Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Overeengekomen uitstel over opschorten beslistermijn moet tijdig én schriftelijk plaatsvinden

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) oordeelt in haar uitspraak van 15 januari 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:120) dat voor het rechtsgeldig kunnen opschorten van de beslistermijn op basis van overeengekomen instemming van de aanvrager van een beschikking vóór afloop van de beslistermijn én schriftelijk moet plaatsvinden.

27 januari 2025

Jurisprudentie – Samenvattingen

Omdat in de voorliggende situatie niet aan deze uit art. 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, Algemene wet bestuursrecht (“Awb”) voortvloeiende voorwaarden was voldaan, was het college van burgemeester en wethouders (“college”) niet langer bevoegd om te beslissen op de onder het regime van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (“Wabo”) aangevraagde omgevingsvergunning en is deze van rechtswege verleend. Nadat de Afdeling heeft geoordeeld dat appellant procesbelang heeft bij een inhoudelijk oordeel op diens hoger beroep, overweegt de Afdeling ten aanzien van de vraag of de beslistermijn van art. 3.9 Wabo rechtsgeldig is verlengd dat het schriftelijkheidsvereiste van art. 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, Awb tot doel heeft om interpretatieverschillen ten aanzien van het al of niet instemmen met uitstel van de beslistermijn zoveel mogelijk te voorkomen (Kamerstukken II, 2005/06, 29 934, nr. 10). Omdat dit vereiste naar het oordeel van de Afdeling niet uitsluitend het belang van de aanvrager dient, strandt de hoger beroepsgrond van appellant op dit punt niet op het relativiteitsvereiste van art. 8:69a Awb. 

Artikel delen