Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Programma Aanpak Stikstof 2015 - 2012: gevolgen voor vergunningverlening bij bedrijven

Sinds 10 januari 2015 is het Ontwerp Programma Aanpak Stikstof 2015 – 2021 digitaal te raadplegen. Met dit programma geven alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau uitvoering aan de wettelijke opdracht om een Programma Aanpak Stikstof vast te stellen. Het doel is het beschermen en ontwikkelen van kwetsbare, voor stikstof gevoelige natuur, terwijl tegelijkertijd - via het creëren van ontwikkelingsruimte - economische ontwikkelingen mogelijk blijven.

27 januari 2015

Sinds 10 januari 2015 is het Ontwerp Programma Aanpak Stikstof 2015 2021 digitaal te raadplegen. Met dit programma geven alle betrokken overheden op provinciaal en rijksniveau uitvoering aan de wettelijke opdracht om een Programma Aanpak Stikstof vast te stellen. Het doel is het beschermen en ontwikkelen van kwetsbare, voor stikstof gevoelige natuur, terwijl tegelijkertijd - via het creëren van ontwikkelingsruimte - economische ontwikkelingen mogelijk blijven. Het programma bevat hiertoe maatregelen die leiden tot een afname van stikstofdepositie en maatregelen die leiden tot een versterking van de natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden. Het programma is van belang voor initiatiefnemers van bestaande én nieuwe activiteiten met mogelijk negatieve gevolgen voor Natura 2000- gebieden als gevolg van stikstofdepositie, zoals agrariërs, industriële bedrijven en overheden die ruimtelijke en infrastructurele projecten uitvoeren. In deze bijdrage wordt ingegaan op de verhouding tussen het programma en de vergunningverlening aan bedrijven.

Na de inwerkingtreding van de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998, het Besluit grenswaarden programmatische aanpak stikstof en na de definitieve vaststelling van het hiervoor genoemde programma, zal de bestaande praktijk van het aanvragen en verlenen van Nbw-vergunningen aanzienlijk wijzigen. Voor nieuwe bedrijven zal de te verwachten stikstofdepositie in de eerste plaats worden getoetst aan grenswaarden dan wel aan per Natura 2000-gebied beschikbaar gestelde ontwikkelingsruimte. Maar ook voor bestaande bedrijven verandert er veel. Hieronder wordt een viertal veel voorkomende bedrijfssituaties beschreven en wordt per situatie ingegaan op de nieuwe systematiek.

Situatie 1:

een bedrijf veroorzaakt een depositie van minder dan 1 mol stikstof per hectare per jaar op een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied.

In deze situatie geldt er volgens de hoofdregel een vrijstelling van vergunningplicht. Deposities tussen de 0,05 en 1 mol per hectare moeten wel worden gemeld bij het bevoegd gezag. Om zeker te stellen dat de totale stikstofdepositie van alle activiteiten die onder de grenswaarden vallen de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet kunnen aantasten, ook niet in combinatie met andere plannen of activiteiten, is in het programma depositieruimte gereserveerd ter grootte van de verwachte omvang van de depositie door de activiteiten die onder grenswaarden vallen.

Situatie 2:

een bedrijf beschikt over een Nbw-vergunning en wijzigt of breidt uit.

In dit geval geldt de vergunde situatie als uitgangssituatie en zal in de vergunningprocedure alleen de uitbreiding of wijziging van het bedrijf beoordeeld moeten worden. Voor de toename van depositie die het gevolg is van deze uitbreiding of wijziging kan als de grenswaarde van 1 mol per hectare per jaar in de nieuwe situatie wordt overschreden een beroep worden gedaan op ontwikkelingsruimte die op grond van het programma beschikbaar is.

Situatie 3:

een bedrijf bestond op de referentiedatum en wijzigt of breidt uit.

In deze situatie bestond het bedrijf al op de datum waarop het beschermingsregime voor het Natura 2000-gebied is gaan gelden (vaak 7 december 2004 voor Habitatrichtlijngebieden en 10 juni 1994 of later voor Vogelrichtlijngebieden). Bovendien is het bedrijf daarna niet gewijzigd. Wanneer het bedrijf, na inwerkingtreding van de PAS, besluit om uit te breiden of te wijzigen, moet voor de gehele bedrijfsvoering een Nbw-vergunning worden aangevraagd. Volgens paragraaf 5.5 van het programma gaat de toetsing van die vergunningaanvraag in die situatie als volgt: ten aanzien van de feitelijke depositie die bestond op het moment van vaststelling van het programma mag een beroep worden gedaan op de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het programma. Daarin is de feitelijke depositie immers al meegenomen en beoordeeld. Dit betekent dat alleen voor de toename van de stikstofdepositie die het gevolg is van de uitbreiding of wijziging ten opzichte van die feitelijke depositie een beroep hoeft te worden gedaan op de ontwikkelingsruimte. Men zou die feitelijke depositie dan ook kunnen beschouwen als een bestaand depositierecht.

Het verschil met de huidige (in de jurisprudentie beproefde) praktijk is dat het bestaande depositierecht nu nog veelal wordt afgeleid aan de hand van de op de peildatum vergunde situatie. In gevallen waarin de op de peildatum vergunde depositie voor een bedrijf groter is dan de feitelijke situatie bij inwerkingtreding van het programma, zal de nieuwe aanpak tot een lager bestaand depositierecht kunnen leiden.

Situatie 4:

een bedrijf is na de referentiedatum zonder Nbw-vergunning opgericht of ingrijpend gewijzigd en wijzigt (opnieuw) of breidt (opnieuw) uit.

Veel bedrijven in Nederland vallen binnen deze categorie. Het probleem onder het huidige recht is dat deze bedrijven voor de gehele bedrijfsvoering Nbw-vergunningplichtig zijn, maar deze vergunning in voorkomende gevallen niet kan worden verleend omdat het bestaande bedrijf een aanzienlijke depositiebijdrage (tientallen molen stikstofdepositie per hectare per jaar) veroorzaakt tegen de achtergrond van een reeds overbelaste situatie. In paragraaf 5.5 van het programma is ten aanzien van de wijziging of uitbreiding van deze categorie van bedrijven opgemerkt dat daarvoor in beginsel hetzelfde geldt als voor de bedrijven uit de hiervoor behandelde categorie 3. Ook hier is immers de feitelijke depositie die het bedrijf veroorzaakte op het moment van vaststelling van het programma als achtergronddepositie meegenomen in de passende beoordeling die ten grondslag ligt aan het programma, aldus de toelichting in paragraaf 5.5. Aan het bevoegd gezag wordt echter ruimte gelaten om maatwerk toe te passen ten aanzien van bedrijven die ten onrechte zonder Nbw-vergunning zijn uitgebreid of gewijzigd. Zo kan het bevoegd gezag (veelal de provincie) beperkingen stellen aan het toekennen van ontwikkelingsruimte. Volgens het programma doet dit recht aan ondernemers die in het verleden wél conform de Nbw 1998 hebben gehandeld. Het is afwachten hoe de provincies hiermee om zullen gaan.

Conclusie

Als gevolg van de introductie van de depositiegrenswaarde van 1 mol per hectare per jaar zal het aantal Nbw-vergunningplichtige activiteiten afnemen. Voor de situaties waarin nog wel een Nbw-vergunning nodig is, zal de in dat kader uit te voeren toetsing wijzigen van een specifieke naar een meer programmatische aanpak. Waar nu in veel gevallen op projectniveau moet worden beschouwd of het project (de oprichting, wijziging of uitbreiding van een bedrijf) kan leiden tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied, zal na vaststelling van het programma een beroep kunnen worden gedaan op de in het programmaverband gecreëerde ontwikkelingsruimte. Voor zover deze ontwikkelingsruimte beschikbaar is, zal deze aanpak tot een aanzienlijke lastenverlichting leiden voor nieuwe bedrijven en - in de meeste gevallen - voor bestaande bedrijven die uitbreiden of wijzigen. Een verdere lastenverlichting wordt voor bestaande gevallen gerealiseerd door het feitelijk bestaande gebruik ten tijde van het vaststellen van het programma reeds generiek passend te beoordelen. Bedrijven kunnen in de vergunningaanvraag naar déze beoordeling verwijzen en hoeven hiervoor geen eigen passende beoordeling op te (laten) stellen.

Met de publicatie van het ontwerp Programma Aanpak Stikstof is een belangrijke mijlpaal voor een simpeler vergunningstelsel in zicht. De eindstreep is echter pas gehaald op het moment waarop de rechter het toepassen van dit generieke programmatische stelsel op individuele gevallen toelaatbaar acht. Het is de verwachting dat de eerste vergunningen die onder verwijzing naar de programmatische aanpak worden verleend direct zullen worden aangevochten.

Wilt u meer weten, neem contact op met Peter Schils, (

peter.schils@rhdhv.com

), 06 29 42 98 06.

Gerelateerde info:

Artikel delen