Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Meer woningen in het middensegment zijn niet de heilige graal

Het huisvesten van middengroepen – het zogenoemde ‘middensegment’ – is een populair beleidsdoel, van gemeenten en kabinet. Daar zijn serieuze vraagtekens bij te plaatsen.

2 januari 2018

Nieuws

Het zogenaamde middensegment krijgt momenteel veel aandacht als het om wonen gaat. Dit segment zou cruciaal zijn voor het huisvesten van middengroepen, maar vooralsnog schitteren in afwezigheid.

Stadsbesturen van de grotere steden benadrukken al langer het belang van dit middensegment. Zo beloven nagenoeg alle Amsterdamse politieke partijen, in aanloop naar de komende gemeenteraadsverkiezingen, het middensegment fors uit te breiden. Om de onderwijzer, politieagent, en verpleegkundige maar aan een huis te helpen. Onder Rutte III en minister Kajsa Ollongren is het middensegment nu ook tot prioriteit van het nationaal woonbeleid verheven.

Toch dienen er vraagtekens bij deze ambities geplaatst te worden. Het middensegment is zeker geen panacee. Bij discussies over het middensegment is onvoldoende aandacht voor betaalbaarheid en structurele problemen.

Middengroepen tussen wal en schip

De huidige focus op uitbreiding van het middensegment is een gevolg van het feit dat veel middengroepen tussen wal en schip vallen. Ze komen niet in aanmerking voor sociale huur omdat ze daar net te veel voor verdienen. Tegelijkertijd is het lastig voor deze groep om een woning te kopen. Als reactie op de diepe financiële crisis van 2008 en het in elkaar storten van de huizenprijzen zijn de eisen voor hypotheekverstrekking strenger geworden. Bovendien leven steeds meer middengroepen met onzeker en tijdelijk werk. Voor hen is kopen al helemaal geen optie. Dit is zeker zo in grote steden waar de huizenzeepbel nu weer tot ongekende proporties opgeblazen wordt.

Enter

het middensegment. Het klinkt heel logisch: verhuur woningen boven de sociale huurgrens zodat maximale inkomenseisen niet gelden, maar vraag er ook weer niet te veel voor zodat ze wel betaalbaar blijven voor de zo gewenste middengroepen. In de praktijk gaat het dan om huurwoningen met maandhuren vanaf de sociale huurgrens van 711 euro tot pak m beet 1000 euro.

Een zelf gecreëerd probleem door onnodig strenge inkomensgrens

De benarde positie van middengroepen is echter zeker geen vanzelfsprekendheid of natuurwet. Ze is het directe gevolg van recente keuzes in woonbeleid. Lange tijd waren woningcorporaties er niet alleen voor lage inkomensgroepen, maar bedienden zij een veel breder publiek. Met dat gedachtegoed zijn veel woningbouwverenigingen ongeveer een eeuw geleden zelfs ontstaan.

Er is echter paal en perk gesteld aan toegang tot de sociale huur. De nationale overheid heeft in 2011 strenge maximale inkomensgrenzen getrokken onder druk van de Europese Unie. Om zogenaamd valse concurrentie tussen corporaties en de vrije markt te voorkomen. Het gevolg is dat bijna alle vrijkomende sociale huurwoningen aan huishoudens met een jaarinkomen tot 36.798 euro (2018-grens) moeten worden toegewezen. Maar die grenzen zijn onnodig streng geplaatst. In andere landen, bijvoorbeeld Oostenrijk, is gekozen voor coulantere inkomenscriteria. Toch zijn we deze grenzen al snel als vanzelfsprekend gaan beschouwen. Verdien je net iets meer dan word je weggezet als vermaledijde scheefwoner.

We volgen het VK waar het verval van de sociale huur al eerder begon

Het beknibbelen op sociale huur is onderdeel van een langlopend ideologisch project. Sociale huur wordt als onwenselijk neergezet, een laatste redmiddel voor wie echt niet anders kan. Gevolg is dan ook dat corporatiebestuurders zich zorgen maken over de toenemende concentratie van sociale problematiek in hun woningbestand. Met deze ontwikkeling volgen we landen als het Verenigd Koninkrijk, waar het verval van de sociale huur al veel eerder is ingezet.

Aan de andere kant wordt eigenwoningbezit in veel gevallen overigens onterecht geassocieerd met allerlei voordelen voor zowel individu als samenleving. Het is de liberale droom om zo veel mogelijk huishoudens een eigen woning aan te smeren. De obsessie met koop blijkt ook uit het feit dat de overheid er alles aan gelegen is de absurd hoge huizenprijzen in stand te houden onder meer door jaarlijks miljarden euros in de koopsector te pompen.

Het beperken van de toegang tot sociale huur, in combinatie met het in stand houden van huizenprijsbubbels, zorgt ervoor dat middengroepen nu buiten de boot vallen.

711 euro is te duur voor middeninkomens

Die middeninkomens hebben juist grote behoefte aan een werkelijk betaalbare huurwoning. Gezinnen met kinderen die net boven de inkomensgrens verdienen kunnen geen 711 aan kale woonlasten per maand dragen. En let wel, bij dat bedrag beginnen de prijzen in het middensegment. Hetzelfde geldt voor de hoogopgeleide starter aan het begin van haar of zijn carrière. Of voor alleenstaanden met een middeninkomen. Een recente studie van het

Planbureau voor de Leefomgeving

concludeert dan ook treffend dat veel middeninkomens het middensegment van de huurmarkt helemaal niet kunnen betalen.

Dit raakt aan een breder punt: in vergelijking met andere landen zijn Nederlanders al een relatief groot deel van hun inkomen kwijt aan wonen. Deze woonquotes zijn vooral voor huurders hoog, en nemen ook nog eens scherp toe voor deze groep. Dit roept de vraag op of de term middensegment niet een manier is om hogere woonlasten te normaliseren.

Sociale huur wordt aangewezen als schuldige van uitsluiting

Sociale huur zou een belangrijke rol kunnen spelen in het betaalbaar huisvesten van middeninkomens. Maar in plaats daarvan wordt deze sector juist aangewezen als schuldig aan het uitsluiten van middeninkomens. Dit is vooral een stok om de sociale huursector mee te slaan. Het rechtvaardigt verdere liberalisering van de woningvoorraad.

Het is illustratief dat het landelijke regeerakkoord expliciet de uitbreiding van het middensegment ten koste van sociale huur aanmoedigt: Er moeten meer betaalbare huurwoningen in de vrije sector komen. De mogelijkheden in het gemeentelijk beleid om het aanbod te vergroten, te sturen op prijs en sociale huurwoningen te verkopen, moeten ten volle worden benut. (p.31).

Blindstaren op het middensegment

Toch is het enigszins begrijpelijk dat gemeentebesturen inzetten op het middensegment. Daar kan lokaal immers op gestuurd worden. Het sleutelen aan de toegangseisen voor de corporatiesector is daarentegen een nationale en zelfs Europese aangelegenheid. Bovendien kan een middensegment tot op zekere hoogte een toevoeging zijn aan het huidige woningbestand. Het moet dan echter niet gaan om wat we nu vaak zien: een excuus middensegment van kleine hokken met naar verhouding torenhoge huren.

De vanzelfsprekendheid waarmee het middensegment nu als dé oplossing naar voren wordt geschoven is echter onterecht. Het middensegment is zeker geen heilige graal. Het is een beleid van pleisters plakken, en normaliseert steeds hogere woonlasten voor huurders en liberalisering van de betaalbare huurvoorraad.

Het blindstaren op dit middensegment draagt er bovendien aan bij dat structurele problemen genegeerd blijven. Het gaat dan vooral om de twijfelachtige politieke keuze om toegang tot de sociale sector te beperken. Een werkelijk sociale huursector zou juist als doel moeten hebben plek te bieden aan iedereen die door het falen van de markt niet aan bod komt ook middengroepen.

Cody Hochstenbach is postdoctoraal onderzoeker stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn onderzoek richt zich op gentrificatie, ongelijkheid en woonbeleid.

Artikel delen