Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

    Middelen die de overheid ter beschikking staan om te waarborgen dat een specifieke handeling wordt verricht, zijn:1

    • het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in het omgevingsplan;

    • het opnemen van een onvoorwaardelijke verplichting in het omgevingsplan;

    • het opleggen van een gedoogplicht;

    • onteigening.

    De voorwaardelijke verplichting kennen we al geruime tijd onder het oude omgevingsrecht. Een voorwaardelijke verplichting was onder het oude recht een voorschrift in een bestemmingsplan dat de grondgebruiker pas verplicht tot het uitvoeren van hetgeen in het bestemmingsplan is bepaald op het moment dat de grondgebruiker op eigen initiatief een door het bestemmingsplan toegestane wijziging in de bestaande gebruiksvorm aanbrengt.2 Deze lijn blijft ook onder de Omgevingswet in stand. Als de gemeenteraad een bepaalde ontwikkeling uitsluitend aanvaardbaar vindt als tegelijkertijd wordt voorzien in bepaalde maatregelen, dan moeten die maatregelen in het omgevingsplan (of de omgevingsvergunning) zijn geborgd. Zo valt te denken aan een groene beplantingshaag of aan een geluidswal, of een uitbreiding van een bedrijventerrein die bijvoorbeeld alleen in overeenstemming is met een evenwichtige toedeling van functies wanneer een haag (landschappelijke inpassing) of een geluidswal (geluidhinder) wordt aangebracht. Dus om een om een bepaalde (ruimtelijke ontwikkeling) planologisch aanvaardbaar te maken. Zo kon het nodig zijn om in de bestemmingsplanvoorschriften maatregelen voor te schrijven ter beperking van (onaanvaardbare) geur- en geluidbelasting of om te waarborgen dat bestaande bedrijfsbebouwing eerst wordt gesloopt voordat compensatiewoningen kunnen worden gerealiseerd. Dit soort maatregelen krijgt dan de vorm van een voorwaardelijke verplichting: van de nieuwe bedrijfsgebouwen mag pas gebruik worden gemaakt als de haag of de geluidswal is gerealiseerd. Ook kan op deze wijze de landschappelijke inpassing van toekomstige bebouwing worden gewaarborgd.

    Toepassing voorwaardelijke verplichting

    Hoewel duidelijk is dat gedrag kan worden gereguleerd door een voorwaardelijke verplichting, is de toepassing in de praktijk niet altijd eenvoudig. Zo is in veel gevallen toch de vraag in hoeverre vereiste maatregelen ook als voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan zelf moeten worden opgenomen. Op basis van de jurisprudentie lijkt als uitgangspunt te gelden dat maatregelen of voorzieningen die hetzij door de bestemmingsplanwetgever noodzakelijk worden geacht voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid hetzij voortvloeien uit (sectorale) wet- en regelgeving, in beginsel door middel van een voorwaardelijke verplichting geborgd moeten worden in het bestemmingsplan. De Afdeling acht soms ook toelaatbaar dat de betreffende maatregel of voorziening via een nog te verlenen vergunning of een aanvullende overeenkomst wordt geborgd. Bij de beoordeling of een bestemmingsplan planologisch aanvaardbaar is, kan die privaatrechtelijke overeenkomst meegenomen worden. Het vastleggen van een voorwaardelijke verplichting in een planregel is niet nodig indien de gemeente het in haar macht heeft om de maatregelen te treffen en niet is gebleken van belemmeringen die zich daartegen verzetten. In de literatuur zijn bij deze rechtspraak overigens wel de nodige kanttekeningen geplaatst vanuit het perspectief van rechtszekerheid en rechtsbescherming.

    Bron: K.J. de Graaf, H.D. Tolsma, ‘Over gebodsbepalingen en emissie- en immissienormen in het omgevingsplan’ v.a. p. 61, in: S. Bartel e.a., Milieubescherming in het omgevingsplan, Publicatie van de Vereniging voor milieurecht. Den Haag: Boom juridisch 2017.

    Let op: de regering heeft geen noodzaak gezien om de voorwaardelijke verplichting terminologisch te onderscheiden van het begrip gebodsbepaling.

    1Ontleend aan VAN DER FELTZ Advocaten, ‘Omgevingsplan: overgangsrecht, gebodsbepalingen en het verschuiven van ‘, Tijdschrift voor Bouwrecht (TBR), 2016/111.

    2Zie ook F.A.G. Groothuijse et al., ‘Omgevingsplan: overgangsrecht, gebodsbepalingen en het verschuiven van onderzoeksplichten’, TBR, 2016/111, nr. 8, p. 715-726.

    3Zie de annotatie van Groothuijse – met verwijzing naar rechtspraak – bij ABRvS 15 januari 2014, AB 2014/97.

    4ABRvS 23 oktober 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1653.

    5Zie ECLI:NL:RVS:2014:3260 (Woudenbergse zaak).