Deze interessante rechtsvraag stond centraal in een uitspraak van de rechtbank Gelderland (ECLI:NL:RBGEL:2023:5723). Er is in deze zaak een handhavingsbesluit opgelegd omdat volgens de verleende omgevingsvergunning recreatieverblijven enkel aanwezig mogen zijn in de periode van maart tot oktober. Vastgesteld is dat ook in andere perioden de recreatiewoningen aanwezig zijn. De vraag is of de eventuele stikstofuitstoot het directe gevolg is van de verleende omgevingsvergunning of van de last onder dwangsom, omdat reeds op basis van de omgevingsvergunning de recreatieverblijven (jaarlijks) verwijderd en teruggeplaatst moeten worden.
Op 3 juni 2021 heeft het college aan verzoekster een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van recreatieverblijven op het op het recreatiepark [naam 2] aan de [locatie] in [plaas] (hierna: het perceel). Deze omgevingsvergunning is seizoensgebonden en dat houdt in dat de recreatieverblijven enkel aanwezig mogen zijn in de periode van maart tot oktober. Op 10 oktober en 2 december 2022 heeft het college controles verricht op het perceel en geconstateerd dat de recreatieverblijven aanwezig zijn zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan. Bij besluit van 3 januari 2023 (gewijzigd bij besluit van 5 januari 2023) heeft het college daarom een last onder dwangsom opgelegd inhoudende dat verzoekster alle recreatieverblijven moet verwijderen en tot 1 maart verwijderd moet houden op straffe van een dwangsom van € 25.000,-.
Bij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft het college een tweede last onder dwangsom opgelegd. De last onder dwangsom houdt kort gezegd in dat verzoekster 125 recreatiewoningen vóór 1 november 2023 (de begunstigingstermijn) moet verwijderen en tot 1 maart 2024 verwijderd moet houden op straffe van een dwangsom van € 5000,- per recreatiewoning met een maximum van € 625.000,-. Ook moet verzoekster de overtredingen beëindigd laten, in die zin dat de 125 recreatieverblijven jaarlijks tussen1 november en 1 maart verwijderd moeten zijn.
Tussen partijen is niet in geschil en ook de voorzieningenrechter stelt vast dat het zonder omgevingsvergunning plaatsen van recreatiewoningen op het perceel in de periode van 1 oktober tot 1 april in strijd is met artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wabo. Er is dus sprake van een overtreding.
Verzoekster voert aan dat de last niet uitvoerbaar is, omdat het verwijderen (en het in het nieuwe seizoen terugplaatsen) van de recreatieverblijven niet te realiseren is zonder in strijd te handelen met de Wet natuurbescherming (Wnb). Verzoekster heeft een aanvraag ingediend voor een vergunning op grond van de Wnb, maar omdat significante negatieve effecten niet op voorhand kunnen worden uitgesloten verwacht verzoekster die vergunning niet te verkrijgen voordat de begunstigingstermijn is verstreken.
Het college stelt dat op 3 juni 2021 een omgevingsvergunning is verleend voor het plaatsen van recreatieverblijven (kenmerk [nummer] ). Deze omgevingsvergunning voor de recreatieverblijven is verleend als seizoensgebonden en geldt alleen van maart tot en met oktober. Voor het jaarlijks verwijderen en het terugplaatsen van de recreatieverblijven is geen (nieuwe) toestemming vereist. Het college verwijst ook naar de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter.
Op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb is het verboden om zonder vergunning van gedeputeerde staten een project te realiseren dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Zoals de voorzieningenrechter eerder heeft overwogen, gaat het hier niet om de realisatie van een project, maar om handhavend optreden van het college tegen een illegale situatie. Om die reden is voor de uitvoering van de last onder dwangsom geen Wnb-vergunning nodig op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb. De eventuele stikstofuitstoot is immers het directe gevolg van de verleende omgevingsvergunning en niet van de last onder dwangsom, omdat reeds op basis van de omgevingsvergunning de recreatieverblijven (jaarlijks) verwijderd en teruggeplaatst moeten worden. Daar brengt de last onder dwangsom geen verandering in te weeg.
De voorzieningenrechter gaat er vanuit dat bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het plaatsen van de recreatieverblijven van 3 juni 2021 de stikstofuitstoot van het jaarlijks plaatsen en verwijderen van de recreatieverblijven beoordeeld is dan wel zou moeten zijn beoordeeld. Deze omgevingsvergunning staat echter in rechte vast en kan dan ook niet meer ter discussie worden gesteld. Dat, zoals verzoekster op zitting heeft betoogd, geen rekening is gehouden eventuele extra stikstofuitstoot ten gevolge van het jaarlijks plaatsen en verwijderen van de recreatieverblijven, maakt dit niet anders. Bovendien, indien verzoekster al kan worden gevolgd in haar betoog dat hiervoor een Wnb-vergunning benodigd is, dan had het op de weg van verzoekster gelegen om tijdig ook een Wnb-vergunning aan te vragen. Het betoog van verzoekster slaagt dan ook niet.