Deze structuurvisie is in de plaats gekomen van de nota’s (zoals onder andere de Nota Ruimte) en de planologische kernbeslissingen (PKB’s) van het Rijk, het provinciaal streekplan en de regionale en gemeentelijke structuurplannen. De structuurvisie is juridisch bindend voor de overheid die de visie heeft vastgesteld (zelfbindend). In tegenstelling tot het bestemmingsplan (tien jaar) is de looptijd van een structuurvisie niet bepaald. Een overheid kan het ruimtelijk beleid formuleren voor een periode van bijvoorbeeld dertig jaar, maar een visie voor enkele jaren is ook mogelijk.
Er gelden geen vormvereisten en procedures voor een structuurvisie. Wel schrijft artikel 1.3.1. Bro voor dat (voor zover geen m.e.r. plaats- vindt) het bestuursorgaan dat voornemens is op verzoek of uit eigen beweging een structuurvisie voor te bereiden waarbij sprake is van ruimtelijke ontwikkelingen, dat voornemen bekend moet maken.
In de betreffende kennisgeving moet aangegeven worden waar de stukken over het voornemen ter inzage liggen en hoe lang de ter inzage legging duurt. Het bestuursorgaan kan daarbij gelegenheid bieden om zienswijzen naar voren te brengen, maar dat hoeft niet. Wordt hiervoor gekozen, dan moet dit in de kennisgeving worden aangegeven. Tenslotte kan het bestuursorgaan ervoor kiezen om een onafhankelijke instantie in de gelegenheid te stellen te adviseren over het voornemen. Ook dat moet in dat geval in de kennisgeving worden aangegeven.
Verder bepaalt artikel 2.1.1 Bro dat in de structuurvisie moet worden aangegeven hoe maatschappelijke organisatie en burgers zijn betrokken bij de totstandkoming. Voor visies van het Rijk en de provincies wordt vaak de ontwerpversie ter inzage gelegd. Voor wat betreft de gemeente geldt dat de inspraakverordening kan aangeven dat inspraak verplicht is. De Minister, Provinciale Staten of de gemeenteraad zijn de bevoegde lichamen om een structuurvisie vast te stellen. Bezwaar of beroep tegen de structuurvisie is niet mogelijk.
Indien de voorgestane ontwikkelingen m.e.r.-plichtig zijn is de structuurvisie op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. plan m.e.r.-plichtig. Een m.e.r. is verplicht voor projecten en plannen die een schadelijke invloed kunnen hebben op het milieu. Is er sprake van een m.e.r. in het kader van de structuurvisie dan gelden hiervoor de procedure eisen uit de Wet milieubeheer.
Het Bro2geeft de mogelijkheid om via een ministeriële regeling regels te stellen betreffende de voorbereiding, vormgeving, inrichting en beschikbaarstelling van structuurvisies. Er zijn drie regelingen waarin bepalingen zijn opgenomen met betrekking tot de structuurvisie:
De Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2008 (RO standaarden) geeft aan dat de structuurvisie moet worden gepubliceerd volgens het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO2008) en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten 2008 (STRI2008). Dit betekent, dat de structuurvisie moet worden gepubliceerd op RO-online (www.ruimtelijke- plannen.nl).
De ‘Regeling ruimtelijke documenten op papier’ geeft aan dat een structuurvisie vergezeld gaat van een of meer kaarten waarop het gebied waarop de structuurvisie betrekking heeft, is aangegeven.
De Praktijkrichtlijn Gemeentelijke Structuurvisie (PRgSV2008) is beschikbaar gesteld waarin de exacte eisen staan voor het digitaal maken en beschikbaar stellen van ruimtelijke plannen. Een structuurvisie dient digitaal beschikbaar te zijn.
Geconcludeerd wordt dat het wettelijk kader weinig eisen stelt aan de structuurvisie. Dit betekent dat de structuurvisie qua opzet, inhoud en procedure vormvrij is. De praktijk leert dat er wel overeenkomsten zijn tussen de vorm van de visies die tot nu toe zijn opgesteld. Deze vaste onderdelen worden in de volgende paragraaf omschreven.