Het instrument omgevingswaarde vervangt ook diverse grens-, richt- en streefwaarden uit de Wet milieubeheer. Het onderscheid tussen deze verschillende waardebegrippen is onder de Omgevingswet losgelaten. Het overkoepelende begrip: ‘omgevingswaarde’ zorgt voor een betere aansluiting op de variatie aan begrippen en doelstellingen uit EU-richtlijnen op het gebied van bescherming van de fysieke leefomgeving. De verwachting is dat het instrument omgevingswaarde, eventueel gecombineerd met bijvoorbeeld regels over de doorwerking daarvan naar de uitoefening van taken en bevoegdheden van bestuursorganen, bijdraagt aan het correct en tijdig implementeren van EU-richtlijnen.5
Er bestaan verplichte en facultatieve omgevingswaarden voor het omgevingsplan. Voor het omgevingsplan is de enige verplichte omgevingswaarde het geluidsproductieplafond voor industrieterreinen waar activiteiten kunnen worden verricht die veel geluid maken. In het algemeen kunnen drie verschillende soorten omgevingswaarden worden onderscheiden.6
1. Objectgerichte omgevingswaarden
Allereerst kunnen omgevingswaarden worden onderscheiden die betrekking hebben op een bepaald object. Te denken valt aan veiligheidsnormen die voor een waterkering worden vastgesteld. De omgevingswaarde kan dan worden uitgedrukt in de gemiddelde overschrijdingskans per jaar van de hoogste waterstand waarop de waterkering moet zijn berekend of de gemiddelde kans per jaar op een overstroming van het gebied dat door de waterkering wordt beschermd.
2. Omgevingswaarden voor het hele land of voor een bepaald gebied
Ten tweede kunnen omgevingswaarden worden onderscheiden, die worden uitgedrukt in meetbare eenheden (kwantiteiten), bijvoorbeeld een maximale concentratie van stoffen in de fysieke leefomgeving (water, bodem, lucht) of voor geur maximale hoeveelheden geureenheden (zogeheten odour units) per m3. Die waarden kunnen desgewenst worden toegespitst op bepaalde soorten gebieden die een bijzondere functie hebben die beschermd moet worden (bijvoorbeeld stiltegebieden of waterwingebieden).
3. Omgevingswaarden voor objecten of gebieden
Op de derde plaats kunnen omgevingswaarden worden onderscheiden die beogen te voorzien in een objectieve beschrijving van de gewenste staat van een object of een gebied. Het gaat hier om gevallen waarin objectief meetbare eenheden niet eenvoudig kunnen worden opgenomen, maar in waar wel heldere maatstaven kunnen worden gehanteerd. Te denken valt aan een geobjectiveerde beschrijving van kwaliteiten waaraan een natuurgebied moet voldoen.7
Let op: omgevingswaarden zijn alleen gericht tot de instantie die de omgevingswaarde stelt, dus niet tot burgers en bedrijven.
In Praktijk Omgevingsrecht van de SDU is in 2021 een zeer uitgebreid artikel verschenen van R. Veenhof met als titel ‘Omgevingswaarden in het omgevingsplan’.
1 Zie art. 2.24, lid 1 lid 1 Ow.
2 Zie afdeling 2.3 Ow. Zie H.A. Oldenziel en H.W. de Vos, Systeem en kerninstrumenten van de Omgevingswet, Wolters Kluwer, 2017, p. 26-30. R. Veenhof, ‘Omgevingswaarden in het omgevingsplan’. Praktijk omgevingsrecht, nr.2, maart 2021, p. 4-13.
3 Art. 2.9, lid 2, onder a, b en c, Ow.
4 Art. 2.9, lid 3, Ow.
5 Zie uitgebreid H.A. Oldenziel en H.W. de Vos, Systeem en kerninstrumenten van de Omgevingswet, Wolters Kluwer, 2017.
6 Ontleend aan W.J. Bosma, ‘Omgevingswaarde en instructieregels – een combinatie van flexibiliteit en interbestuurlijke spanningen’. MenR 2014/119, afl. 8, oktober 2016, p. 601-607.
7 Kamerstukken II 2013-2014, 33 962, nr. 3, p. 96-97. R. Veenhof, ‘Omgevingswaarden in het omgevingsplan’. Praktijk omgevingsrecht, nr.2, maart 2021, p. 4-13.