Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Wijzigingen in het voorstel Invoeringswet Omgevingswet n.a.v. advies Raad van State

Overzicht van de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen in het voorstel voor de Invoeringswet naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, en van enkele ambtshalve wijzigingen.

Omgevingswetportaal 2 augustus 2018

Wijzigingen in het voorstel Invoeringswet Omgevingswet

Overzicht van de belangrijkste inhoudelijke wijzigingen in het voorstel voor de Invoeringswet naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State, en van enkele ambtshalve wijzigingen.

Context

Het voorstel voor de Invoeringswet Omgevingswet en bijbehorende memorie van toelichting zijn op 5 juli 2017 voor advies aangeboden aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Tegelijk zijn ook de vier ontwerp-algemene maatregelen van bestuur (AMvBs) van de Omgevingswet voor advies aangeboden aan de Afdeling. Op 22 december 2017 heeft de Afdeling een integraal advies uitgebracht over het voorstel voor de Invoeringswet en de ontwerp-AMvBs.

Het integrale advies heeft een zogenoemd positief dictum 3. De Afdeling spreekt in het advies waardering uit voor de wijze waarop het stelsel in het ontwerp voor de Invoeringswet en de ontwerp- AMvBs is uitgewerkt. Het advies vraagt aandacht voor een aantal punten, zoals voldoende houvast en invoeringsrisicos. Voldoende houvast gaat onder meer over gelijkwaardige bescherming. Invoeringsrisicos hebben onder meer te maken met bestuurskracht, complexiteit van het Digitaal Stelsel Omgevingswet en invoeringsbegeleiding.

Naar aanleiding van het advies zijn het voorstel voor de Invoeringswet en de memorie van toelichting op onderdelen aangepast. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om daarnaast een aantal ambtshalve wijzigingen door te voeren. Het aangepaste wetsvoorstel is op 3 juli 2018 verzonden aan de Tweede Kamer.

De belangrijkste wijzigingen worden hieronder toegelicht. Voor het voorstel voor de Invoeringswet zelf, alsmede de memorie van toelichting, het advies van de Afdeling en het nader rapport, zie het Omgevingswetportaal.

Wijzigingen naar aanleiding van het advies van de Afdeling

Nadeelcompensatie

De Afdeling ondersteunt de keuze uit het wetsvoorstel om het aangrijpingspunt voor een verzoek om schadevergoeding te verschuiven naar het moment van vergunningverlening of het verrichten van de activiteit. Op advies van de Afdeling is in het wetsvoorstel een grondslag voor de schadeberekening opgenomen als een omgevingsvergunning is vereist. De toelichting bij het wetsvoorstel gaat nader in op de schadeberekening.

Op advies van de Afdeling is het forfait voor normaal maatschappelijk risico bij indirecte schade aangepast van in ieder geval 5% naar een percentage van 5%. Dat geeft initiatiefnemers en benadeelden meer duidelijkheid over de omvang van de schadevergoeding.

De Afdeling adviseert dat het peilmoment van de schade duidelijk moet zijn, ook als een vergunning- of meldplicht ontbreekt. Hiertoe is in het wetsvoorstel een grondslag opgenomen om bij AMvB regels te stellen over het opnemen van een informatieverplichting voor bepaalde activiteiten in omgevingsplannen, waterschapsverordeningen of omgevingsverordeningen. Die informatieverplichting zorgt ervoor dat kenbaar is voor derden wanneer een activiteit start en zij schadevergoeding kunnen aanvragen.

Daarnaast is op advies van de Afdeling de toelichting op diverse punten verduidelijkt, bijvoorbeeld over het verloop van de schadeprocedure en het omgaan met verschillende of opeenvolgende schadeoorzaken.

Voorbereidingsprocedure

Op advies van de Afdeling is in het algemene deel van de memorie van toelichting beter gemotiveerd waarom de aanvrager van een vergunning bepaalt of voor de uitgebreide voorbereidingsprocedure

wordt gekozen. In de wet is een mededelingsplicht opgenomen voor besluiten die met de reguliere procedure zijn voorbereid, zodat belanghebbenden beter geïnformeerd worden.

Overgangsrecht omgevingsplan en vergunningen

Naar aanleiding van het advies van de Afdeling is de werking van het omgevingsplan in de overgangsfase, waarin de gemeente zelf nog geen nieuw omgevingsplan heeft vastgesteld, beter uitgelegd. In de memorie van toelichting zijn voorbeelden opgenomen over de overgang van een vergunning voor een inrichting naar vergunningen en algemene regels voor activiteiten. Verder is het overgangsrecht in verband hiermee nog op een enkel onderdeel uitgebreid.

Bouwvergunning

De Afdeling stelt voor om de vergunningplicht voor bouwactiviteiten op wetsniveau terug te laten komen en gemeenten de mogelijkheid te geven hier in het omgevingsplan van af te wijken. Dit advies wordt ingevuld door in de bruidsschat - die deel gaat uitmaken van het omgevingsplan - een vergunningplicht op te nemen. In de basis geldt er dus een vergunningplicht voor bouwactiviteiten. Gemeenten kunnen die bij het maken van hun eigen omgevingsplan wijzigen en zo bewust kiezen voor het vergunningvrij maken van bepaalde bouwwerken.

Digitaal Stelsel Omgevingswet

De Afdeling constateert, net als het Bureau ICT-toetsing (BIT), dat het DSO bestuurlijk complex is en acht het verstandig om het stelsel bij inwerkingtreding te beperken tot het noodzakelijke. Om aan deze aanbevelingen tegemoet te komen, is interbestuurlijk een basisniveau van serviceverlening vastgesteld. Dit basisniveau zal op het moment van inwerkingtreding van de Omgevingswet gerealiseerd zijn. In het voorstel voor de Invoeringswet zijn wijzigingen aangebracht om het realiseren van dit basisniveau mogelijk te maken. Ook zijn wijzigingen aangebracht om het verder uitbouwen van het DSO na de inwerkingtreding van de Omgevingswet mogelijk te maken. De drie belangrijkste wijzigingen zijn:

  • Het schrappen van een apart register voor omgevingsdocumenten. In plaats daarvan zal gebruikgemaakt worden van de generieke publicatievoorziening op basis van de Bekendmakingswet om besluiten op grond van de Omgevingswet bekend te maken en gebruiksvriendelijk te ontsluiten.

  • Het schrappen van de informatiehuizen. In de Invoeringswet wordt alleen het ontsluiten van informatie geregeld. In het voorstel voor de Invoeringswet is een grondslag opgenomen voor het aanwijzen van organisaties die specifieke informatie moeten leveren (artikel 20.26).

  • Het schrappen van de informatieproducten. De te ontsluiten informatie bij inwerkingtreding is ingeperkt en vereenvoudigd. In ieder geval wordt voorzien in ontsluiting van informatie uit besluiten, in combinatie met bestaande inhoud uit Ruimtelijkeplannen.nl (overbruggingsfunctie). Daarnaast wordt via het DSO in eerste instantie met name bestaande informatie over de fysieke leefomgeving ontsloten. Dat zal in het begin vaak met een koppeling naar de vindplaats zijn. Over de fysieke leefomgeving is namelijk al veel informatie beschikbaar, maar deze is verspreid over een groot aantal websites en databanken en vaak lastig te vinden. Voor een dergelijke koppeling is geen wettelijke voorziening in de Omgevingswet nodig. Op termijn kan informatie worden bewerkt en gecombineerd. Het voorstel voor de Invoeringswet biedt nu een grondslag om daarvoor nadere standaardisatieregels te stellen.

Ambtshalve wijzigingen

In aanvulling op het advies van de Afdeling zijn op een aantal andere onderdelen ook wijzigingen aangebracht in het voorstel voor de Invoeringswet en de memorie van toelichting. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Wijziging bevoegdheidsverdeling ministers

Het voorstel voor de Invoeringswet is aangepast in verband met de wijziging in de portefeuilleverdeling en benaming van de ministers en staatssecretarissen in het kabinet Rutte-III ten opzichte van het kabinet Rutte-II.

Verantwoordelijkheidsverdeling bij meer vergunninghouders

In het voorstel voor de Invoeringswet is een mogelijkheid opgenomen om in een vergunning waarbij sprake is van meerdere vergunninghouders, de verantwoordelijkheid voor het naleven van vergunningvoorschriften te splitsen en toe te delen aan afzonderlijke vergunninghouders. Een vergunninghouder kan dan uitsluitend verantwoordelijk zijn voor het naleven van de voorschriften voor (het deel van) de activiteit die (dat) hij zelf verricht. Het artikel vormt de implementatie van art. 4, derde lid, van de Richtlijn industriële emissies en beoogt meer flexibiliteit te bieden aan het bedrijfsleven. Na overleg met koepels en beleidsdomeinen is besloten om de verdelingsmogelijkheid generiek open te stellen voor alle omgevingsvergunningen. Eventuele uitzonderingen kunnen met het Invoeringsbesluit worden aangewezen; besluitvorming daarover moet nog plaatsvinden. Ook is in het wetsvoorstel verduidelijkt dat degene(n) die de activiteit verricht(en) geldt(-en) als de vergunninghouder(s).

Verhouding evenwichtige toedeling van functies aan locaties en regels voor activiteiten

Met de voorgestelde wijziging van artikel 4.2 van de Omgevingswet, wordt beoogd duidelijk te maken dat het omgevingsplan in ieder geval moet zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, zonder daarbij een onderscheid te maken met welke regels dat doel moet worden bereikt. Een evenwichtige toedeling van functies aan locaties moet als resultaat worden beschouwd van alle regels in het omgevingsplan.

juli 2018

Artikel delen