Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Geen ruimte voor sanctiebesluiten gericht op preventieve regulering uitoefening demonstratierecht op niet-openbare plaatsen

De Rechtbank Noord-Nederland oordeelt in de uitspraak van 12 augustus 2024 (ECLI:NL:RBNHO:2024:8186) dat de burgemeester niet bevoegd was om eiseressen op straffe van een dwangsom te gelasten er per direct voor te zorgen dat zij geen overtreding van art. 8 Wet openbare manifestaties (“Wom”) begaan, omdat dit in strijd is met de uitgangspunten en systematiek van de Wom.

25 september 2024

Jurisprudentie – Samenvattingen

Eiseressen nemen regelmatig deel aan demonstraties, waarbij zij – samen met anderen – voor Extinction Rebellion in onder andere winkels bewustzijn proberen te creëren van de milieu-impact van de bedrijfsvoering van deze winkels. Eiseressen zijn meerdere keren aangehouden voor lokaalvredebreuk (art. 138 Wetboek van Strafrecht), maar hiervoor nooit veroordeeld. Na het niet voldoen aan een op grond van art. 8 Wom gegeven opdracht om het zonder toestemming van de eigenaar betreden terrein waar werd gedemonstreerd te verlaten, heeft de burgemeester aan eiseressen een last onder dwangsom opgelegd. Die strekt er- met het oog op het voorkomen van herhaling - toe dat eiseressen hun deelname aan een betoging voortaan direct dienen te beëindigen, nadat de burgemeester daartoe op grond van art. 8 Wom een opdracht heeft gegeven. Eiseressen kunnen volgens de opgelegde lasten hun demonstraties in de openbare ruimte zonder belemmering voortzetten, omdat de besluiten alleen van toepassing zijn voor situaties waarin bijvoorbeeld de eigenaar of beheerder van een voor publiek openstaand gebouw en besloten plaats hen geen toestemming geeft en eiseressen vragen om de locatie te verlaten; in een dergelijk geval prevaleren volgens de opgelegde lasten de rechten van die eigenaren of beheerders. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de lasten in strijd met de uitgangspunten en systematiek van de Wom. Uit de wetsgeschiedenis van de Wom volgt dat de bevoegdheid van de gemeente tot regulering van demonstraties in hoofdzaak is beperkt tot demonstraties op openbare plaatsen. Voor demonstraties op niet-openbare plaatsen kan alleen in zeer specifiek omstandigheden een opdracht tot beëindiging worden gegeven op grond van art. 8 Wom, namelijk indien de bescherming van de gezondheid of de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert. Verder volgt uit de wetsgeschiedenis dat voor demonstraties op niet-openbare plaatsen een terughoudende, hooguit repressieve opstelling van de overheid geboden is. Hierbij staat vermeld dat de regeling inzake een opdracht tot beëindiging van een demonstratie op grond van art. 8 Wom uiteraard onverlet laat dat de rechthebbende van de niet-openbare plaats ook een eigen bevoegdheid heeft om ontoelaatbare activiteiten, desnoods door het inroepen van politiehulp, te beëindigen. Met eiseressen is de rechtbank van oordeel dat de door verweerder opgelegde lasten niet getuigen van een terughoudende en repressieve opstelling, maar juist van een proactieve opstelling. Het doel van de lasten is immers het voorkomen van herhaling van overtredingen. Daarnaast zijn de lasten naar het oordeel van de rechtbank ook niet in lijn met de systematiek van de Wom: de Wom kent (via art. 11 Wom) immers een eigen specifiek strafrechtelijk kader voor handhaving van de op grond van art. 8 Wom gegeven opdracht. Uit de Wom volgt niet dat naast dit strafrechtelijk handhavingstraject ook een bestuursrechtelijk handhavingstraject mogelijk is. De rechtbank gaat er vanuit, dat indien de wetgever een bestuursrechtelijk handhavingstraject wenselijk had geacht, hij deze mogelijkheid expliciet in de Wom had genoemd. Omdat de lasten daarnaast ook in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel, vernietigt de rechtbank de bestreden handhavingsbesluiten en herroept zij ook de primaire besluiten.

Artikel delen