Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

De formele bestemmingsplanprocedure is geregeld in artikel 3.8 Wro. Deze procedure ziet er als volgt uit:

Figuur 4.1 Bestemmingsplanprocedure

In lid 1 van artikel 3.8 Wro is bepaald dat op de voorbereiding van het bestemmingsplan afdeling 3.4 Awb van toepassing is.1

Aandachtspunt daarbij is dat naast de kennisgeving van de terinzagelegging in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, ook een kennisgeving in de Staatscourant én langs elektronische weg moet plaatshebben.

Gelijktijdig met deze kennisgevingen moeten ook de rijks- en provinciale diensten2

worden ingelicht over de terinzagelegging. Datzelfde geldt voor de bij het plan betrokken waterschapsbesturen en (buur)gemeenten die belanghebbende zijn. Alle stukken moeten ook digitaal kunnen worden verstrekt (zie artikel 1.3.1 Bro). Gedurende de termijn van terinzagelegging kan door eenieder schriftelijk of mondeling een zienswijze worden ingebracht. Deze werkwijze wijkt af van de standaardprocedure uit afdeling 3.4 Awb, waarin alleen aan belanghebbenden het recht op het indienen van een zienswijze is toegekend.

Na het sluiten van de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad binnen twaalf weken een besluit nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan. In de praktijk is de werkwijze als volgt. De ingebrachte zienswijzen worden ambtelijk beoordeeld en het college doet de raad een voorstel hoe het plan moet worden vastgesteld. In een aantal gevallen zal wellicht als gevolg van ingebrachte reacties een voorstel tot wijziging ten opzichte van het ontwerp worden gedaan. In een aantal andere gevallen zal juist worden gemotiveerd waarom aan een ingebrachte zienswijze geen gehoor zou moeten worden gegeven. Ook kunnen in het raadsvoorstel nog ambtshalve wijzigingen worden voorgesteld. En ten slotte kan de raad in de vergadering waarin het plan wordt behandeld, zelf ook nog voorstellen tot aanpassing doen die in het plan moeten worden verwerkt. Vervolgens wordt het bestemmingsplan, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Uiteraard kan ook worden besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen, want ook die vrijheid heeft de raad.

De termijn van twaalf weken is kort en de wet voorziet niet in een mogelijkheid deze termijn te verlengen. Zeker bij grote plannen, waar soms tientallen zienswijzen worden gegeven, kan dit tot knelpunten leiden. Dat is zeker het geval als, voorafgaande aan vaststelling door de raad, nog een behandeling in één of meer raadscommissies moet plaatsvinden. Dan kan het voorkomen dat nauwelijks een paar weken overblijft om de raadsbehandeling voor te bereiden. Weliswaar is de termijn van twaalf weken een termijn van orde, maar hierop is wel de dwangsom bij niet tijdig beslissen van toepassing. Ook kan het overschrijden van de termijn gevolgen hebben voor de aanhouding van vergunningaanvragen (zie ook hierna).

Na vaststelling moet een algemene bekendmaking plaatsvinden van de zakelijke inhoud van het bestemmingsplan, met eventuele wijzigingen ten opzichte van het ontwerp, door terinzagelegging van het plan met voorafgaande kennisgeving op dezelfde wijze als bij het ontwerp is gebeurd. Gelijktijdig moet kennisgeving van de vaststelling worden gedaan aan de eerdergenoemde instanties die ook al bij de voorbereiding waren betrokken. Dat gebeurt binnen twee weken na het raadsbesluit. Als de raad het plan gewijzigd heeft vastgesteld, dus wijzigingen wil ten opzichte van het ontwerp dat ter inzage heeft gelegen, dan geldt een termijn van zes weken.

Ook als Gedeputeerde Staten of de minister van BZK een zienswijze hebben ingebracht en deze niet of niet volledig is gevolgd, geldt de termijn van zes weken na de vaststelling. Is dit laatste het geval, dan moet het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan onverwijld aan die twee instantie(s) worden toegestuurd, uiteraard opdat zij zo nodig een zogeheten aanwijzing kunnen geven.3

De dag na bekendmaking van het besluit tot vaststelling gaat de beroepstermijn lopen. Die procedure is conform de Awb. Binnen zes weken na de bekendmaking kunnen belanghebbenden een beroepschrift indienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Let wel: waar in de voorbereiding eenieder een zienswijze kan indienen, staat het beroep alleen open voor belanghebbenden die eerder hun zienswijze hebben gegeven. Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Het bestemmingsplan treedt in werking op de dag na afloop van de beroepstermijn, dus zes weken na de bekendmaking. Wel kan degene die een beroepschrift indient, een verzoek om voorlopige voorziening doen bij de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak. Als dat verzoek wordt gehonoreerd, bepaalt de voorzitter welke onderdelen van het bestemmingsplan worden geschorst. Voor het overige treedt het plan na de beroepstermijn in werking.

1 Zie paragraaf 2.6.2 voor nadere uitleg over afdeling 3.4 Awb.

2 Bij het Rijk in ieder geval de inspectie ILT en eventueel Rijkswaterstaat, Defensie, LNV en OCW als het gebied waarden kent die de belangen van deze ministeries raken. Bij de provincies zijn veelal de Provinciale Planologische Commissies (PPC’s) het aanspreekpunt.

3 Tegen zo’n aanwijzing staat – uiteraard – rechtsbescherming open. Als de aanwijzing in stand blijft, vervalt het vastgestelde bestemmingsplan voor dat deel waarvoor de aanwijzing geldt en treedt deze aanwijzing daarvoor in de plaats. De gemeente mag gedurende maximaal tien jaar voor dat deel geen ander bestemmingsplan vaststellen. Nogmaals zij daarbij benadrukt dat deze bevoegdheden alleen mogen worden toegepast ter bescherming van nationale of provinciale ruimtelijke belangen.