Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Vergunning vrijwaart niet van aansprakelijkheid

Het Europese Hof van Justitie in Luxemburg heeft op 1 juni 2017 uitspraak gedaan in een procedure die gaat over de toepassing van de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn (Richtlijn 2004/35/EG) (Titel 17.2 Wet milieubeheer).

12 juni 2017

Feiten

In de procedure is het volgende aan de orde. Vóór het moment waarop de richtlijn moet zijn geïmplementeerd in het nationale recht van de verschillende lidstaten, eind april 2007, is door een bestuursorgaan in Oostenrijk een vergunning verleend aan exploitant van een waterkrachtcentrale om deze in gebruik te nemen. De exploitatie van de waterkrachtcentrale is ook voor 30 april 2007 opgestart. Niet in geschil is dat het gebruik van de waterkrachtcentrale nadelige gevolgen heeft voor de visstand in grote delen van de rivier waaraan de waterkrachtcentrale ligt. Een houder van een visvergunning ondervindt hier schade door en doet voor de nationale rechter een beroep op de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn.

Prejudiciële vragen

De nationale rechter besluit een prejudiciële vragen te stellen waaronder de navolgende:

1. Verzet Richtlijn 2004/35 zich tegen een nationale bepaling op basis waarvan milieuschade die wordt veroorzaakt, wordt uitgezonderd van het begrip milieuschade uit deze richtlijn wanneer deze schade wordt gedekt door een verleende vergunning?

2. Is Richtlijn 2004/35 ook van toepassing op schade die zich heeft voorgedaan na 30 april 2007, maar haar oorsprong vindt in de exploitatie van een waterkrachtcentrale die ruim voor het moment implementatie van de richtlijn in het nationale recht is gestart en die daartoe ook beschikt over de vereiste vergunning?

2. Verzet de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn zich tegen een nationale regeling die houders van visrechten het recht ontzegt gebruik te maken van de verzoekprocedure uit de richtlijn?

Uitspraak Hof

Het Hof beantwoordt deze prejudiciële vragen als volgt:

1. Meest interessante aan de uitspraak is de toetsing van de vraag of een bepaling van nationaal recht die op algemene wijze en automatisch uitsluit dat milieuschade die wordt veroorzaakt door een vergunde activiteit en die ook door de verleende vergunning wordt gedekt, strijdig is met deze richtlijn.

Het hof oordeelt dat een dergelijke bepaling van nationaal recht niet in overeenstemming is met de richtlijn. Uitgaande van deze uitspraak kan nu worden aangenomen dat indien een verleende vergunning rekening houdt met de kans dat ten gevolge van het gebruik ervan milieuschade wordt veroorzaakt in de zin van de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn, dit niet met zich brengt dat de milieuschade die het gevolg is van de vergunde activiteit, niet kan worden aangemerkt als milieuschade in de zin van de richtlijn en derhalve dat de schadeveroorzakende partij hier niet voor aansprakelijk kan worden gehouden.

Hiermee oordeelt het Hof dat een vergunning niet vrijwaart van aansprakelijkheid, een uitgangspunt dat reeds lang geldend is in Nederland (zie Hoge Raad van 10 maart 1972, NJ 1972, 278 (Vermeulen/Lekkerkerker)). Er moet hier echter wel één nuancering worden gemaakt. Ook artikel 17.16 Wet milieubeheer biedt de mogelijkheid om in geval milieuschade wordt veroorzaakt door een vergunde activiteit, en het bestuursorgaan herstelmaatregelen heeft genomen in de zin van Richtlijn 2004/25/EG, het bestuursorgaan kan afzien van kostenverhaal. Uitgaande van de tekst van deze bepaling is dan wel vereist dat degene die als overtreder kan worden aangemerkt, aantoont dat geheel in overeenstemming met de vergunning is gehandeld en derhalve, zo is aannemelijk, de veroorzaakte milieuschade ook een te verwacht gevolg was van de vergunde activiteit. Er is op dit punt nog geen jurisprudentie en het valt dus te bezien hoe hier in de praktijk mee wordt omgegaan.

2. De exploitatie van de waterkrachtcentrale leidt ertoe dat er herhaalde schommelingen zijn van het waterniveau in de rivier. Deze hevige schommelingen in het waterpeil van de rivier leiden tot een hoge vissterfte. Omdat het hier herhaalde schommelingen betreft, die zich ook na de datum van implementatie van de richtlijn in het nationaal recht hebben voorgedaan, is de Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn van toepassing op een incident zoals hier aan de orde.

3. De Milieuaansprakelijkheidsrichtlijn voorziet in een mogelijkheid voor natuurlijke- en rechtspersonen om verzoeken in te dienen bij bestuursorganen om maatregelen te nemen in de zin van de richtlijn. Het Hof oordeelt dat ook houders van visrechten de mogelijkheid moeten hebben om dergelijke verzoeken in te dienen. Ook houders van visrechten, net als milieuorganisaties en personen die direct worden geraakt door de milieuschade die is veroorzaakt, kunnen zich dus beroepen op het verzoekrecht zoals opgenomen in de richtlijn.

Bron

: HvJ EU (Eerste Kamer) 1 juni 2017, zaak C-529/15

Artikel delen

KENNISPARTNER

Katrien Winterink

Katrien Winterink