De rechter overweegt: Tussen partijen is in geschil of sprake is van enige voor vergoeding door de gemeente in aanmerking komende schade. Dit geschilpunt kent – als gevolg van de verweren van de gemeente – meerdere aspecten. Het meest verstrekkende verweer houdt in dat partijen in artikel 4.2., onder a, van de overeenkomst een exoneratiebeding zijn overeengekomen.
De gemeente voert als verweer dat elke vordering strekkende tot schadevergoeding daarop dient te stranden. (B) betwist de gestelde uitleg van artikel 4.2 van de overeenkomst en stelt dat daar in ieder geval niet is uitgesloten schade als gevolg van de vernietiging van het weigeringsbesluit.
De rechtbank is van oordeel dat het beroep op het gestelde exoneratiebeding niet kan slagen, reeds omdat (a) het weigeringsbesluit als zodanig niet kwalificeert als tekortkoming in enige verplichting uit de overeenkomst omdat de overeenkomst niet ziet op (een bevoegdheidsuitoefening door) de raad en (b) omdat de door de gemeente gestelde uitbreiding in artikel 4.3 van de exoneratie naar de rechtsfiguur van de onrechtmatige daad in ieder geval niet ziet op een weigeringsbesluit als het onderhavige, omdat het artikel naar zijn formulering ziet op vernietiging van positieve vaststellingsbesluiten.
Verder: Kun je een vordering uit onrechtmatige daad gebaseerd op de weigering een bestemmingsplan vast te stellen cederen als je een derde bent?
De rechter overweegt: Tussen partijen is wel in geschil of daarnaast sprake is van een onrechtmatige daad jegens (A) (die volgens (B) haar vorderingen uit dien hoofde aan (B) heeft gecedeerd).
De rechtbank is van oordeel, dat de vernietiging van het weigeringsbesluit niet kwalificeert als onrechtmatige daad jegens (A). De hier aan de orde zijnde regel van formele rechtskracht geldt alleen tussen partijen (hier: B en de raad/de gemeente) en met betrekking tot het aangevallen besluit (hier: het weigeringsbesluit). Uit de vernietiging door de bestuursrechter van een door een bepaalde partij aangevallen besluit volgt niet dat die vernietiging ook een onrechtmatige daad vormt jegens een derde, zoals in dit geval A. Zeker waar het gaat om een besluit betreffende een bestemmingsplan – waarbij denkbaar is dat vele derden daarbij enig belang hebben – zou een andere opvatting leiden tot een onaanvaardbare mate van rechtsonzekerheid. Van erkenning van aansprakelijkheid jegens A is bovendien niet gebleken. De door B aangehaalde correspondentie betreft naar de inhoud duidelijk alleen de relatie B/gemeente. Dit geschilpunt is overigens niet van belang voor het primair sub 1 gevorderde, omdat dit naar zijn formulering kennelijk alleen betrekking heeft op B.