Deze rechtsvraag was aan de orde in de uitspraak ABRvS 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1010.
[Appellant] heeft het college bij brief van 11 februari 2021, ontvangen op 17 februari 2021, verzocht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van een bouwhek, een bouwlift en een afvalcontainer. Het college heeft op dit verzoek gereageerd bij brief van 25 mei 2021. [appellant] stelt dat het college met deze brief ten onrechte niet heeft beslist op zijn handhavingsverzoek.
De rechtbank heeft dit beroep niet-ontvankelijk verklaard. De brief van 25 mei 2021 is volgens de rechtbank een besluit op het handhavingsverzoek van [appellant]. Dat een rechtsmiddelenclausule ontbreekt maakt dit niet anders. Dit betekent volgens de rechtbank dat er tijdig is beslist op het handhavingsverzoek van [appellant].
Dit betekent dat de brief van 25 mei 2021 een besluit is. Aan de overwegingen van de rechtbank wordt nog het volgende toegevoegd.
De enkele omstandigheid dat in het besluit van 25 mei 2021 niet met zoveel woorden is benoemd dat het om Willem Dreespark ter hoogte van perceel 312 gaat, doet niet aan af aan het besluitkarakter ervan. In dit besluit wordt in de kop de datum van het handhavingsverzoek vermeld en in de eerste alinea wordt ook nog verwezen naar het kenmerk van dit verzoek. Verder gaat het besluit ook over het Willem Dreespark en de objecten, waarop het handhavingsverzoek ziet. Het is daarom volstrekt duidelijk dat het besluit de afwijzing betreft van het handhavingsverzoek van appellant over het perceel 312.