Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

ECLI:NL:RBAMS:2020:4627

21 September 2020

Jurisprudentie – Uitspraken

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht

zaaknummer: AMS 19/4397

zittingsdatum: 14 juli 2020

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder

(hierna: de gemeente)

(gemachtigde: [naam] ).

Conclusie

1. De rechtbank stelt [eiser] (eiser) in het gelijk. De gemeente mocht de aanvraag van eiser om een traplift niet afwijzen. De rechtbank legt hieronder uit waar deze zaak over gaat en hoe zij tot haar oordeel is gekomen.

De aanleiding voor deze rechtszaak

2.1.Eiser woont samen met zijn echtgenote meer dan 33 jaar in de huidige woning. Het betreft een gelijkvloerse ruime woning op de derde etage. Deze woning is bereikbaar middels drie trappen. Eiser is door zijn beperkingen niet in staat om trappen te lopen. Ook is hij niet in staat om met de scootmobiel de centrale toegangsdeur te openen. Doordat hij niet naar buiten kan, verkeert hij in een isolement. Eiser wenst in zijn woning te blijven wonen. Hij heeft daarom een traplift aangevraagd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).

2.2.De gemeente heeft in het primaire besluit van 28 januari 2019 eisers aanvraag afgewezen, omdat de totale kosten van de noodzakelijke aanpassingen uitkomen boven de primaatgrens van € 10.000,-. Verhuizen naar een rolstoelgeschikte woning is volgens de gemeente een adequate oplossing voor eisers woonprobleem. Nadat eiser tegen dit besluit bezwaar maakte, hield de gemeente de afwijzing in stand in het besluit op bezwaar van 15 juli 2019. Eiser is het hier niet mee eens en startte daarom deze procedure bij de rechtbank.

2.3.De zitting bij de rechtbank vond in verband met de maatregelen die zijn getroffen vanwege de uitbraak van het coronavirus plaats via een Skype-zitting op 14 juli 2020. Daarbij is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Na afloop van deze zitting heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Voorgeschiedenis en standpunten van partijen

3.1.Eiser heeft al vier keer eerder een traplift bij de gemeente aangevraagd. De aanvragen zijn alle keren afgewezen. Op de aanvraag in 2016 volgde een procedure bij deze rechtbank (zaakskenmerk AMS 16/6632). Op 16 februari 2018n

ECLI:NL:RBAMS:2018:7158, niet gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.

heeft de rechtbank uitspraak gedaan. Ten tijde van die zaak mocht een woonruimteaanpassing volgens het Financieel besluit maximaal € 6.100,- kosten. Tussen partijen was destijds niet in geschil dat de kosten van de aanpassingen naar verwachting hoger zouden zijn dan dit bedrag. Verhuizen zou daarom de goedkoopst adequate voorziening zijn. De rechtbank heeft toen bepaald dat er geen contra-indicatie voor verhuizen was, omdat uit de door eiser aangedragen omstandigheden onvoldoende bleek dat verhuizing zou leiden tot een aanmerkelijke verschraling van het leven.

Nadat de gemeente de primaatgrens bij verhuizing had verhoogd van € 6.100,- naar

€ 10.000,-, heeft eiser de huidige aanvraag voor een traplift ingediend. De gemeente blijft ook in deze zaak bij haar standpunt dat verhuizen de goedkoopst adequate voorziening is waarmee eiser wordt gecompenseerd in zijn beperkingen. Daarbij werpt de gemeente eiser tegen dat hij volstrekt onvoldoende en ook selectief heeft gereageerd op het aanbod van rolstoelgeschikte woningen in Woningnet. Als er woningen bezichtigd konden worden dan zag eiser daar ook vanaf, aldus de gemeente.

3.3.Daar tegenover staat dat eiser zijn woning absoluut niet wil verlaten. Eiser woont al ongeveer 35 jaar in dezelfde buurt. Hij heeft zijn sociale netwerk daar en zijn familieleden wonen dichtbij. Ook is hij in zijn dagelijks functioneren afhankelijk van hulp van buren en zijn zoon die vlakbij woont. Tot slot bevindt het ziekenhuis, waar hij onder behandeling is, zich op korte afstand. Eiser heeft daarom aangeboden een deel van de kosten van de woonruimteaanpassingen voor zijn rekening te nemen, zodat de grens van € 10.000,- niet wordt overschreden.

Noodzaak van een oplossing

4. De rechtbank stelt vast dat partijen nu in een impasse zijn beland. Naar het oordeel van de rechtbank is de huidige situatie niet langer houdbaar. Vanwege het sociale isolement, maar ook omdat eiser gemiddeld vijf keer per maand voor reguliere afspraken bij het ziekenhuis door de brandweer uit zijn woning worden getakeld, om vervolgens door een ambulance vervoerd te worden. Ook tijdens de skypezitting werd eiser op deze wijze uit zijn woning gehaald. Overigens wegen de hoge publieke kosten die dit met zich meebrengt, volgens eiser € 84.000,- per jaar, niet mee in het oordeel van de rechtbank. Ze kunnen immers zowel worden toegeschreven aan de handelswijze van de gemeente (het weigeren van de traplift) als aan de handelswijze van eiser (zijn weigering om te verhuizen). Wel dringt zich daardoor de noodzaak van een oplossing op.

Beoordelingskader

5. Volgens de regelgeving van de gemeente kan een persoon in aanmerking komen voor een woonvoorziening als hij aantoonbare beperkingen heeft bij het normaal gebruik van zijn woning, en alles heeft gedaan om een geschikte woning te bewonen. Een woonruimteaanpassing is alleen mogelijk wanneer deze langdurig noodzakelijk is en verhuizing niet mogelijk is of niet de goedkoopst adequate voorziening is.n

Artikel 4.7, eerste en tweede lid, van de Verordening maatschappelijke ondersteuning

Amsterdam 2015, versie 2019 (de Verordening).

Volgens het beleid van de gemeente wordt een woonvoorziening verstrekt om beperkingen bij het normale gebruik te compenseren. Als vast is komen te staan dat compensatie geboden moet worden c.q. een voorziening moet worden toegekend dan biedt het college deze door de goedkoopst adequate voorziening te verstrekken.n

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019, p. 49 en 51.

Indien de kosten van een woonruimteaanpassing meer bedragen dan € 10.000,- geldt het primaat van verhuizen.n

Artikel 4 van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank neemt het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 21 maart 2018n

ECLI:NL:CRVB:2018:819, te vinden via www.rechtspraak.nl, zie overweging 4.4.2.

als uitgangspunt bij de beoordeling van deze zaak.

Stap 1: Wanneer bij de gemeente melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning moet de gemeente allereerst vaststellen wat de hulpvraag is. Stap 2: Vervolgens zal de gemeente moeten vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 3: Eerst wanneer die problemen voldoende concreet in kaart zijn gebracht, kan worden bepaald welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de ondersteuningsvrager, onderscheidenlijk het zich kunnen handhaven in de samenleving.

Stap 4: Het onderzoek moet er vervolgens op gericht zijn of en in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden.

Stap 5: Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een maatwerkvoorziening te verlenen.

Tot slot overweegt de CRvB dat voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist een specifiek deskundig oordeel en advies niet zal kunnen ontbreken.

6.2.De gemeente heeft het Indicatie Advies Bureau (IAB) onderzoek laten doen. Dit heeft geresulteerd in de adviezen van 23 april 2018 en 3 december 2018. Uit deze adviezen blijkt dat eisers woning rolstoelgeschikt is. Zijn hulpvraag ziet dan ook alleen op het vanuit zijn woning naar buiten geraken (stap 1). Eisers lichamelijke beperkingen zijn niet in geschil. Door deze beperkingen kan hij geen trap lopen. Hij heeft daarom gevraagd om een traplift. Eiser kan eenmaal onderaan de trap niet zelfstandig met zijn scootmobiel naar buiten, omdat hij door zijn lichamelijke beperkingen de centrale toegangsdeur niet zelfstandig kan openen. (stap 2).

6.3.Voor wat betreft de ondersteuning (stap 3) stelt eiser dat hij alleen een traplift heeft aangevraagd en nodig heeft. Uit het onderzoek van het IAB blijkt echter dat, om de woning langdurig geschikt te maken, zowel een traplift van de begane grond naar de derde etage als een automatische deuropener (met handzender) op de centrale toegangsdeur nodig. De rechtbank is van oordeel dat de adviezen van het IAB zijn aan te merken als een deskundigenadvies, omdat zij onpartijdig, objectief en inzichtelijk zijn en zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De gemeente heeft zich dus op het standpunt kunnen stellen dat woningaanpassingen alleen vergoed worden als dit leidt tot een situatie waarin de woning daarna langdurig geschikt is, gelet op de beperkingen van de aanvrager. Zowel de traplift als de deuropener met handzender moeten daarom gerealiseerd worden.

6.4.1.De kern van het geschil komt volgens de rechtbank naar voren bij de beoordeling van stap 4: kortgezegd in hoeverre eiser het probleem zelf of met behulp van mensen of voorzieningen in zijn omgeving kan oplossen.

6.4.2.Uit het bestreden besluit blijkt dat de traplift € 9.788,51 en de deurautomaat met handzender € 1.833,38 kost. Het totaalbedrag van de benodigde aanpassingen komt daarmee uit op € 11.621,89. Deze kosten zijn hoger dan het in het Financieel besluit genoemde bedrag van € 10.000,-. Eiser heeft aangeboden om de kosten van de automatische deuropener met handzender ad € 1.943,70 zelf te dragen. Dit zou betekenen dat alleen de traplift door de gemeente vergoed zou moeten worden, waardoor de kosten onder het grensbedrag kunnen blijven en eiser niet hoeft te verhuizen. De gemeente wil hier niet mee instemmen. Volgens de gemeente is het niet de bedoeling dat de overschrijding van de primaatgrens wordt opgegeven doordat eiser zelf een deel van de kosten van de aanpassingen voor zijn rekening neemt. Een verhuiskostenvergoeding is in dat geval immers de goedkoopst adequate oplossing voor het woonprobleem. Van dit uitgangspunt wordt wel eens afgeweken in uitzonderlijke situaties, maar dan ziet de gemeente hier geen aanleiding voor. Dit voorstel werd dan ook door de gemeente afgewezen.

6.4.3.De rechtbank volgt de gemeente hierin niet. Het zelf betalen van de aanpassingen van de deurautomaat en de handzender betekent dat eiser dat deel van de hulpvraag op eigen kracht oplost. Dat is in overeenstemming met dat wat in de (toelichting op de) regelgeving en in het beleid van de gemeente staat. In de Verordeningn

Artikel 4.1, tweede lid, van de Verordening (voor zover van belang).

staat dat alle mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan maatwerkvoorzieningen, in het onderzoek eerst worden beoordeeld. Verder staat in het beleid van de gemeenten

Nadere regels maatschappelijke ondersteuning Amsterdam 2019, p. 15 e.v.

dat de Wmo 2015 is bedoeld om de eigen kracht te versterken. Eigen kracht kan ook betekenen zelf betalen, aldus het beleid. Anders dan de gemeente stelt, dient zij hier volgens haar eigen beleid dus rekening mee te houden. Dit sluit ook aan bij de Memorie van Toelichting (MvT)n

De Memorie van Toelichting bij de Regels inzake de gemeentelijke ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015), TK 201302014, 33841, nr. 3, p. 45.

waarin staat dat de gemeente in het gesprek met financieel draagkrachtige cliënten zelfs mag wijzen op de mogelijkheid de voorziening zelf te financieren. Als de cliënt dat wil en ook in staat is om dat zelf te organiseren, kan dat de juiste aanpak zijn. De gemeente heeft onvoldoende gemotiveerd waarom zij, in weerwil van haar eigen beleid, niet heeft ingestemd met het aanbod van eiser om een deel van de kosten voor eigen rekening te nemen. Temeer niet, nu er voor eiser grote belangen op het spel staan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de gemeente eiser in dit aanbod moet ontvangen.

6.5.1.Gelet op het deel eigen kracht wat eiser inzet, moet de gemeente vanuit dat beginpunt bezien of deze oplossing (stap 4) voldoende tot een oplossing leidt of dat een maatwerkvoorziening nodig is voor eiser om hem voldoende te compenseren in zijn beperkingen (stap 5). Dit volgt ook uit het eigen beleid van de gemeenten

Zie p. 18: Een Amsterdammer kan voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komen als andere oplossingen niet of niet voldoende tot een oplossing leiden.

en uit de Mvt.n

Zie noot 8, in dit geval p. 10: De maatwerkvoorziening is aanvullend op wat iemand zelf kan bijdragen en vormt samen met de inzet van eigen kracht of, indien van toepassing, gebruikelijke hulp of mantelzorg een samenhangend ondersteuningsaanbod, ofwel maatwerk.

6.5.2.Een maatwerkvoorziening is een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen. De maatwerkvoorziening moet rekening houden met de uitkomsten van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en een passende bijdrage leveren aan de zelfredzaamheid of participatie van de betrokkene, en deze in staat stellen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te blijven wonen.n

Zie de artikelen 1.1.1, eerste lid, 2.3.2, vierde lid en 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.

6.5.3.Eiser vraagt een maatwerkvoorziening voor een traplift. Door het plaatsen van de benodigde traplift, wordt eiser in staat gesteld om in zijn eigen leefomgeving te blijven wonen en daar te kunnen participeren. Niet in geschil is dat de traplift, samen met de op eigen kracht gefinancierde deurautomaat met handzender, een adequate voorziening is die langdurig geschikt is. Nu eveneens niet in geschil is dat de kosten van de verzochte maatwerkvoorziening in de vorm van een traplift onder het grensbedrag van € 10.000,- blijven, geldt het primaat van verhuizen niet.

De gemeente heeft op de zitting nog gewezen op een uitspraak van de CRvB van

22 augustus 2018n

ECLI:NL:CRVB:2018:2602, overweging 4.2., te vinden op www.rechtspraak.nl.

waaruit volgt dat een verhuisprimaat als zodanig niet in strijd is met de Wmo 2015. De gemeente hoeft de gevraagde woningaanpassing niet te verstrekken als een verhuiskostenvergoeding goedkoper en – eveneens – adequaat is. De rechtbank volgt dit standpunt niet in deze zaak, nu de gemeente zelf heeft gekozen voor een primaatgrens van

€ 10.000,-. Pas als de kosten van een woonruimteaanpassing meer bedragen dan

dit bedrag, geldt het primaat van verhuizen. De gemeente heeft zich hier naar het oordeel van de rechtbank aan gebonden. Daar komt bij dat de CRvB in die uitspraak heeft overwogen dat steeds de vraag moet worden beantwoord of met de toepassing van dit primaat in een concreet geval een passende bijdrage als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 wordt geleverd. Daarin staat ook de doelstelling het zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving blijven verwoord.

6.6.Gelet op het voorgaande geldt het verhuisprimaat niet. Het door de gemeente aangevoerde dat in de eerdere uitspraak van deze rechtbank al is uitgemaakt dat de sociale binding onvoldoende is en er geen contra-indicatie voor verhuizen is, hoeft dan ook niet meer besproken te worden.

Toekenning van de traplift

7. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien door het primaire besluit te herroepen en alsnog de traplift toe te kennen aan eiser. De rechtbank draagt de gemeente op om over te gaan tot nadere besluitvorming met betrekking tot de overige zaken rondom de verstrekking van de traplift.

Toekenning van de proceskosten

8.1.Omdat de rechtbank eiser in het gelijk stelt, bepaalt zij dat de gemeente aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 47,- vergoedt.

8.2.Eiser schakelde voor deze procedure een advocaat in. De rechtbank veroordeelt de gemeente in de proceskosten die eiser daarvoor maakte. De hoogte van deze kosten volgen uit het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet de gemeente de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:

  • verklaart het beroep gegrond;

  • vernietigt het bestreden besluit;

  • herroept het primaire besluit, bepaalt dat de gemeente aan eiser een traplift toekent en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

  • draagt de gemeente op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;

  • veroordeelt de gemeente in de proceskosten van eiser tot een bedrag van

€ 2.100,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak el Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. M. den Toom, griffier.

griffier

rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Artikel delen