zaaknummer: 8020833 CV EXPL 19-38526
uitspraak: 28 februari 2020
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
VGZ Zorgverzekeraar N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak.
Partijen worden hierna aangeduid als ‘VGZ’ en ‘ [gedaagde] ’.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 13 augustus 2019, met producties;
de incidentele conclusie van niet-ontvankelijkheid tevens conclusie van antwoord, met producties;
de akte houdende royement.
Het vonnis is bepaald op heden.
2.1In deze procedure heeft VGZ om ‘royement’ van de procedure verzocht omdat niet [gedaagde] maar de bewindvoerder gedagvaard had moeten worden. [gedaagde] heeft de kantonrechter op 27 januari 2020 bericht dat hij niet akkoord gaat met het royement van de procedure en de kantonrechter verzocht VGZ te veroordelen in de proceskosten.
2.2De kantonrechter begrijpt het verzoek van VGZ tot royement van de procedure als een verzoek tot doorhaling op de rol op grond van het bepaalde in artikel 246 Rv. Doorhaling op de rol kan slechts plaatsvinden indien beide partijen daarmee instemmen. Nu [gedaagde] niet instemt met het betreffende verzoek zal de zaak niet worden doorgehaald.
2.3De kantonrechter begrijpt dat VGZ haar vordering niet wenst te handhaven en dus wenst te verminderen tot nihil. Daarom zal alleen een beslissing over de proceskosten worden genomen.
2.4VGZ heeft erkend dat zij de verkeerde partij heeft gedagvaard. Zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Op basis van de daarvoor geldende tarieven heeft [gedaagde] recht op een bedrag van € 72,00 aan salaris gemachtigde (gebaseerd op één punt).
De kantonrechter:
veroordeelt VGZ in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 72,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M. van de Ven en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
43416