Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Kamerbrief met afschrift brief over het rapport ‘Woonwagenbewoner zoekt standplaats’

Minister Plasterk (BZK) stuurt de Tweede Kamer een afschriftbrief gericht aan de Nationale ombudsman over het rapport ‘Woonwagenbewoner zoekt standplaats’.

15 september 2017

Op 17 mei 2017 heeft de Nationale ombudsman het rapport Woonwagenbewoner zoekt standplaats uitgebracht, waarin een aantal aanbevelingen voor de Rijksoverheid is opgenomen. Dit rapport ligt in lijn met het oordeel 2017-55 van het College van de Rechten van de Mens inzake de klacht van de Woonwagenbewonersvereniging Gouda.

Bijgaand treft u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, ter informatie onze brief aan het College van de Rechten van de Mens en de Nationale ombudsman aan.

De brief:

Via deze brief informeer ik u, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over de acties die het Rijk zal ondernemen naar aanleiding van uw rapport en oordeel over het standplaatsbeleid voor woonwagenbewoners. Het betreft het rapport Woonwagenbewoner zoekt standplaats, een onderzoek naar de betrouwbaarheid van de overheid voor woonwagenbewoners, dat de Nationale ombudsman op 18 mei 2017 aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en mij heeft toegezonden. Dit rapport ligt in lijn met het oordeel 2017-55 van het College voor de Rechten van de Mens (hierna: College) inzake de klacht van de Woonwagenbewonersvereniging Gouda.

Het College heeft een aantal gemeenten, die een zogenaamd uitsterfbeleid hanteerden, erop gewezen dat een dergelijk beleid niet strookt met het recht van gelijke behandeling. Ook heeft het College geoordeeld dat er ongerechtvaardigd onderscheid gemaakt werd met bepaalde beleidsopties die waren opgenomen in de handreiking Werken aan woonwagens, die in 2006 door de toenmalige VROM-inspectie is gepubliceerd.

De Nationale ombudsman heeft in zijn rapportage de volgende aanbevelingen opgenomen voor het Rijk:

1. Wijs een minister aan die namens de Rijksoverheid portefeuillehouder is voor de woonwagenbewoners en hun mensenrechten;

2. Ontwikkel samen met gemeenten een visie op het standplaatsenbeleid in overeenstemming met het mensenrechtenkader voor de culturele identiteit van woonwagenbewoners;

3. Breng de handreiking Werken aan woonwagens (2006) hiermee in overeenstemming;

4. Zorg voor kennis hierover in gemeenten die adequaat en op peil is;

5. Monitor de impact van het overheidsbeleid op de bescherming van de culturele identiteit van woonwagenbewoners.

Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor het huisvestingsbeleid aangezien dit een gedecentraliseerde overheidstaak is. De rol van het Rijk ten aanzien van het standplaatsenbeleid is kaderstellend en faciliterend. Vanuit deze rol en met inachtneming van de oordelen van het College ga ik hieronder in op de aanbevelingen van de Nationale ombudsman.

Ad 1: Gezien de demissionaire status van het kabinet is het op dit moment niet passend om een standpunt te bepalen omtrent het aanwijzen van een minister die namens de Rijksoverheid portefeuillehouder is voor de woonwagenbewoners en hun mensenrechten. Een volgend kabinet kan daar een keuze in maken.

Ad 2: In samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is de Rijksoverheid in gesprek met een twintigtal gemeenten over welke wensen en behoeften deze gemeenten hebben om tot een standplaatsenbeleid te komen dat past binnen het mensenrechtenkader. De eerste bijeenkomst heeft op 21 juni jl. plaatsgevonden en in oktober volgt een tweede. Als klankbord worden tevens de Vereniging Sinti, Roma en Woonwagenbewoners Nederland en andere organisaties betrokken die zich inspannen om de positie van de woonwagenbewoners te verbeteren. De verwachting is dat dit zal leiden tot een kader voor gemeenten en woonwagenbewoners dat ruimte biedt om een goed lokaal beleid ter zake te voeren.

Ad 3: De handreiking Werken aan woonwagens is reeds van de website van het Rijk verwijderd. Bovengenoemde gespreksronde zal leiden tot een nieuwe handreiking inzake het standplaatsenbeleid voor woonwagenbewoners. Bovendien wordt, zoals ik de Tweede Kamer per brief op 23 maart 2017 heb laten weten 1), tevens aan een handreiking voor gemeenten met concrete voorbeelden en aanbevelingen voor een effectief lokaal antidiscriminatiebeleid. Ook in deze handreiking zal aandacht worden besteed aan het standplaatsenbeleid voor woonwagenbewoners.

1) Kamerstukken 30 950, nr. 107

Ad 4: De handreikingen, bedoeld onder ad 3, en het traject, bedoeld onder ad 2, hebben ook als doel om de kennis over het mensenrechtenkader voor de culturele identiteit van woonwagenbewoners bij gemeenten te verbeteren.

Ad 5: Gemeenten hebben reeds aangegeven prijs te stellen op enige vorm van monitoring en die opvatting deel ik in ieder geval voor wat betreft het standplaatsenbeleid. Ik ben dan ook voornemens hierover nader te overleggen met genoemde partijen en te onderzoeken wat de inhoud en vorm hiervan kan zijn.

Ik hoop dat ik u hiermee voldoende heb geïnformeerd over de opvolging van de aanbevelingen die u heeft gedaan en de oordelen van het College voor de Rechten van de Mens inzake woonwagenbewoners. Uiteraard vergt het enige tijd alvorens resultaten kunnen worden geboekt. Ik ben graag bereid u hierover met enige regelmaat ambtelijk te laten informeren.

Hoogachtend,

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

dr. R.H.A. Plasterk

Artikel delen