Menu

Filter op
content
Omgevingsweb

Invoeringswet Omgevingswet verandert de bestaande regelgeving omtrent nadeelcompensatie

Van 5 januari tot 3 februari 2017 ligt de Invoeringswet voor de Omgevingswet ter consultatie. Met de Invoeringswet wordt het overgangsrecht voor de Omgevingswet geregeld. Ook wordt de Omgevingswet op enkele onderdelen aangevuld. Een belangrijke wijziging ten opzichte van het huidige recht is de regeling voor nadeelcompensatie in afdeling 15 van de Omgevingswet.

12 januari 2017

Nadeelcompensatie in afdeling 15

Met de regeling voor nadeelcompensatie in de Omgevingswet is aansluiting gezocht bij titel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze titel is door het parlement aangenomen, maar nog niet in werking getreden in afwachting van de Aanpassingswet nadeelcompensatie. In artikel 4:126 van titel 4.5 zal een algemene regeling worden opgenomen die vergoeding van schade door rechtmatig overheidshandelen regelt. Hoofdstuk 15 van de Omgevingswet zal vervolgens een specifieke regeling bevatten voor nadeelcompensatie in de daarin genoemde gevallen, waaronder schade als gevolg van een bepaling van een omgevingsplan en een projectbesluit. In hoofdstuk 15 van de Omgevingswet wordt de term nadeelcompensatie tevens gebruikt voor wat onder het geldende recht wordt verstaan onder planschade.

Moment waarop schade ontstaat

In geval van directe schade, dus schade ten gevolge van (het vervallen van) een bouwmogelijkheid op eigen perceel, komt deze schade voor vergoeding in aanmerking op het moment dat het omgevingsplan onherroepelijk is geworden. Dit verandert dus niet ten opzichte van de huidige praktijk. Het moment waarop om vergoeding van indirecte schade kan worden verzocht wordt wel gewijzigd. Om vergoeding van indirecte schade (schade ten gevolge van ontwikkelingen op naburige percelen) kan pas worden verzocht op het moment dat de schadeveroorzakende activiteit wordt uitgevoerd. Onder het huidige recht wordt uitgegaan van de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan, zonder dat duidelijk is of deze mogelijkheden zullen worden benut. Met de Omgevingswet wordt juist beoogd flexibele regelingen mogelijk te maken die uitnodigen tot ontwikkeling en daarin past de vergoeding van schade ten gevolge van activiteiten die daadwerkelijk worden uitgevoerd. In de toelichting op de Invoeringswet wordt het moment van vergunningverlening, melding of het maken van een begin met de activiteit als moment genoemd waarop de schade is vast te stellen.

Actieve risicoaanvaarding

Opvallend is dat hiermee ook het moment waarop sprake is van actieve risicoaanvaarding is verschoven. Op dit moment is sprake van actieve risicoaanvaarding als de koper van een onroerende zaak had kunnen weten dat een bestemmingsplan bepaalde nadelige ontwikkelingen mogelijk zou gaan maken. Door de flexibele omgevingsplannen zal het voor burgers naar verwachting langer duren voordat duidelijk is of indirecte schade voor vergoeding in aanmerking komt. Het is immers nog niet duidelijk in hoeverre gebruikt wordt gemaakt van de mogelijkheden die het omgevingsplan biedt. Het wordt daarom niet redelijk geacht een benadeelde tegen te werpen dat hij had kunnen voorzien dat zich voor hem ongunstige wijzigingen zouden kunnen voordoen. Er wordt een regeling opgenomen die inhoudt dat de koper het risico niet heeft aanvaard als hij aankoopt na vaststelling van het omgevingsplan.

Wettelijk forfait

Daarnaast wordt het wettelijk forfait van het normaal maatschappelijk risico aangepast van 2% naar 5% van de waarde van een onroerende zaak. Overwogen wordt dat dit beter aansluit bij de rechtspraak.

De Invoeringswet voor de Omgevingswet wordt ter consultatie aangeboden op:

https://www.internetconsultatie.nl/invoering_omgevingswet

.

Deze bijdrage is ook gepubliceerd in de Nieuwsbrief Omgevingsrecht van SDU.

Artikel delen