Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

PBL start onderzoek naar beschikbaarheid en toepassingsmogelijkheden van biomassa

"Zoals verwoord in het recent tot stand gekomen klimaatakkoord voorziet de regering een onmisbare rol voor biomassa in de energietransitie die moet leiden tot een CO2-neutrale samenleving in 2050. Tegelijkertijd is er veel discussie (en onrust) over de vraag of er wel voldoende duurzame biomassa beschikbaar zal zijn, zeker als het gaat om (grootschalige) import."

PBL 9 juli 2019

Nieuws

Daarom is in het klimaatakkoord ook aangekondigd dat gekomen moet worden tot een breed duurzaamheidskader voor alle typen biomassa en alle toepassingsmogelijkheden, waarbij cascadering en hoogwaardige inzet van biomassa als belangrijke uitgangspunten worden gezien. De SER zal naar verwachting in september het verzoek krijgen hierover een

advies

op te stellen.

Ter ondersteuning van dit proces is het PBL op verzoek van het ministerie van I&W deze week begonnen met een omvangrijke studie over de beschikbaarheid van biomassa, en over toepassingsmogelijkheden binnen Nederland. Hierbij wordt een grote groep stakeholders betrokken: bedrijfsleven, NGOs, brancheverenigingen, kennisinstituten, etc. PBL doet dit onder andere door middel van Joint Fact Finding (JFF) en dialoogsessies. Deze zijn bedoeld om stakeholders de gelegenheid te geven hun gezichtspunten en/of de voor hen relevante studies of rapporten in het project in te brengen.

De PBL-studie is nadrukkelijk

niet

bedoeld om te komen tot consensus, maar veel meer om het brede speelveld in de biomassadiscussie helder in beeld te brengen als input voor het opstellen van duurzaamheidscriteria en het genoemde SER-advies.

Indien ook u als stakeholder betrokken zou willen worden bij deze studie, stuur dan een mail naar

Bart Strengers

, die vanuit het PBL de projectleiding voert.

--

De beschikbaarheid van duurzame biomassa en de toepassingsmogelijkheden daarvan in Nederland

In het klimaatakkoord wordt aangegeven dat het kabinet ervan overtuigd is dat de inzet van biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en het realiseren van de klimaatopgave en dat alleen duurzame biomassa werkelijk bijdraagt aan verduurzaming van de economie. Om dit laatste te faciliteren wil het kabinet een integraal duurzaamheidskader opstellen dat in principe van toepassing is op alle biomassa en alle toepassingen.

Context van de biomassastudie

Om daartoe te komen is in het klimaatakkoord een aantal elementen benoemd die in het kader van onderhavige biomassastudie relevant zijn:

  1. Een beschouwing door PBL van de maximale beschikbaarheid per in te zetten biomassastroom.

  2. Een beschouwing door PBL van toepassingsmogelijkheden per in te zetten biomassastroom, uitgaande van een zo optimaal en efficiënt mogelijk gebruik (cascadering).

  3. Het opstellen van duurzaamheidscriteria per in te zetten biomassastroom.

  4. Een advies door een speciale (SER-)commissie over draagvlak voor en uitvoerbaarheid van het duurzaamheidskader.

Het ministerie van I&W heeft in april een verzoek ingediend bij PBL om invulling te geven aan de punten 1 en 2. Tevens is een uitvraag gedaan voor punt 3 en zal in september aan de SER worden gevraagd invulling te geven aan punt 4, zie

Ontwikkeling duurzaamheidskader biomassa van start

. Het PBL heeft het verzoek ingewilligd, waarbij is aangegeven dat dergelijke beschouwingen alleen dan van waarde zullen zijn als vanaf het begin stakeholders worden betrokken. Immers, de inzet van biomassa voor energetische en niet-energetische toepassingen is onderwerp van, soms verhitte, wetenschappelijke en maatschappelijke discussie.

Invulling en opzet van de studie

De uitvoering van de biomassastudie, die op 1 juli 2019 officieel van start is gegaan, is door het PBL opgedeeld in twee parallelle sporen:

  1. Een stakeholdersproces waarin onder andere met behulp van Joint Fact Finding (JFF) de verschillende posities en de (cijfermatige) onderbouwing daarvan van de stakeholders in kaart worden gebracht.

  2. Een cijfermatige beschouwing van duurzame biomassabeschikbaarheid binnen en voor Nederland dus inclusief import en de mogelijke toepassingen daarvan. Er zullen hiervoor geen nieuwe scenarios worden ontwikkeld maar er zal gebruikgemaakt worden van bestaand materiaal o.a. zoals aangedragen door stakeholders in spoor 1.

Belangrijk is dat het eerste spoor niet streeft naar consensus, maar dat juist ruimte wordt gegeven aan alle mogelijke argumenten (en zorgen) die leven onder de stakeholders. Wel is het zo dat expliciet wordt gezocht en gevraagd naar maximale onderbouwing van deze argumenten. Kortweg streven we, voorzover dat mogelijk is, naar:

  • een breder gedeelde feiten- of kennisbasis;

  • inzicht in waar de grootste verschillen van inzicht bestaan en waar deze verschillen op gebaseerd zijn;

  • inzicht in hoe de achterliggende waarden, belangen en overtuigingen doorwerken in standpunten.

Wat betreft het tweede spoor zal een eenvoudig interactief schuivenmodel worden ontwikkeld waarin de link gelegd zal worden tussen een aantal (maximaal 10) aannames of uitgangspunten en de mogelijke consequenties daarvan voor de beschikbaarheid van duurzame biomassa en de toepassingsmogelijkheden. Hiervoor wordt uiteraard gekeken naar de beschikbare literatuur, maar nadrukkelijk ook naar hetgeen ingebracht wordt door de stakeholders. Zaken waaraan gedacht kan worden vanuit de literatuur zijn de verwachte toename in opbrengsten per hectare in de landbouw (en dus de hoeveelheid land die beschikbaar kan zijn of kan komen voor biomassa) of de vraag naar veevoer (want eveneens van grote invloed op de beschikbaarheid van land). Vanuit de stakeholders kan men bijvoorbeeld denken aan de mate waarin men het risico van indirect landgebruik (ILUC) accepteert of de maximale koolstofschuld (in jaren) die men voor een bepaalde biomassastroom wenselijk acht.

Uitvoering en planning

De uitvoering van het eerste spoor, de JFF met stakeholders, wordt begeleid door MSG-strategies samen met De Gemeynt. De cijfermatige of technische beschouwing wordt uitgevoerd door CE-Delft die daarbij wordt bijgestaan door Royal Haskoning DHV. De projectleiding ligt bij het PBL, dat ook de eindverantwoordelijkheid heeft. Royal Haskoning is tevens de partij die de studie zal uitvoeren naar duurzaamheidscriteria (punt 3 zoals benoemd in de inleiding). Dit is een project dat organisatorisch los staat van de biomassastudie van PBL, maar uiteraard wel gebruik maakt van de (tussen)resultaten daarvan. Het JFF-traject start met een questionnaire die wordt gestuurd naar een kleine 200 stakeholders. Tevens worden er verdiepende interviews gehouden met ongeveer 40 personen. De antwoorden op de questionnaire en de interviews vormen input voor de eerste bijeenkomst met stakeholders die eind september zal plaatsvinden. Eind oktober of begin november volgt dan een JFF-werksessie met een kleinere groep stakeholders en experts. Als input voor deze sessie zullen de eerste tussenresultaten van het tweede spoor worden gepresenteerd, inclusief het genoemde schuivenmodel. Voor het kerstreces of kort daarna zal een afsluitende bijeenkomst plaatsvinden, waarna eind januari 2020 het eindrapport opgeleverd zal worden.

Betrokkenheid van de SER

De SER is vanaf de beginfase betrokken bij het project in de rol van adviseur, vooruitlopend op de adviesaanvraag die het ministerie van IenW in september naar de SER zal sturen. De SER zal gevraagd worden dit advies in het eerste kwartaal van 2020 gereed te hebben, waarna het kabinet zal besluiten over het duurzaamheidskader. De SER kan hierbij onder andere gebruik maken van de resultaten van deze biomassastudie. Daarnaast kan de SER ook gebruik maken van de genoemde studie naar de duurzaamheidscriteria voor de verschillende biomassastromen.

Rapportnr.

3758

Publicatiedatum

08-07-2019

Taal

Nederlands

Opmerkingen

Publicatie in voorbereiding. Eindrapportage wordt in januari 2020 gepubliceerd.

Artikel delen