Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Huurprijsherziening, hoe zat het ook al weer?

De laatste tijd is er veel te doen over huurprijsvermindering als gevolg van verminderd huurgenot door de coronacrisis. Veel retailers en horecaexploitanten staat het water tot aan de lippen en doen een (al dan niet gebalanceerd) beroep op hun verhuurder om de huur op te schorten en/of tijdelijk te verminderen. De stortvloed aan publicaties waarin huurder én verhuurders worden geadviseerd over welke rechten geldend kunnen worden gemaakt in verband met de coronacrisis op grond van overmacht (6:74 BW), redelijkheid en billijkheid (6:248 BW), onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW), of een ‘gebrek in de gehuurde zaak’ (artikel 7:204 lid 2), is enorm. Ook wij schreven hier al over, zie ons artikel ‘Huurrecht bedrijfsruimte en het Corona-virus; wie draagt de risico’s’ begin maart, toen nog hypothetisch, inmiddels keiharde realiteit. Maar hoe zat het ook al weer met het reguliere recht op huurprijsherziening op grond van de huurwetgeving? In het veranderende winkel- en horecalandschap een niet te onderschatten (semi-)dwingend recht waarvan alleen met goedkeuring van de rechtbank kan worden afgeweken.

9 juni 2020

Juridisch kader

Als uitgangspunt geldt dat partijen vrij zijn in het vaststellen en wijzigen van de huurprijs voor zogenoemde 290-bedrijfsruimte, zoals een winkel- of horecagelegenheid. Het recht op huurprijsherziening wordt geregeld in de artikelen 7:303 en 7:304 BW. Als de huurder of verhuurder meent dat de huurprijs niet (meer) overeenstemt met de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimte ter plaatse, kan hij vorderen dat de rechter de huurprijs nader vaststelt. Afhankelijk van de omstandigheden kan een dergelijke vordering leiden tot een verhoging van de huurprijs, of juist tot een verlaging. Kortom, een recht waar beide partijen hun voordeel mee kunnen doen.

Tijdstip

De vordering tot nadere vaststelling van de huurprijs kan worden ingesteld tegen het einde van de overeengekomen (initiële of verlengde) duur van de huurovereenkomst, of indien geen bepaalde duur is overeengekomen telkens na verloop van vijf jaar. De huurprijs kan in beginsel dus niet worden herzien tijdens de lopende huurperiode (behoudens onvoorziene omstandigheden en/of in gezamenlijk overleg tussen partijen).

Wijze van vaststellen

De rechter kijkt bij de vaststelling van de huurprijs naar de gemiddelde huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimten ter plaatse, gedurende een referentieperiode van de vijf jaar voorafgaand aan het instellen van de vordering. Uitgangspunt is dus wat op de markt de huurprijs is voor vergelijkbare bedrijfsruimte. Door echter rekening te houden met de huurprijzen over een periode van vijf jaar, worden al te conjuncturele fluctuaties voorkomen. Waar doorgaans wordt verwezen naar de ‘markthuur’, gaat het dus eigenlijk om de ‘referentiehuur’ gemeten over een langere periode.

Deskundigenadvies

De vordering moet vergezeld gaan van een deskundigenadvies. Uitgangspunt is dat partijen gezamenlijk een of meer deskundigen benoemen. Komen zij daar niet uit, dan wijst de rechter op verzoek van de meest gerede partij in een separate procedure een deskundige aan. Het deskundigenadvies moet worden opgesteld aan de hand van genoemd criterium en inzicht bieden op welke wijze de geadviseerde huurprijs tot stand is gekomen. Als toepasselijk vergelijkingsmateriaal ontbreekt, maakt de rechter een schatting. De rechter is overigens niet gebonden aan een uitgebracht deskundigenadvies, maar moet een afwijking hiervan natuurlijk wel motiveren. Ook kan hij zelf een nieuwe deskundige benoemen.

Vergelijkingsmaatstaf

Wat onder ‘vergelijkbare bedrijfsruimte’ wordt verstaan hangt veelal af van factoren als de ligging, grootte, indeling, kwaliteitsniveau, bereikbaarheid en van de aanwezigheid van de voorzieningen in en om de bedrijfsruimte, zoals parkeergelegenheid. De contractuele bestemming en het in de bedrijfsruimte uitgeoefende bedrijf tellen niet mee. De invulling van het begrip ‘ter plaatse’ hangt daarbij af van de hoeveelheid vergelijkingsobjecten in de nabije omgeving van het gehuurde. In principe moeten de vergelijkingsobjecten in de buurt gelegen zijn. Indien er in de buurt onvoldoende vergelijkingsobjecten beschikbaar zijn, moet op een andere maar vergelijkbare locatie worden gekeken of er vergelijkbare bedrijfsruimte voorhanden is.

Ingangsdatum

Als de rechter de nieuwe huurprijs eenmaal heeft bepaald, gaat deze in beginsel in op de dag waarop de huurprijsherziening is gevorderd. Zo nodig met terugwerkende kracht, maar nooit vóór het ingaan van de nieuwe huurperiode. De rechter kan, indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven, ook een andere ingangsdatum vaststellen, of bepalen dat de huur geleidelijk zal worden aangepast.

Semi-dwingend recht

Het risico van de herzieningsmogelijkheid leidt ertoe dat partijen vaak besluiten in de huurovereenkomst van de wettelijke regeling af te wijken, of een beroep hierop zelfs geheel uit te sluiten. Dit biedt immers meer zekerheid over het niveau van de huurprijs in de toekomst. De huurprijsherzieningsregeling is echter van semi-dwingend recht. Dit betekent dat indien hiervan ten nadele van huurder wordt afgeweken, dit alleen kan met goedkeuring van de rechter voorafgaand aan het sluiten van de huurovereenkomst. Zo niet, dan is zo’n afwijking of uitsluiting in de huurovereenkomst vernietigbaar met dien verstande dat alleen huurder zich hierop kan beroepen; de verhuurder kan zich dus niet onttrekken aan gebondenheid.

Tot besluit

Voor alle duidelijkheid: het in de wet verankerde recht op huurprijsherziening werkt twee kanten op. In een opwaartse markt met veel vraag en stijgende huurprijzen zal de verhuurder gebaat zijn bij de mogelijkheid tot huurprijsherziening, omdat de overeengekomen huurprijs mogelijk (vele malen) lager ligt dan de markthuur. In een neerwaartse markt met toenemende leegstand en dalende huurprijzen kan het mechanisme van huurprijsherziening de huurder juist behulpzaam zijn, omdat de overeengekomen huur mogelijk niet meer overeenstemt met de markthuur. Hoewel de volle omvang van de coronacrisis nog ongewis is, is inmiddels duidelijk dat het winkel- en horecalandschap niet onveranderd blijft en de (gevraagde) huren onder druk komen te staan. In plaats van lange en onzekere procedures op grond van onvoorziene omstandigheden, biedt in deze crisistijden een (beroep op) nadere vaststelling van de huurprijs op grond van het in de wet neergelegde recht op huurprijsherziening mogelijk meer soelaas. Dit afhankelijk van de overeengekomen huurtermijnen uiteraard. Hierbij dient echter wel voor ogen worden gehouden dat de referentiehuur voor het nader vaststellen van de huurprijs niet direct hetzelfde is als – en vooralsnog mogelijk hoger ligt dan – de actuele markthuur. Bij de nadere vaststelling van de huurprijs dient immers gekeken te worden naar de huurprijs van vergelijkbare bedrijfsruimten ter plaatse in de voorbije vijf jaar.

Door Nico Jacobs en Loes ter Meer, advocaten Vastgoed & Bouw Kennedy Van der Laan.

Artikel delen