Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Retailland na de crisis, hoe verder?

Faillissementen, grootschalige leegstand, centrumgebieden onder druk; de afgelopen jaren is het hele retaillandschap flink op de schop gegaan. Nu het stof van de crisis is neergedaald, maken we de balans op. Wat is er veranderd en wat zijn de huidige vraagstukken?

10 september 2018

Nieuws

Beleving, gemak en nieuwe winkelconcepten

Duidelijk veranderd is het consumentengedrag. Consumenten zijn veeleisender en mobieler en schakelen continue tussen fysiek en online winkelen. Beleving, authenticiteit, service en gemak staan voorop. Winkelketens die hier niet voldoende op inspeelden zijn verdwenen, maar nieuwe (internationale) ketens hebben hun intrede gedaan. En ook zijn er volop nieuwe winkelconcepten. Denk aan mengconcepten van meerdere branches en functies (vooral horeca en detailhandel). In het verlengde daarvan kwamen verschillende supermarktketens met een gemakswinkel-concept en pickup points. Ook pop-up stores vormen inmiddels een vast onderdeel van de totaalbeleving. Verder besteden we fors meer aan eten buiten de deur, waardoor de opmars van horeca doorzet. Tegelijkertijd laten we boodschappen, maar ook andere artikelen makkelijker thuisbezorgen.

Dit levert nieuwe vragen op voor bestemmingsplanopstellers: vragen geconfronteerd: hoe ga je om met de vervaging van traditionele functieafbakeningen (blurring, shop-in-shop, afhaalpunten), snelle wisselingen van functies (pop-up stores, vliegende winkels) en de toegenomen behoefte aan beleving (evenementen, aanpak openbare ruimte)?

Betekenis voor winkelgebieden

De genoemde veranderingen zijn terug te zien in de winkelgebieden. De grote (historische) binnensteden floreren als recreatieve bestemming, terwijl middelgrote steden hun regionale winkelfunctie verloren hebben. Het schrikbeeld dat 30% van de winkels zou verdwijnen is niet uitgekomen. Leegstand was lange tijd wel het belangrijkste pijnpunt. Over de hele linie neemt het totale aantal winkels en de leegstand af, ten gunste van horeca en woningen. Het compact maken van centra was lang een worsteling, maar door de vraag in deze sectoren komen investeringen in transformaties nu van de grond. Daarmee is dit hét moment om gebiedsgericht verkleuringen te faciliteren en/of te sturen. Want in welke mate zijn horeca en woningen wenselijk? En hoe zijn gewenste transformaties van de grond te krijgen?

Nieuwe plannen

Tegelijkertijd komen ook nieuwe (of oude) detailhandelsplannen los. Vrijwel alle supermarktketens vernieuwen hun winkelportefeuille: schaalvergrotingen, verplaatsingen, samenvoegen van winkels en nieuwe locaties voor nieuwe concepten. Dit leidt tot vernieuwing maar ook tot nieuwe dilemmas. Dilemmas die vragen om gebiedsgerichte afwegingen. Hoe écht keuzes te maken tussen winkelgebieden? Niet alleen in de steden, maar ook in het landelijk gebied. Behoud van een supermarkt is in kleinere kernen vaak het streven, maar broodnodige winkelvernieuwing maakt dat verplaatsing naar een andere kern of de periferie niet altijd uit te sluiten is.

Plancapaciteit & branchering

Een ander vraagstuk is het overschot aan plancapaciteit, waardoor gewenste nieuwe ontwikkelingen lastig van de grond kunnen komen (met het oog op de Ladderonderbouwing) en sturen op ongewenste ontwikkelingen problematisch is. Gemeenten zijn vaak huiverig om (hard) in te grijpen op detailhandelsmeters, vanuit planschadeoverwegingen, maar ook met het oog op reacties van ondernemers en vastgoedeigenaren. Ook de uitspraak Appingedam in het kader van de Dienstenrichtlijn roept nieuwe vragen op. In welke mate kunnen nog brancheringsregels opgelegd worden?

De sleutel: verbinding RO & EZ

De sleutel tot de antwoorden ligt in het opstellen en voeren van consistent, integraal retailbeleid. Zonder duidelijke beleidskeuzes kan de sturing in het bestemmingsplan niet goed vormgegeven kunnen worden. Keuzes die niet in het beleid gemaakt worden, zullen zeker niet in het bestemmingsplan gemaakt worden. Dat leidt immers alleen maar tot bezwaren en planschade, die zonder een degelijke beleidsbasis niet gepareerd worden. In het beleid moet daarom meer dan ooit de verbinding tussen economie en ruimtelijke ordening gelegd worden om te kunnen blijven sturen. Recente ontwikkelingen rondom de Ladder voor duurzame verstedelijking, de Dienstenrichtlijn (uitspraak Appingedam) en ook de komende Omgevingswet, versterken die noodzaak alleen maar. Dit betekent dat RO en EZ samen op zoek moeten naar het juiste instrumentarium om de gemaakte beleidskeuzes zo goed mogelijk te realiseren.

Door: Geri Wijnen en Wanda Blommensteijn

BRO

Artikel delen