

van de Afdeling advisering van 3 augustus 2018 op het wetsvoorstel. Deze kritiekpunten zijn:

  • De gemaakte keuze voor rechtsbescherming bij de bestuursrechter in twee instanties

  • De wijze van toetsing door de bestuursrechter van de onteigeningsbeschikking

  • De derdenbenoeming.

Standpunt regering

Kritiekpunt 1: rechtsbescherming in twee instanties tegen onteigeningbeschikking

De regering blijft in haar reactie op vragen en opmerkingen van diverse partijen vasthouden aan haar keuze voor rechtsbescherming in twee instanties en verwijst wederom naar de

motie Veldman/Ronnes

, waarin de regering verzocht werd om te borgen dat onder de toekomstige regelgeving omtrent onteigening de positie en bescherming van de eigenaar op zijn minst gelijkwaardig zou blijven aan de huidige situatie en waar mogelijk verstevigd zou worden. Door het bieden van rechtsbescherming in twee instanties tegen de onteigeningsbeschikking verbetert volgens de regering de rechtsbescherming ten opzichte van het huidige recht, omdat de bestuursrechter in tegenstelling tot de civiele rechter in de huidige situatie in de voorgestelde procedure ambtshalve in alle gevallen toetst of aan de eisen voor onteigening is voldaan. Hierbij toetst de bestuursrechter de noodzaak en urgentie voluit. Verder vergroot hoger beroep bij de Afdeling volgens de regering de rechtsbescherming omdat, anders dan bij cassatie bij de Hoge Raad, in hoger beroep altijd een volledige herkansing volgt, tenzij het hoger beroep kennelijk ongegrond is.

Het is jammer dat de regering juist deze argumenten weer aanhaalt ter onderbouwing van de keuze voor twee instanties. De Afdeling advisering heeft immers in haar advies al gesteld dat het uitgangspunt van gelijkwaardige bescherming aan de keuze voor één rechterlijke instantie niet in de weg staat. Onder de huidige Onteigeningswet wordt immers het koninklijk besluit slechts marginaal (en ex tunc) getoetst. In cassatie verricht de Hoge Raad dezelfde marginale toets. De in het wetsvoorstel voorziene toetsing is een veel intensievere. Toetsing in twee instanties is dan ook helemaal niet nodig om te borgen dat de rechtsbescherming onder de toekomstige regelgeving tenminste geluidwaardig is.

Kritiekpunt 2: vastlegging wijze van toetsing

Ook als het gaat om het advies om in het wetsvoorstel op te nemen op welke wijze de bestuursrechter de onteigeningsbeschikking moet toetsen, geeft de regering niet toe. Ondanks kritische vragen van diverse partijen herhaalt de regering dat de rechter de bevoegdheid heeft om zelf zijn toetsingsmoment te bepalen en veranderingen mee te wegen.

Kritiekpunt 3: derdenbenoeming

De huidige Onteigeningswet voorziet in de mogelijkheid om, als de eigenaar is overleden of in het buitenland woont, de procedure te voeren tegen een door de rechtbank benoemde derde, die de belangen van de eigenaar behartigt. Het wetsvoorstel kent deze mogelijkheid niet. Ondanks het advies van de Afdeling advisering en kritische vragen over dit onderwerp van kamerleden, wijkt de regering ook hier niet van haar ingenomen standpunt af. Het aangevoerde argument dat dit niet strookt met het uitgangspunt van de regering dat de rechtspositie van eigenaren en rechthebbenden ten minste gelijkwaardig dient te zijn aan die onder de Onteigeningswet, overtuigt de regering, merkwaardigerwijs, dan weer niet. Ook hier herhaalt de regering haar eerder ingenomen standpunt.

In de schadeloosstellingsprocedure is het onder de nieuwe regeling overigens onverminderd mogelijk een derde te benoemen. Des te opmerkelijker is het dat de regering daar niet aan wil als het gaat om de toetsing van de onteigeningsbeschikking door de bestuursrechter.

Artikel delen