Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

“Werkzaamheden ingevolge een besluit als bedoeld in artikel 13, 13a of 13b van de Woningwet.”

De Ww kent een aantal aanschrijfgronden om voorzieningen te treffen aan een bestaand gebouw. In het verleden waren alle aanschrijvingen vergunningvrij omdat de achterliggende gedachte was dat de aanschrijving zodanig gedetailleerd moest zijn dat deze qua voorschriften en uitvoering in de plaats trad van de bij een vergunning behorende voorwaarden en tekeningen. In die zin was deze bepaling een uitzondering op de bestaande wetgeving. De regering heeft besloten om die ongelijkheid te laten vervallen en aansluiting te zoeken bij de overige wetgeving. Dit betekent dat, behoudens de genoemde uitzonderingen bij een aanschrijving op grond van, bijvoorbeeld, artikel 1b Ww wel voorafgaand aan het treffen van de voorzieningen een vergunning vereist is.

Alleen voor bouwactiviteiten op grond van een aanschrijving, bestuursrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 13, 13a of 13b van de Ww, is geen omgevingsvergunning activiteit bouwen vereist.

Artikel13 Ww

Een bestuursrechtelijke maatregel op basis van artikel 13 Ww heeft te maken met het Bouwbesluit. Algemeen geldt dat een bestaand gebouw qua (technische) staat van onderhoud niet in een toestand mag komen dat deze niet meer voldoet aan de minimale eisen uit het Bouwbesluit. Maar er zijn ook situaties denkbaar dat het bevoegd gezag ervoor kiest om een aanschrijving, een last, op te leggen waarbij de gebouweigenaar voorzieningen aan zijn gebouw moet treffen die hoger zijn dan het minimumniveau uit het Bouwbesluit. In de regel ligt aan dergelijke maatregelen een beleidsregel ten grondslag. Zo kent de gemeente Groningen de beleidsregels aanschrijving artikel 13 Ww geluidsreducerende maatregelen bij kamerverhuurpanden. Het toepassen van deze aanschrijvingsgrond kent wel een aantal basiseisen. Omdat een hoger niveau geëist wordt dan het minimumniveau moet daar voor het concrete geval een noodzaak bestaan welke uiteraard gemotiveerd moet worden. De inzet van de handhaving op basis van artikel 13 Ww wordt ook vaak toegepast bij woningverbeteringsprogramma’s in oude woonwijken en historische binnensteden al dan niet in combinatie met subsidiemogelijkheden.

Artikel13a Ww

Artikel 13a Ww geeft de mogelijkheid om een aanschrijving te doen uitgaan als er sprake is van een welstandsexces. Indien niet wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid, kan het bevoegd gezag degene die als eigenaar van een bouwwerk dan wel uit anderen hoofde bevoegd is tot het treffen van voorzieningen daaraan, verplichten tot het binnen een door hem te bepalen termijn treffen van zodanige door hem daarbij aan te geven voorzieningen, dat nadien wordt voldaan aan artikel 12, eerste lid. Kortweg gezegd: een bestaand bouwwerk mag niet in ernstige mate in strijd zijn met de redelijke eisen van welstand.

Handhaven bij welstandsexcessen kan als in de welstandnota daarvoor bepalingen/ criteria zijn opgenomen. Vaak is dat in de welstandsnota verwoord met: de gemeente hanteert bij het toepassen van de excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vervolgens kan dan een aantal criteria genoemd worden waaraan getoetst wordt:

  1. het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk van zijn omgeving;

  2. ernstig verval van bouwwerken;

  3. toepassing van felle en (sterk) contrasterende kleuren.

Handhaving op basis van de excessenregeling mag echter niet betekenen dat in de last geëist wordt dat het bouwwerk verwijderd moet worden. De last houdt in dat het bestaande bouwwerk zodanig wordt aangepast dat alsnog aan de redelijke eisen van welstand wordt voldaan.

Een van de geruchtmakende uitspraken in het kader van een welstandexces was: “Jezus redt”. De eigenaar van een boerderij in het buitengebied had met witte pannen in zijn dak de tekst “Jezus redt”1

aangebracht. De gemeente Giessenlanden was van oordeel dat hier sprake was van een welstandsexces en legde een last onder dwangsom op waarbij gelast werd dat de witte dakpannen van het dak van de woning werden verwijderd en deze verwijderd te houden en het dak in de oude staat te herstellen. De eigenaar was er daar uiteraard niet mee eens en heeft tot de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State doorgeprocedeerd, maar uiteindelijk verloren.

In paragraaf 8.2. van de welstandsnota is de zogenoemde “excessenregeling” opgenomen. Daarin is vermeld dat voor de gemeente het criterium geldt dat er bij ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand sprake moet zijn van een exces, dat wil zeggen een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is. Het gaat hierbij dus om zaken waaraan een groot deel van de mensen zich ergert. Vaak heeft dit betrekking op het onbruikbaar maken van bouwwerken, ernstig verval van bouwwerken, het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk, armoedig materiaalgebruik, toepassing van felle of contrasterende kleuren, te opdringerige reclames of een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

In haar welstandsadvies van 26 augustus 2009 heeft de commissie Stichting Dorp, Stad en Land, Alblasserwaard – Vijfheerenlanden zich op het standpunt gesteld dat het toepassen van witte (geschilderde) dakpannen op het dak van het pand van [appellant] in ernstige mate strijdig is met redelijke eisen van welstand. In dit specifieke geval betreffen volgens de commissie de buitensporigheden de toepassing van felle of contrasterende kleuren, het extreme contrast tussen de bestaande dakpannen en de aangebrachte witte dakpannen en een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is, nu in deze omgeving hellende daken veelal gedekt zijn met matte keramische dakpannen in hun natuurlijke, traditionele kleurstelling (donkere grijstinten).

Gelet op het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat het college niet bevoegd was om op grond van artikel 13a van de Woningwet [appellant] te verplichten tot het treffen van voorzieningen, ter voldoening aan artikel 12, eerste lid. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van handhavend optreden behoorde af te zien.
2

Artikel 13b Ww

De derde aanschrijvingsgrond waar, als er bouwkundige voorzieningen getroffen moeten worden geen omgevingsvergunning is vereist, is artikel 13b Ww. Indien een gebouw, een open erf of een terrein op grond van artikel 17, dan wel een gebouw op grond van artikel 174a van de Gemeentewet, een verordening als bedoeld in artikel 174 van die wet of artikel 13b van de Opiumwet is gesloten, kan bij besluit van het bevoegd gezag degene die als eigenaar of uit anderen hoofde bevoegd is tot het in gebruik geven van dat gebouw, open erf of terrein, worden verplicht om naar keuze van het bevoegd gezag noodzakelijke voorzieningen te treffen zodat het pand weer op redelijke wijze tot bewoning of gebruik kan dienen. De genoemde artikelen waarop een gebouw kan worden gesloten hebben een relatie met de leefbaarheid van de omgeving dan wel op ernstige verstoring van de openbare orde. Met name na het oprollen van een hennepkwekerij wordt dit artikel ingezet om het pand weer terug te brengen in de oorspronkelijke staat (ontmantelen van de installaties) en veilige staat van onderhoud. Dit laatste omdat vaak op illegale wijze stroom is afgetapt wat gevolgen kan hebben voor het elektriciteitsnet en gevaarzetting.

1 Foto: ANP.

2 Uitspraak 200906181/1/H1, Datum van uitspraak woensdag 14 juli 2010, arrs.