Ook binnen het omgevingsplan krijgen we te maken met het beschermen van de fysieke leefomgeving tegen gevaren of het beschermen van een locatie tegen ongewenste invloeden. Dit kan ook plaatsvinden in de vorm van het toekennen van een passieve functie aan een locatie in de vorm van beperkingen (nu nog bekend als: zonering), bijvoorbeeld een beperkingengebied (geluidszone) rond een burgerluchthaven of een militaire luchthaven. Met de Omgevingswet zullen alle beperkingen als gevolg van dit soort ‘zones’ onder het generieke begrip ‘beperkingengebied’ worden aangewezen.
Beperkingengebied
Een beperkingengebied is een gebied bij of krachtens de wet aangewezen gebied waar vanwege de aanwezigheid van een werk of object regels gelden over activiteiten die gevolgen hebben of kunnen hebben voor dat werk of object. Beperkingengebieden komen in verschillende vormen voor: rondom luchthavens waar beperkingen gebieden worden ingesteld met bouwbeperkingen, beperkingengebied1 langs dijken, spoorlijnen en dergelijke.Vrijwaringszone
Beperkingengebieden om er voor te zorgen dat de functie van die locatie gewaarborgd blijft. Bijvoorbeeld, bescherming(szones) langs buisleidingstraten, molenbiotoop, dijken, radar, spoor en langs rivieren.
Milieuzonering
Wellicht is de lezer goed op de hoogte van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering. Vooruitlopend op de invoering van de Omgevingswet, wordt die brochure niet meer geactualiseerd en heeft de VNG het voornemen om deze handreiking – die onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een belangrijk hulpmiddel was voor het regelen van bedrijfsmatige activiteiten in de ruimtelijke planvorming – in te trekken. De zoneringsproblematiek zal echter ook onder het nieuwe stelsel van de Omgevingswet nodig blijven, maar dan in een sterk vereenvoudigde vorm.2 Let op: de staalkaart ‘Omgevingsplan milieubelastende activiteiten’ is al wat ouder en neemt vooralsnog niet de rol over van de VNG-brochure.3Geurzonering
Voor locaties kunnen maximale geurwaarden vastgesteld in de vorm van omgevingswaarden.
Natuurzonering
Wanneer aan een locatie de functie van natuur is toegekend ontstaat in het kader van de zorgplicht een interessant situatie voor het omgevingsplan. Op de eerste plaats moet de locatie zelf worden aangewezen, maar moet ook rekening worden gehouden met externe werking van die natuur. Er zal dus een soort buffer om het natuurgebied moeten worden gecreëerd, analoog aan een molenbiotoop waarin bij activiteiten kan worden getoetst aan de effecten op het natuurgebied. Ook is het interessant om in een dergelijke zone rondom een natuurgebied specifieke omgevingswaarden vast te stellen.
Luchtvaartverkeerzone
Gelet op de invloed die uitgaat van vliegoperaties op de fysieke leefomgeving, zowel rond luchthavens als en route worden laagvlieggebieden, luchtverkeersleidingsgebieden rondom luchthavens met beperkingen en/of speciale regels voor het luchtverkeer aangewezen.
Waterstaat
Binnen het natte gedeelte van de waterstaatswerken kunnen gebieden worden aangewezen langs dijken, kanalen en rivieren waaruit beperkingen voortvloeien met betrekking tot gebruik.
Veiligheidszone
Zones ter bescherming van personen zoals externe veiligheid voor industrie, munitie, vuurwerk, lpg- tankstations, windturbines, enz.
Geluidsaandachtsgebied
De voormalige geluidzones keren in het Bkl terug onder de naam ‘geluidaandachtsgebieden’.4 Daarnaast is in de systematiek van de Omgevingswet gekozen voor geluidsproductieplafonds als grens voor geluidsproductie. Let op: het geluidaandachtsgebied bij wegen leidt vaak tot een grotere afstand van een weg dan de voormalige geluidzones. Dit wordt veroorzaakt doordat de omvang van geluidaandachtsgebieden bij wegen wordt bepaald tot de afstand van de weg waar de standaardwaarde mogelijk wordt overschreden en geen vast afstand meer geldt.5 Dit betekent dat het gebied, waarbinnen bijvoorbeeld de gecumuleerde geluidbelasting in kaart moet worden gebracht en onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting op (nieuwe) geluidgevoelige gebouwen, onder de Ow groter is dan nu.Voor luchthavens geldt nog een meer traditionele zone, waarbij voor alle locaties binnen die zone een maximale geluidbelasting mag gelden, zoals vastgelegd in het betreffende luchthavenbesluit of voor de locatie zelf in de luchthavenregeling met een maximum geluidsniveau/belasting op de grens van het luchthavengebied (wat niet verder reikt dan de grens van het perceel/object).
Let op: met betrekking tot militaire luchthavens geldt nog de Kosteneenheid als geluidbelastingsnorm.6Geluidsproductieplafond
Het geluidsproductieplafond kennen we al uit hoofdstuk 11 Wet milieubeheer, waarmee op 1 juli 2012 geluidsproductieplafonds geïntroduceerd werden voor wegen in beheer bij het Rijk (Rijkswaterstaat) en hoofdspoorwegen (in beheer bij ProRail) die zijn aangewezen op de geluidplafondkaart. Aan weerszijden van deze (spoor)wegen bevinden zich om de 100 meter referentiepunten. Op elk referentiepunt geldt een geluidsproductieplafond, oftewel de ter plaatse toegestane geluidproductie door (het verkeer op) de betreffende weg of spoorweg (figuur 21).
Geluidaandachtsgebieden worden bepaald met een versimpelde rekenmethode. De wetgever wil voorkomen dat objecten waar niet aan de standaardwaarde voldaan wordt, worden gemist bij de beoordeling. Het gevolg hiervan is dat er in stedelijke situaties al snel grote gebieden onderzocht moeten worden. Immers doen onder de Omgevingswet drukkere 30 km/u wegen mee bij het bepalen van het geluidaandachtsgebied en ook worden alle emissies van dezelfde brontypen gemodelleerd. Zo zal bij een planontwikkeling van een groot gebied de verkeersprognose van de gehele bronsoort gemeentelijke wegen (ofwel alle wegen) meegenomen moeten worden.
[AFBEELDING 23]
Figuur 21: Geluidsproductieplafonds als gevolg van spoorweg (Bron: © dBvision 2015).
Bij de vaststelling van een geluidproductieplafond als omgevingswaarde worden bepaald:
Onder de Omgevingswet geldt een geluidsproductieplafond als een ‘omgevingswaarde’. De beheerder draagt zorg voor de naleving van de geluidsproductieplafonds die in een openbaar (digitaal) geluidregister zijn terug te vinden. Als een geluidsproductieplafond overschreden dreigt te worden, moet de beheerder maatregelen treffen om dit te voorkomen (en niet het bevoegd gezag zoals bij een standaard omgevingswaarde door middel van een programma). Onder bepaalde omstandigheden kan een geluidsproductieplafond bij besluit van de Minister van IenW gewijzigd (verhoogd of verlaagd) worden.
De activiteiten die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken (de ‘grote lawaaimakers’), zijn de in bijlage XXII van het Besluit kwaliteit leefomgeving opgenomen lijst van activiteiten ‘die in aanzienlijke mate geluid kunnen veroorzaken’.10 Let op: inhoudelijk wordt aangesloten bij de oude definitie van industrieterrein in artikel 1 Wet geluidhinder.11 Een geluidsproductieplafond geeft de toegestane geluidproductie (geluidwaarde in Lden) vanwege een weg of spoorweg aan. Geluidsproductieplafonds gelden op referentiepunten langs wegen en spoorwegen.12 De geluidsproductieplafonds gelden voor op de geluidplafondkaart aangegeven:wegen in beheer van het Rijk;
hoofdspoorwegen;
provinciale wegen;
(aangewezen) lokale spoorwegen
Industrieterreinen;
(nog) aan te leggen wegen in het beheer van het Rijk en hoofdspoorwegen.
1Een beperkingengebied is een gebied rondom een werk of object, waarin vanwege de aanwezigheid van dat werk of object regels gelden (voorheen ‘beschermingszone’).
2Zie Kamerbrief Minister IenW: Uitwerking harmonisering milieuzones en differentiatie van parkeertarieven, IENW/BSK-2018/44978, d.d. 5 april 2018.
3Staalkaart Omgevingsplan Milieubelastende Activiteiten, uitgave december 2018.
4De methode voor het bepalen van de geluidaandachtsgebieden is opgenomen in de Omgevingsregeling, verspreid over diverse categorieën: wegen, spoorwegen, industrieterreinen, etc.
5Onder de Wgh was niet de waarde doorslaggevend maar gold een vaste afstand, zoals bijvoorbeeld 200 meter bij een weg met twee rijstroken.
6Zie uitvoeriger: H. Faber, ‘De Kosteneenheid: een oude bekende nog steeds actueel’, Tijdschrift Geluid, jrg. 2014, nr. 4.
7Stb. 2020, 557, p. 234.
8Stb. 2020, 557, p. 234.
9Zie art. 3.31 Bkl.
10Art. 2.11a, 2.12a en 2.13a Ow. Zie ook Bijlage XXII van het Bkl.
11Rondom andere dan de in art. 2.11a Omgevingswet bedoelde industrieterreinen kunnen facultatief geluidsproductieplafonds als omgevingswaarde vastgesteld worden.
12Zie de link op https://www.infomil.nl/onderwerpen/geluid/inhoudelijk-dossier/regelgeving/wet-milieubeheer/rijkswegen-0/systematiek/definitie-gpp/.
13Zie uitvoerig A. van der Harten, ‘Geluid: 5 belangrijke veranderingen in de Omgevingswet’, Catch Legal, 2 oktober 2020, https://www.catchlegal.nl/geluid-5-belangrijke-veranderingen-in-de-omgevingswet/.
14R. Veenhof, ‘Omgevingswaarden in het omgevingsplan’, Praktijk omgevingsrecht, nr.2, maart 2021, p. 4 -13, met name paragraaf 4.1.1 en 4.1.2.