Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief over diverse moties en toezeggingen mestbeleid

Minister Schouten (LNV) informeert de Tweede Kamer over de uitvoering van een aantal toezeggingen en aangenomen moties over mest.

4 juli 2018

Met deze brief informeer ik uw Kamer over de uitvoering van een aantal toezeggingen en aangenomen moties (motie Bisschop, Kamerstuk 33037, nr. 260 en motie Geurts/Dik-Faber, Kamerstuk 33 037, nr. 245). Daarbij maak ik van de gelegenheid gebruik om ook op een aantal andere onderwerpen rond het mestbeleid de laatste stand van zaken te melden.

Rapportage waterkwaliteit en controles op derogatiebedrijven

Jaarlijks stelt Nederland de zogenoemde derogatierapportage op, waarmee aan de Europese Commissie (EC) gerapporteerd wordt conform de voorwaarden in de Nederlandse derogatiebeschikking. Hierbij stuur ik u de twaalfde derogatierapportage, die bestaat uit twee delen: Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2016, door RIVM en Wageningen Economic Research (bijlage 1) en Resultaten van controles in 2017 op Nederlandse derogatiebedrijven en trends in de veehouderij, door RVO.nl en NVWA (bijlage 2).

Het RIVM-rapport laat onder meer zien dat de gemiddelde nitraatconcentratie op derogatiebedrijven in alle regios onder de 50 milligram nitraat per liter ligt. De hoogste nitraatconcentraties zijn in 2016 aangetroffen in de Lössregio (35 mg/l in bodemvocht) en in dat deel van de Zandregio waar de derogatienorm van 230 kg N/ha geldt (36 mg/l). In deze regios komen veel gronden voor, waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.

Het rapport van RVO.nl en NVWA geeft weer dat voldaan is aan zowel de verplichting van 5% administratieve controles als aan die van 7% fysieke controles op de derogatiebedrijven in 2017. In 2017 waren 19.137 bedrijven als derogatiebedrijf geregistreerd. Er zijn in 2017 aan 31 derogatiebedrijven boetes opgelegd voor een bedrag van gezamenlijk 0,6 miljoen euro. Het areaal landbouwgrond op derogatiebedrijven is de afgelopen jaren vrij constant gebleven met 839.610 hectare.

Verder maak ik van de gelegenheid gebruik om u te melden dat de openstelling voor de aanvraag voor een vergunning voor derogatie in 2018 sluit op 4 juli. Tot en met 3 juli zijn er 17694 aanmelding bij RVO.nl binnengekomen. Het definitieve aantal aanmeldingen zal na sluiting van de procedure gepubliceerd worden op de website van RVO.nl.

Uitvoering Motie Bisschop (Kamerstuk 33037, nr. 260) over proefproject Nitraatwijzer

Het proefproject Uitspoelingswijzer voor perceels-en bedrijfsspecifieke bepaling van het risico op nitraatuitspoeling, kortweg Nitraatwijzer, maakt deel uit van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn 2018-2021 (6e AP). Het proefproject komt mede voort uit overleg met de EC over het actieprogramma en is bedoeld om de uitspoeling en maatregelen daartoe op perceelsniveau inzichtelijk te maken. Met de motie Bisschop heeft uw Kamer gevraagd om het proefproject breed op te pakken en in overleg met betrokken sectoren en experts de opzet uit te werken en de Kamer hierover te informeren.

Er is aan Wageningen University Research (WUR) gevraagd een voorstel voor een proefproject uit te werken. Dit voorstel is op 11 juni jl. ambtelijk besproken met een breed palet aan vertegenwoordigers van sectoren (LTO, ZLTO, NAV, NMV, VBBM), kennisinstituten (NMI, RIVM, Deltares, WUR) en de koepels IPO en UvW. Biohuis, NAJK, NVP, POV en Vewin, eveneens uitgenodigd, waren niet in staat aanwezig te zijn en hebben op uiteenlopende wijze schriftelijk gereageerd.

Het voorstel omvat twee fasen:

  • Een inventariserend deel, bestaande o.a. uit onderzoek van bestaande literatuur over indicatoren en risicofactoren van nitraatuitspoeling, diverse lopende initiatieven (onder meer op het gebied van sensormetingen), interviews en bezoeken aan Vlaanderen en Baden-Württemberg. Over dit geheel wordt een rapport opgesteld met daarin een voorstel voor kandidaatuitspoelingswijzers;

  • Het toetsen van kandidaat-uitspoelingswijzers op geldigheid en praktische toepasbaarheid in praktijknetwerken tijdens drie meetseizoenen bij verschillende bedrijfstypen en regios/grondsoorten.

In het algemeen is het voorstel voor het proefproject wat betreft aard en reikwijdte positief gewaardeerd. Wel leven er vragen bij de sectororganisaties over de gevolgen die aan dit proefproject verbonden kunnen worden, bijvoorbeeld op het gebied van afrekening in relatie tot de gebruiksnormen. Ik begrijp dat het voor de sector belangrijk is om daar tijdig duidelijkheid over te hebben. Mede om die reden is besloten tot een gefaseerde uitvoering van het project:

  • Fase 1: project conform voorstel uit te laten voeren, inclusief een meetcampagne startend in najaar 2018 (in bestaande netwerken, zoveel mogelijk aansluitend bij lopende protocollen) om zo ook nog gebruik te kunnen maken van metingen in het seizoen 2018/19. Eind 2018 wordt met alle betrokken partijen een workshop gehouden over de tussenstand, waarna een rapportage wordt opgesteld;

  • Fase 2: bij oplevering van de rapportage in maart 2019 wordt tijdens een tweede workshop in gezamenlijkheid beslist of en zo ja, hoe, verder wordt gegaan met fase 2, de uitvoeriger meetcampagnes 2019/20 en 2020/21. Directoraat-generaal Agro en Natuur als begeleidingsgroep betrokken blijven (behalve de VBBM, die alleen bij een mogelijke fase 2 betrokken wil worden).

Definitieve cijfers fosfaat-en stikstofproductie landbouw 2017

Op 30 juni jl. heeft het CBS de definitieve cijfers met betrekking tot de fosfaat-en stikstofproductie voor 2017 vastgesteld. De totale fosfaatproductie van de veehouderij is berekend op 169 miljoen kilogram, dat is onder het nationale fosfaatproductieplafond van 172,9 miljoen kilogram. Dit wordt voor een groot deel veroorzaakt door de resultaten van het fosfaatreductieplan 2017. Voor stikstof geldt dat de totale productie met 512 miljoen kilogram iets boven het nationale stikstofproductieplafond uitkomt. Deze overschrijding wordt mede veroorzaakt door een lager aandeel stikstofarm snijmais in het rantsoen van melkvee (het areaal is gedaald en de opbrengst was laag) en een hoger aandeel stikstofrijk gras in datzelfde rantsoen.

Dit tekent het belang van de afspraak die ik in het kader van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn met de Europese Commissie heb gemaakt over de wijze waarop het ruwvoer meetelt bij het bepalen van de stikstof-en fosfaatproductie door melkvee. Om de uitschieters op te vangen heb ik met de Europese Commissie afgesproken dat voor wat betreft het ruwvoer in de melkveehouderij de gegevens van de afgelopen vijf jaar worden gehanteerd, waarbij de twee meest extreme waarden vervallen en van het gemiddelde over de resterende drie jaren mag worden uitgegaan. Op basis van deze gegevens was de stikstofproductie in 2017 504,8 miljoen kilogram en de fosfaatproductie in 2017 169 miljoen kilogram. Voor de stikstofproductie betekent dit dat de overschrijding van het plafond zeer beperkt is. In het licht van de eerste monitoringsrapportage van het CBS van 1 april 2018 waarin de stikstofproductie voor 2018 wordt geprognosticeerd op 500 miljoen kilogram zie ik nu geen aanleiding om in te grijpen. Door middel van de kwartaalrapportages van het CBS houd ik de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten.

Effect voerspoor op de fosfaatproductie in de melkveehouderij

Tijdens het AO fosfaatrechten van 27 juni jl. heeft het lid Lodders gevraagd naar een kwantificering van het effect van het voerspoor op de fosfaatproductie in 2018. Ik heb het CBS gevraagd hier inzicht in te geven (bijlage 3). Daarbij is het van belang dat er momenteel geen referentiescenario geldt, waar het voerspoor tegen kan worden afgezet. Dit was in 2017 wel het geval bij het fosfaatreductieplan. Om toch een beeld te geven, heeft het CBS de fosforgehalte in mengvoer in het eerste kwartaal van 2018 (4,17) afgezet tegen het fosforgehalte in mengvoer in het eerste kwartaal van 2017 (4,26). Als voor de volgende kwartalen wordt uitgegaan van dezelfde cijfers als in 2017, betekent dit ten opzichte van vorig jaar een daling van de fosfaatproductie van 0,1 tot 0,2 miljoen kilogram. Het lid Lodders heeft ook gevraagd naar de berekeningsmethodiek voor het bepalen van dit resultaat. Deze is betrekkelijk eenvoudig: het CBS vermenigvuldigt de hoeveelheid mengvoer voor melkvee die volgens de gegevens van NEVEDI aan melkveehouders is verstrekt, met het fosforgehalte.

Productierechten pluimveesector

Met de motie Geurts/Dik-Faber (Kamerstuk 33 037, nr. 245) heeft uw Kamer mij verzocht om in overleg te treden met de pluimveesector om na het vaststellen van het actieprogramma en het verkrijgen van de derogatie te komen tot individuele ontheffing van productierechten bij vooraf vastgelegde langjarige verwerking van mest, waarbij gegarandeerd wordt dat deze mest niet in de Nederlandse landbouw afgezet wordt. Bij brief van 22 december 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 250) heb ik uw Kamer gemeld dat mijn voorstel om onder strenge voorwaarden verwerkte mest in beperkte mate buiten beschouwing te laten bij het vaststellen van de naleving van de sectorplafonds niet op instemming van de Europese Commissie kan rekenen. Daarom is dit geen onderdeel geworden van het zesde actieprogramma. Nu het zesde actieprogramma is vastgesteld en de derogatiebeschikking een feit is, ben ik in overleg getreden met de pluimveesector over de wijze waarop het stelsel van productierechten uitwerkt. In overleg met de relevante sectorpartijen wil ik bezien waar mogelijk onderdelen van het pluimveerechtenstelsel kunnen worden verbeterd, om problemen die ondernemers hiermee ervaren aan te pakken. Het is mijn streven om eventuele aanpassingen mee te nemen in de wetswijzing over de positie van de vleesveehouderij in het fosfaatrechtenstelsel die ik bij brief van 29 maart jl. heb aangekondigd. Op deze wijze geef ik invulling aan de motie Geurts/Dik-Faber.

Actualisatie forfaits

In beantwoording op vragen over het advies Nieuwe landbouwhuisdieren (Aanhangsel Handelingen II 2017/18, nr. 1412) heb ik aangegeven voor deze zomer een besluit te nemen of ik een forfait zal opnemen in de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet. Zoals ik in het Algemeen Overleg over fosfaatrechten van 27 juni jl. aan uw Kamer heb gemeld, heb ik besloten om de forfaitaire excretiegetallen niet per 1 januari 2019 te actualiseren. Dit vanwege onder meer de gevolgen die dit zou hebben in het fosfaatrechtenstelsel. Daarbij komt dat voor actualisatie van de forfaitaire excretiegetallen eerst aanvullend onderzoek naar gasvormige stikstofverliezen nodig is. De Commissie Deskundigen Meststoffenwet voert dit onderzoek uit en de resultaten zijn op zijn vroegst eind dit jaar beschikbaar. In de loop van volgend jaar zal ik opnieuw bezien wanneer een actualisatie van de forfaitaire excretiegetallen aan de orde kan zijn, inclusief de vraag of daarbij een nieuw forfait voor nieuwe landbouwhuisdieren opgenomen moet worden.

Proces stelselherziening mestbeleid

In mijn brief van 22 december 2017 (Kamerstuk 33 037, nr. 250) heb ik aangekondigd de komende periode te benutten voor een fundamentele herbezinning op het mestbeleid en het bijbehorende stelsel van wet-en regelgeving. Zoals ik in de brief van 4 april 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 282) heb laten weten, heb ik de reeds aangekondigde stelselherziening van het mestbeleid nu concreet ter hand genomen. In een interactief proces wil ik samen met landbouworganisaties, de watersector, milieubeweging, wetenschap en anderen onderzoeken of en hoe het mogelijk is om te komen tot een wezenlijk eenvoudiger systeem van sturing op mestproductie en mestgebruik, met minder regeldruk en lasten voor zowel de boer als de overheid. Momenteel worden hiervoor binnen mijn ministerie de nodige voorbereidingen getroffen. Ik zal uw Kamer kort na de zomer nader informeren over het verdere proces van de herbezinning, waarbij ik onder meer in zal gaan op de wijze waarop stakeholders zullen worden betrokken.

Bijlagen

Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2016

In Nederland mogen agrarische bedrijven die aan specifieke randvoorwaarden voldoen, meer dierlijke mest op hun land gebruiken dan in de algemene norm van de Nitraatrichtlijn is voorgeschreven. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Wageningen Economic Research monitoren de gevolgen van deze verruimde toepassing op de waterkwaliteit op 300 bedrijven. Dit rapport beschrijft de monitoringsresultaten over 2016.

Rapport | 31-05-2018

Resultaten van controles in 2017 op Nederlandse derogatiebedrijven en trends in de veehouderij

Dit rapport beschrijft de administratieve en fysieke controles die zijn uitgevoerd op bedrijven die in 2015, 2016 en 2017 meer dierlijke mest op hun land mochten gebruiken dan in de algemene norm van de Nitraatrichtlijn is voorgeschreven.

Rapport | 21-06-2018

Effect P-gehalte melkveemengvoer 1e kwartaal 2018

Cijfers over het fosforgehalte in veevoer in 2017 en 2018.

Rapport | 28-06-2018

Artikel delen