Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Invorderen? Eerst horen!

In deze uitspraak van 12 september 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2956) wijzigt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) van koers: voortaan moet eerst worden gehoord voordat een invorderingsbeschikking wordt genomen.

Gwen von Kriegenbergh 20 september 2018

De casus

Het college van Opmeer had een last onder dwangsom opgelegd aan een eigenaar van recreatiewoningen wegens het in strijd met het bestemmingsplan laten gebruiken van deze woningen voor niet-recreatieve doeleinden. Het college had daarbij bepaald dat het besluit ook van toepassing is op haar rechtsopvolger en de verdere rechtsopvolgers zoals bedoeld in artikel 5.18 van de Wabo.Kennelijk zijn de recreatiewoningen ten tijde van de invorderingsfase verkocht. Het college richtte een tweede invorderingsbeschikking tot de rechtsopvolger.

De rechtsopvolger betoogde dat het college niet gelijk tot invordering over mocht gaan zonder met hem in gesprek te gaan.

De Afdeling oordeelt hierover als volgt (zie r.o. 11.1):

De Afdeling stelt voorop dat het hebben van een gesprek voorafgaand aan het besluit tot invordering niet van belang is voor de vraag of het college bevoegd is om tot invordering over te gaan. De Afdeling overweegt verder naar aanleiding van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal mr. P.J. Wattel van 4 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1152, en anders dan voorheen dat het college alvorens tot invordering over te gaan belanghebbende op grond van artikel 4:8, eerste lid, van de Awb voorafgaand aan de dwangsominvordering in de gelegenheid dient te stellen te worden gehoord. Daarbij acht de Afdeling van belang dat het aan de overtreder is om bijzondere omstandigheden waarvan het bestuursorgaan niet al op de hoogte is of had moeten zijn, naar voren te brengen. Hij moet daartoe door het bestuursorgaan wel in staat worden gesteld. Het horen van de overtreder is daar bij uitstek de manier voor. Nu het college in dit geval [partij] niet heeft gehoord, leidt het tot vernietiging van het besluit van 18 april 2017.

De Afdeling vernietigt het invorderingsbesluit, maar laat met toepassing van artikel 6:22 van de Awb de rechtsgevolgen van dit besluit wel in stand. Volgens de Afdeling heeft de rechtsopvolger in deze procedure alles kunnen aanvoeren in de procedure wat hij ook had kunnen aanvoeren als hij wel was gehoord. Zijn argumenten slagen evenwel niet.

Gevolgen voor de praktijk

Op basis van deze uitspraak dient een bestuursorgaan de geadresseerde van een invorderingsbeschikking te horen voordat de invorderingsbeschikking wordt genomen. Het bestuursorgaan kan mijns inziens daarbij de keuze bieden voor het geven van een mondelinge of een schriftelijke zienswijze.

De uitspraak heeft mijns inziens ook gevolgen voor lopende procedures. Naar verwachting zullen alle invorderingsbeschikkingen, die zijn genomen zonder dat vooraf de mogelijkheid is geboden om te worden gehoord, worden vernietigd. Net als in de uitspraak van 12 september 2018, zou dan kunnen worden bezien of de rechtsgevolgen van de invorderingsbeschikking in stand kunnen worden gelaten. Wel moet het bestuursorgaan in dat geval rekening moeten houden met een proceskostenveroordeling.

Tot slot: omdat in de uitspraak wordt verwezen naar de conclusie van a-g Wattel van 4 april 2018, is te verwachten dat ook bij kostenverhaalsbeschikkingen sprake is van een hoorplicht.

Artikel delen