Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

In artikel 2 van het Bevi is bepaald welke inrichtingen onder de reikwijdte van het Bevi vallen. Hieruit volgt dat het Bevi van toepassing is op de onderstaande inrichtingen respectievelijk op (de bestemming van) gronden die zijn gelegen binnen het invloedsgebied van deze inrichtingen. Artikel 2 Bevi is nader uitgewerkt in de Revi. Indien het Bevi niet van toepassing is op een inrichting, kan het bevoegd gezag voor de beoordeling van de veiligheid in de omgeving van de inrichting aansluiting zoeken bij de wijze van bepaling van de omvang van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in het Bevi.1

Artikel 2, eerste lid, Bevi: inrichtingen waarop het Bevi van toepassing is

  • een inrichting waarop het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 van toepassing is;

  • een inrichting die bestemd is voor de opslag in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e van het Registratiebesluit externe veiligheid, waar gevaarlijke stoffen als bedoeld in bijlage I bij Richtlijn 2012/18/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, houdende wijziging en vervolgens intrekking van Richtlijn 96/82/EG van de Raad (PbEU 2012, L 197) worden opgeslagen in hoeveelheden groter dan de in kolom 2 van de delen 1, onderscheidenlijk 2 van bijlage I bij die richtlijn genoemde hoeveelheden;

  • een door Onze Minister bij regeling aangewezen spoorwegemplacement dat gebruikt wordt voor het rangeren van wagons met gevaarlijke stoffen;2

  • andere door Onze Minister bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan de inrichtingen, bedoeld in de onderdelen a tot en met c, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens bij die regeling gestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10–6 per jaar, die behoren tot categorieën inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;3

  • een LPG-tankstation als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit LPG-tankstations milieubeheer;

  • een inrichting waar verpakte gevaarlijke afvalstoffen, of verpakte gevaarlijke stoffen, niet zijnde nitraathoudende kunstmeststoffen, worden opgeslagen in een hoeveelheid van meer dan 10 000 kg per opslagvoorziening, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d, indien:

  1. brandbare gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen worden opgeslagen, of

  2. binnen een opslagvoorziening zowel brandbare gevaarlijke stoffen als gevaarlijke stoffen met fluor-, chloor-, broom-, stikstof- of zwavelhoudende verbindingen worden opgeslagen;

  • een inrichting waarin een koel- of vriesinstallatie aanwezig is met een inhoud van meer dan 1500 kg ammoniak, niet zijnde een inrichting als bedoeld in onderdeel a of d, en

  • andere door Onze Minister bij regeling aangewezen categorieën van inrichtingen dan de inrichtingen, bedoeld in de onderdelen e tot en met g, waarvan het plaatsgebonden risico, berekend volgens bij die regeling gestelde regels, hoger is of kan zijn dan 10–6 per jaar en waarvoor bij die regeling afstanden tot al dan niet geprojecteerde kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zijn vastgesteld, die behoren tot categorieën inrichtingen die zijn aangewezen krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.4

Het Bevi is niet van toepassing op (gronden binnen het invloedsgebied van) een inrichting waarin uitsluitend of in hoofdzaak consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit worden opgeslagen of bewerkt. Dit geldt tevens voor een inrichting voor het opslaan of bewerken van munitie, ontplofbare stoffen of met ontplofbare stoffen geladen voorwerpen, niet zijnde consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik als bedoeld in het Vuurwerkbesluit, tenzij op die inrichting het Brzo 2015 van toepassing is (artikel 3 Bevi).

Het feit dat een inrichting onder de reikwijdte van het Bevi valt, betekent niet dat het bevoegd gezag ieder besluit dat betrekking heeft op deze inrichting of de omgeving van de inrichting moet toetsen aan het Bevi. De artikelen 4 en 5 van het Bevi bepalen op welke besluiten het Bevi van toepassing is. Het betreft omgevingsbesluiten (artikel 4 Bevi) en ruimtelijke besluiten (artikel 5 Bevi).

Artikel 4 Bevi: omgevingsbesluiten

  • De beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 1°, Wabo (oprichtingsvergunning);

  • De beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2°, Wabo (veranderingsvergunning);

  • De beslissing op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.6 Wabo (revisievergunning).

Voor de beslissing op een aanvraag om een veranderings- of een revisievergunning geldt dat uitsluitend aan het Bevi moet worden getoetst indien de aanvraag betrekking heeft op een verandering die nadelige gevolgen heeft voor het plaatsgebonden risico. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico dat wordt veroorzaakt door de vergunde situatie moet verslechteren door een positief besluit op de aanvraag. Van een verslechtering is sprake indien de reeds vergunde activiteiten zodanig veranderen dat dit leidt tot een toename van het plaatsgebonden risico dan wel indien nieuwe Bevi-activiteiten worden aangevraagd.5

Artikel 5 Bevi: ruimtelijke besluiten

  • Besluit als bedoeld in artikel 3.1, eerste tot en met derde lid Wro (bestemmingsplan);

  • Besluit als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro (wijzigingsbevoegdheid, uitwerkingsplicht, afwijkingsbevoegdheid, bevoegdheid tot stellen nadere eisen);

  • Besluit als bedoeld in artikel 3.26, eerste lid Wro (provinciaal inpassingsplan);

  • Besluit als bedoeld in artikel 3.28, eerste lid Wro (rijksinpassingsplan);

  • Besluit als bedoeld in artikel 4.2, eerste lid Wro (aanwijzing gedeputeerde staten);

  • Besluit als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, onder a Wro (aanwijzing minister);

  • Besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2° of 3°, of tweede lid Wabo van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken dan wel krachtens artikel 11 van de Woningwet van de bouwverordening wordt afgeweken.

Het Bevi is van toepassing op ruimtelijke besluiten voor zover het gaat om (de bestemming van) gronden die zijn gelegen binnen het invloedsgebied van de inrichting en indien op grond van het betrokken besluit de bouw of vestiging van (beperkt) kwetsbare objecten wordt toegelaten (artikel 2, tweede lid jo. artikel 5 Bevi). Dit moet ruim worden uitgelegd. Zo is het Bevi tevens van toepassing op conserverende bestemmingsplannen.6 Daarnaast neemt het feit dat het Bevi niet van toepassing is, niet weg dat elk bestemmingsplan dient te voldoen aan de eis van een goede ruimtelijke ordening.7 Zo dient voor een in de directe omgeving van het plangebied gelegen woning aansluiting te worden gezocht bij het bepaalde in het Bevi.8 Het Bevi is niet van toepassing op de beslissing op de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft echter overwogen dat ook bij het verlenen van een bouwvergunning rekening moet worden gehouden met de verplichting om voldoende afstand aan te houden tussen Seveso-inrichtingen en door het publiek bezochte gebouwen.9

In dit specifieke geval was er geen bestemmingsplan vastgesteld.

Het Bevi bevat tevens een regeling voor besluiten op grond van de Tracéwet in de omgeving van bedrijven die vallen onder de reikwijdte van het Brzo 2015 (artikel 5 lid 7 Bevi). Het Bevi is in dat geval van toepassing voorzover het tracé waarop het besluit betrekking heeft, is gelegen binnen het invloedsgebied van het Brzo-bedrijf (artikel 2 lid 3 Bevi). Daarnaast betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit milieu voor een Brzo-bedrijf de gevolgen voor de externe veiligheid die de inrichting veroorzaakt voor personen die gebruikmaken van een hoofdweg of landelijke railweg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen c en d, van de Tracéwet (artikel 4 lid 8 Bevi).