Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Vertrouwen is niet genoeg

Er is dringend behoefte aan goed lokaal architectuurbeleid. Een goede omgevingskwaliteit bouw je niet op vertrouwen alleen.

14 juli 2020

Opinie

Opinie

Er is iets merkwaardigs aan de gang met betrekking tot het onderwerp omgevingskwaliteit. Op nationaal niveau wordt de opvolger van ‘ruimtelijke kwaliteit’ voluit op het schild gehesen. Omgevingskwaliteit is hoofddoel van de Omgevingswet, het is bovendien ‘nationaal belang’ in onze rijks-omgevingsvisie. Minister Ollongren van BZK schreef in april een brief van negentien pagina’s over de ruimtelijke koers, met daarin 45 keer het woord ‘kwaliteit’. Je zou dus denken dat dat nationale belang op alle mogelijke manieren geborgd wordt met instrumenten en regels, opdat de partijen die ons land inrichten en opbouwen niet anders kunnen dan de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren. Maar. De schaarse kwaliteitsinstrumenten de we hebben worden vernieuwd, gemoderniseerd noch uitgebreid. Waar je optreden zou verwachten, zie je terugtreden. Van rijkswege worden geen eisen gesteld aan de inspanningen die op lokaal niveau tenminste geleverd moeten worden: de processen, de doelen en de financiering van een goede omgevingskwaliteit worden geheel overgelaten aan het lokale bestuur en aan de opdrachtgevers in de bouw. Sancties voor taakverwaarlozing op dit vlak zijn niet voorzien.

Culturele opdracht
Goede vormgeving van onze dagelijkse leefomgeving is een van de belangrijkste bouwstenen van een goede omgevingskwaliteit. Er staan ongeëvenaarde investeringen voor de deur als gevolg van de verduurzaming van de leefomgeving – circulair bouwen, duurzame energieproductie, isolatie om de energievraag te beperken, milieuvriendelijker materiaalgebruik, andere inrichting van de steden en van het landschap als aanpassing aan de klimaatverandering, andere mobiliteit, andere communicatiekanalen – er zal de komende dertig jaar nagenoeg geen steen op de andere blijven. Met al die veranderingen krijgt Nederland een nieuw gezicht. Meer dan ooit is er daarom behoefte aan goede ontwerpkracht, die in staat is om de verschillende opgaven te combineren tot bouwprojecten en landschapsinrichting die de kwaliteit van de leefomgeving verrijken. Dat is een culturele opdracht, omdat het beeld dat we scheppen iets zegt over wie we zijn en waar we van houden. Na alle beleidsnota’s met visies en omgevingsplannen, moet er daadwerkelijk worden gemáákt. De goede omgevingskwaliteit spreekt zich tenslotte uit in de projecten die we realiseren – zoals de geslaagde treinstations van Rotterdam en Delft, het landschap van ruimte-voor-de-rivier, de Belvedere-projecten die erfgoed en ruimte combineren, de uitzonderlijk fraaie boekenberg-bibliotheek in Spijkenisse of de duurzame watercampus van Leeuwarden. Dat alles is veel meer dan knappe bouwtechniek, het is óók een aspect van cultuur. 

Dringend behoefte aan lokaal architectuurbeleid
De grote vraag is hoe we zorgen dat die makers niet hun eigen, vaak commerciële, belang vooropstellen, maar het publieke belang van een goede omgevingskwaliteit. Moet het nog gezegd dat een kwalitatief goede omgeving, zorgvuldig vormgegeven, niet alleen een cultureel belang is, maar ook een commercieel belang? Wat ging er goed in de genoemde projecten, wat gaf de doorslag waardoor belangen zijn gekoppeld en naast bruikbaarheid in deze projecten ook schoonheid tot stand is gebracht? Welke instrumenten zijn nodig?  ‘Vertrouwen’ is in elk geval niet genoeg om te garanderen dat er een goede omgevingskwaliteit ontstaat. De hoge rijksambitie moet sterk en snel worden geschraagd met stimulansen voor een solide lokale bouwcultuur. Er is dringend behoefte aan goed lokaal architectuurbeleid – na een hausse in de jaren negentig is Rotterdam momenteel de enige gemeente met een volwassen architectuurbeleid. De kwijnende lokale architectuurcentra die het debat over bouwcultuur kunnen en willen voeden verdienen een stevige impuls. Natuurlijk: wet- en regelgeving moet garanderen dat opgaven in projecten aan elkaar gekoppeld worden en dat mensen in de omgeving over die projecten kunnen meepraten – of beter nog, dat mensen zelf initiatiefnemer worden, en vruchtenplukker. Maar wet- en regelgeving is het noodzakelijke sluitstuk, niet de meest kansrijke stimulans.

Nieuwe bouwcultuur
Kwaliteit ontstaat in harten van mensen en wordt werkelijkheid door een ontmoeting van professionals en betrokkenen die elkaar stimuleren er het allerbeste van te maken. Een volgehouden dialoog over bouwcultuur, een dot creativiteit, kennis over geslaagde projecten, harde randvoorwaarden van een gemeentebestuur met visie op stedelijke en landschappelijke kwaliteit en bovenal een opdrachtgever die beseft dat bouwen behalve een economische ook altijd een culturele daad is. We hebben het dan over architectuurprijsvragen en excursies, over adviescommissies die kwaliteit stimuleren en debatcentra die het gesprek over de stad voeden. Expert-teams die opdrachtgevers terzijde staan en onafhankelijke geesten die gevraagd en ongevraagd adviseren over een betere omgevingskwaliteit. Over subsidiepotjes voor lokale architectuurcentra en stimulansen voor samenwerking van die clubs. Over heropleving van de Dag van de Architectuur. Over ontmoetingen van opdrachtgevers, makers, ontwerpers en gebruikers. Over een nieuwe bouwcultuur. De Raad voor Cultuur heeft in maart een advies uitgebracht waarin onder andere gepleit wordt voor een rijksbureau voor omgevingskwaliteit, die de bouwcultuur op lokaal vlak zou moeten ondersteunen. Drie maanden later adviseert dezelfde Raad voor Cultuur om te stoppen met de subsidie voor Architectuur Lokaal (expert in het organiseren van architectuurprijsvragen) en Archiprix (stimulans voor afstuderende architecten), zonder dat er zicht is op een alternatieve steun voor lokaal architectuurklimaat. Er is hier dus iets merkwaardigs aan de gang.

Ooit had Nederland, vooroplopend in Europa, een nationale Architectuurnota – we schrijven 1991 en Hedy d’Ancona is minister van Cultuur. Het was een geweldige stimulans voor de ruimtelijke kwaliteit die twee jaar eerder hoofddoel was gemaakt van de ruimtelijke ordening en bouwpolitiek. Dertig jaar later wordt door enkele ambtenaren geschreven aan de rudimentaire opvolger van de Architectuurnota, namelijk een actieprogramma ruimtelijk ontwerp die op Prinsjesdag zou moeten verschijnen. Grijp deze kans, en voed de infrastructuur van prijsvraag, debat, ontmoeting en kennis die lokale bouwcultuur mogelijk maakt. 

Artikel delen

Reacties

Laat een reactie achter

U moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.