Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Voor het vaststellen of de geraamde waarde van een voorgenomen overheidsopdracht (of een concessieovereenkomst voor werken of diensten), een prijsvraag, dan wel het voorgenomen gebruik van een dynamisch aankoopsysteem) de Europese aanbestedingsdrempel overschrijdt, bevat de Aanbestedingswet 2012 een aantal voorschriften.

Allereerst is het aanbestedende diensten niet toegestaan opdrachten te splitsen teneinde zich te onttrekken aan de toepassing van de wet.1

Dat geldt ook voor de toe te passen methode van berekening van de geraamde waarde.

De feitelijke berekening van de geraamde waarde van overheidsopdrachten vindt plaats overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 2.15 tot en met 2.22 Aw.2

De waarde van de overheidsopdracht wordt geraamd naar de waarde op het moment van verzending van de aankondiging, dan wel – in die gevallen dat geen aankondiging is vereist – het moment waarop de procedure voor gunning wordt ingeleid. Bij de raming van de opdracht houdt men rekening met de waarde van de totale opdracht, ook al is deze gefaseerd of verdeeld in diverse verschillende percelen.3

De raming van de waarde van een opdracht wordt – ook al is de looptijd van de opdracht langer dan 48 maanden – berekend over een periode van maximaal 48 maanden.

Sinds het arrest van het Hof van Justitie inzake Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato is het belang van een goede raming van de maximale waarde van den (raam)overeenkomst toegenomen.4 Aanbestedende diensten moeten volgens het Hof van Justitie de maximale geraamde waarde van de aan te besteden overeenkomst bekend maken. Naar het oordeel van het Hof zouden de in de richtlijn ‘… neergelegde beginselen van transparantie en gelijke behandeling van de ondernemers die interesse hebben in de sluiting van de raamovereenkomst, [… ] immers in het gedrang komen indien de aanbestedende dienst die oorspronkelijk partij is bij de raamovereenkomst, de totale hoeveelheid waarop de raamovereenkomst betrekking heeft, niet specificeert.’5 Dit brengt met zich mee dat een (raam)overeenkomst waarbij de geraamde maximale waarde is bereikt geen effect meer sorteert. De overeenkomst wordt dan geacht te zijn uitgewerkt.6

Dat is naar Europees recht zo, maar naar Nederlands recht blijft de overeenkomst voortduren. Dat betekent dat aanbestedende diensten er verstandig aan doen in de overeenkomst een zinsnede op te nemen dat de opdrachtgever bij het bereiken van de maximale geraamde waarde van die raamovereenkomst, het recht krijgt de raamovereenkomst eenzijdig en zonder verdere vergoeding van kosten op te zeggen.

Percelenregeling

Op grond van artikel 2.18 Aw mogen enkele percelen op het terrein van leveringen en diensten, onderscheidenlijk op het terrein van werken van de aanbestedingsprocedures worden uitgezonderd. Dat geldt eveneens voor ‘homogene leveringen’. Deze kunnen bij opdrachtverlening in afzonderlijke percelen worden gesplitst en daarmee kan de percelenregeling ook op dergelijke opdrachten worden toegepast.7

Deze uitgezonderde percelen mogen op grond van artikel 2.18, derde lid, Aw een geraamde waarde van € 80.000 voor opdrachten voor diensten, onderscheidenlijk € 1 miljoen voor opdrachten voor werken, niet overschrijden en mogen niet meer dan 20% van de totale waarde van de gezamenlijke percelen van die opdracht tezamen bedragen. Dit betekent dat voor deze delen van de opdracht buiten het regiem van de wet kunnen blijven. Voor de overige percelen geldt de normale aanbestedingsplicht.

Voor de opdrachten die onder de percelenregeling vallen, geldt dat deze in beginsel enkelvoudig ondershands mogen worden gegund. Dat neemt niet weg dat artikel 1.4 Aw op dergelijke opdrachten wel van toepassing is. De aanbestedende dienst moet dus kunnen motiveren waarom hij de opdracht aan juist dié opdrachtnemer heeft gegund.

1 Artikel 2.14 Aanbestedingswet 2012.

2 Zie voor concessieovereenkomsten artikel 2a.10 tot en met 2a.12 Aw.

3 HvJ EG van 21 februari 2008, zaak C/412-04, Commissie/Italië (onder de drempel), Jur. 2008, p. I-619, r.o. 73.

4 HvJ EU van 19 december 2018, zaak C-216/17, Autorità Garante della Concorrenza e del Mercato – Antiturst, Coopservice Soc. coop. Arl, ECLI:EU:C:2018:1034.

5 Ibidem, r.o. 64.

6 Ibidem r.o. 61.

7 Artikel 5, tiende lid, richtlijn 2014/24/EU en artikel 2.19 Aw.