De gemeenteraad van Den Haag mocht een vergunningplicht voor het omzetten van zelfstandige woonruimte in onzelfstandige woonruimte in de huisvestingsverordening opnemen voor het hele grondgebied van de gemeente. Dat blijkt uit een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van vandaag (28 augustus 2024). Het college van B&W van Den Haag heeft naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak “toereikend onderbouwd” dat sprake is van schaarste aan koopwoningen in alle segmenten, en dat een vergunningplicht voor omzetting noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onevenredige effecten van schaarste aan woonruimte. Het college van B&W heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat voor het behoud van de woningvoorraad en de doorstroming binnen de markt het aanwijzen van het gehele grondgebied van de gemeente wenselijk is.
De Haagse huisvestingsverordening is de afgelopen jaren diverse keren gewijzigd. De rechtbank in Den Haag oordeelde in 2022 dat de gemeenteraad voldoende heeft aangetoond dat zelfstandige koopwoningen in het goedkope en middensegment in Den Haag zo schaars zijn dat de vergunningplicht voor deze segmenten een noodzakelijk en geschikt middel is. Maar de rechtbank oordeelde ook dat de gemeenteraad niet had aangetoond dat het noodzakelijk is om in te grijpen in het hogere segment koopwoningen. De bepalingen in de gemeentelijke huisvestingsverordening waaruit de vergunningplicht voor omzetting van woonruimte volgt moest daarom voor woningen in het hogere segment “buiten toepassing blijven”, aldus de rechtbank. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelt vandaag in hoger beroep dus anders.