Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Vaststellen overtrederschap verhuurder bedrijfspand en handhavend optreden na aantreffen drugslab: samenloop last onder bestuursdwang en last onder dwangsom onder omstandigheden niet in strijd met art. 5:6 Awb

In de uitspraak van 8 november 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4142) oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) dat appellant als professioneel verhuurder ervoor verantwoordelijk kan worden gehouden dat zijn verhuurde bedrijfspand als laboratorium voor de productie van (meth)amfetamine is gebruikt. Het college van burgemeester en wethouders (“college”) heeft appellant, na de ontdekking en ontmanteling van het drugslaboratorium, dan ook terecht als overtreder aangemerkt in het kader van zijn handhavend optreden wegens de aangetroffen verontreiniging met de zeer giftige stof kwik(II)chloride.

14 november 2023

De Afdeling overweegt dat de omstandigheid dat appellant zelf niet betrokken is geweest bij de productie van (meth)amfetamine(olie) niet maakt dat hij geen overtreder kan zijn. Omdat appellant (i) in zijn hoedanigheid van professionele verhuurder die (ii) zijn huurder(s) voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst niet zelf heeft ontmoet, (iii) waarnaar hij geen antecedentenonderzoek heeft gedaan, (iv) die alleen contant hebben betaald voor het gebruik van het pand, waarvoor (v) ten tijde van de ingebruikneming (nog) geen schriftelijke huurovereenkomst was aangegaan en (vi) waarop appellant vervolgens niet of nauwelijks toezicht heeft gehouden, kan appellant volgens de Afdeling verantwoordelijk worden gehouden voor het overtreden van art. 1.1a, tweede lid, Wet milieubeheer (“Wm”) en art. 1b, tweede lid, Woningwet in samenhang gelezen met art. 7.22 Bouwbesluit 2012. Naar het oordeel van de Afdeling verbieden deze bepalingen om in dit geval niets te doen tegen de aangetroffen verontreiniging. Zo volgt uit art. 1.1a, tweede lid, Wm dat eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn nalaten nadelige gevolgen voor het milieu kunnen worden veroorzaakt verplicht is om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. En art, 1b, tweede lid Woningwet bevat een verbod om een bestaand bouwwerk in een staat te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat bouwwerk van toepassing zijnde voorschriften, in welk verband art. 7.22 Bouwbesluit 2012 verbiedt om stoffen in een bouwwerk te hebben en handelingen na te laten waardoor overlast wordt of kan worden veroorzaakt voor de gebruikers van het bouwwerk of gevaar wordt veroorzaakt. De Afdeling oordeelt dat appellant als eigenaar en verhuurder er niet voor mocht kiezen om geen maatregelen te treffen tegen de aanwezigheid van kwik(II)chloride in zijn bedrijfspand. Om diezelfde reden heeft het college zich volgens de Afdeling terecht op het standpunt gesteld dat appellant art. 10.1, eerste lid, Wm heeft overtreden: ook dit artikel verbiedt het om, kort gezegd en toegepast op de voorliggende casus, geen maatregelen te nemen tegen de aanwezigheid van (gevaarlijke en bij de productie van amfetamine vrijgekomen) afvalstoffen die nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.

De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college in dit geval geen last onder dwangsom maar een last onder bestuursdwang behoorde op te leggen. Het staat een bestuursorgaan dat over zowel de bestuursdwang- als de dwangsombevoegdheid beschikt om uit deze sancties te kiezen. Omdat het college het pand met toepassing van bestuursdwang heeft gesloten en niet in geschil is dat er na de sluiting van het pand geen sprake was van acuut gevaar voor de omgeving of het milieu, heeft het college niet gehandeld in strijd met art. 5:32 Algemene wet bestuursrecht (“Awb”). Dit artikel bepaalt dat voor een last onder dwangsom niet wordt gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet. Naar het oordeel heef het college weloverwogen gekozen voor het opleggen van een last onder dwangsom, een keuze waarbij de financiële middelen van de betrokkene(n) geen rol spelen (vgl. de Afdelingsuitspraak van 26 juni 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2005). Naar het oordeel van de Afdeling is evenmin sprake van een ongeoorloofde samenloop van herstelsancties en staat art. 5:6 Awb niet in de weg aan de combinatie van het bij wijze van onmiddellijke beheersmaatregel opleggen van een last onder bestuursdwang (gericht op de sluiting van het pand en ter voorkoming dat personen worden blootgesteld aan kwik(II)chloride) en het opleggen van de lasten onder dwangsom (als herstelmaatregel gericht op het op verantwoorde wijze verwijderen van de kwik(II)chloride en daarmee op beëindiging van de overtreding).

Artikel delen