In de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 januari 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:527 was aan de orde wat het rechtsgevolg is van het feit dat er geen verslag is opgesteld van de hoorzitting bij de bezwaarschriftencommissie. Op grond van artikel 7:13, lid 6 Awb wordt het advies van de commissie schriftelijk uitgebracht en bevat een verslag van het horen. Een verslag van de hoorzitting was in dit geval niet opgesteld.
Eiser heeft op 20 december 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het aanleggen van een uitweg op het perceel voor gebruik door een personenauto of kleine bestelauto, als onderdeel van de bedrijfsvoering. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen, met onder meer als motivering dat het maken van een uitweg ten koste gaat van de verkeersveiligheid. Verweerder baseert dat oordeel op adviezen van verkeersdeskundigen. Volgens eiser is de afwijzing van zijn aanvraag onvoldoende (verkeerskundig) gemotiveerd. In beroep heeft hij aangevoerd dat voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] wel een uitwegvergunning is verleend.
Eiser betwist de waarde van de verkeerskundige adviezen die aan de afwijzing van zijn aanvraag ten grondslag zijn gelegd. Hij brengt naar voren dat een vertegenwoordiger van verweerder op de hoorzitting in bezwaar heeft gezegd dat de verkeerskundige argumenten om de uitwegvergunning te weigeren op persoonlijk inzicht zijn gebaseerd.
5.1.
Op zitting is gebleken dat geen verslag van de hoorzitting is gemaakt. Het advies van de commissie bezwaarschriften van 10 augustus 2022 bevat ook geen beknopte weergave van het besprokene op de hoorzitting. Op grond van artikel 7:13, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet een verslag van het horen worden gemaakt. Het bestreden besluit is in strijd genomen met deze bepaling.
Zonder te beschikken over een verslag van de hoorzitting kan de rechtbank niet vaststellen of tijdens het horen in bezwaar is gezegd dat de verkeerskundige adviezen op persoonlijk inzicht berusten, zoals eiser stelt. Omdat de verkeerskundige adviezen onderdeel zijn van het dossier kan de rechtbank wel beoordelen of verweerder op basis van deze adviezen een zorgvuldig voorbereid besluit heeft genomen.
De rechtbank stelt vast dat de verkeerskundige adviezen zijn opgenomen in interne e-mailberichten van 11 en 12 januari 2022. Deze e-mailberichten zijn summier. Daaruit blijkt niet of het aanvraagdossier in de beoordeling is betrokken en of de verkeerssituatie ter hoogte van het perceel is bezien, bijvoorbeeld op basis van een onderzoek ter plaatse. Uit het dossier blijkt ook niet dat verweerder zich ervan heeft vergewist dat de adviezen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.1 Verweerder heeft daarmee niet, althans niet kenbaar gemotiveerd, voldaan aan de op hem rustende vergewisplicht. De rechtbank is daarom van oordeel dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet toereikend is gemotiveerd. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder wel een uitwegvergunning heeft verleend voor het perceel [adres 2] . Verweerder heeft – zoals hierna onder 6. wordt overwogen – niet kunnen uitleggen waarom het voorkomen van gevaar op de weg op die locatie geen beletsel was voor verlening van een uitwegvergunning.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is genomen met de artikelen 3:2, 7:12 en 7:13, zesde lid, van de Awb. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen op het bezwaar, omdat nog een nader onderzoek en een beoordeling door verweerder is benodigd. Ook draagt de rechtbank niet aan verweerder op om het gebrek te herstellen met een betere motivering of een ander besluit (een zogenoemde bestuurlijke lus). Dit omdat dit volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen.
7.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van twaalf weken. Die termijn is ruimer gesteld in verband met de hierna toegelichte noodzaak tot nader onderzoek en het (opnieuw) horen van eiser.
7.2.
Om de hiervoor vermelde gebreken te herstellen zal verweerder nader onderzoek moeten doen naar de verkeersituatie ter hoogte van het perceel van eiser en naar de gevolgen van een uitweg op die locatie. Daarbij moet in dit geval ook de verkeerskundige beoordeling worden betrokken die ten grondslag ligt aan de verlening van een uitwegvergunning voor het perceel [adres 2] in [plaatsnaam] .
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat het in de rede ligt dat eiser in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord over de uitkomst van een nader onderzoek en over eventuele verkeerskundige adviezen (op grond van artikel 7:9 van de Awb). Van dat horen zal een verslag moeten worden gemaakt (artikel 7:13, zesde lid, van de Awb).