Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Gevolgen PAS-uitspraken voor de dagelijkse praktijk | deel 3

Onherroepelijke vergunningen en bestemmingsplannen – die gebaseerd zijn op het PAS – zullen alsnog individueel beoordeeld moeten worden. Hetzelfde geldt voor onderdrempelige activiteiten en activiteiten die slechts gemeld zijn. Vergeet u vooral ook niet al uw voornemens en plannen/besluiten die in voorbereiding zijn. In deze bijdrage wordt daar nader op ingegaan.

14 juni 2019

Nieuws

Gevolgen toestemmingen gebaseerd op de PAS

Een gevolg van de uitspraak is dat een vergunning voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied dat in het PAS is opgenomen, niet kon worden verleend onder verwijzing naar de passende beoordeling die voor het PAS is gemaakt.

Vergunningen en tracébesluiten (en eventuele andere toestemmingsbesluiten genoemd in artikel 19km van de Nbw 1998) die met toepassing van het PAS zijn verleend en die in rechte onaantastbaar zijn, behouden het rechtsgevolg dat zij hebben. Een initiatiefnemer die voor een activiteit die stikstofdepositie veroorzaakt een vergunning heeft die met toepassing van het PAS-beoordelingskader is verleend en die in rechte onaantastbaar is, heeft na deze uitspraak dus nog steeds een vergunning voor die activiteit.

Voor zover met toepassing van artikel 19kh, negende lid, van de Nbw 1998 bij de verlening van vergunningen (of de andere in artikel 19km genoemde besluiten) geen beoordeling heeft plaatsgevonden van stikstofdeposities die de grens- en drempelwaarde niet overschrijden, geldt hetzelfde.

Activiteiten die met toepassing van de uitzondering op de vergunningplicht zonder vergunning zijn gerealiseerd of verricht dat zijn activiteiten die stikstofdepositie veroorzaken die de grens- of drempelwaarde niet overschrijden of die op een grotere afstand dan de vastgestelde afstand worden gerealiseerd) zijn alsnog vergunningplichtig. Dat geldt ook voor activiteiten waarvoor de meldingsplicht gold.

Het voorgaande geldt onverkort voor toestemmingsbesluiten die op grond van de Wnb zijn verleend.

Voor de activiteiten waarvoor een vergunningplicht geldt, dient alsnog individuele beoordeling te worden gemaakt.

Gevolgen bestemmingsplannen gebaseerd op PAS

Verschillende bevoegde bestuursorganen hebben geen individuele, passende beoordeling voor een bestemmingsplan gemaakt, maar hebben voor het aspect stikstof verwezen naar de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan het PAS.

Nu in de uitspraak is geoordeeld dat die passende beoordeling niet voldoet aan de eisen die de Habitatrichtlijn daaraan stelt, kan deze uitspraak gevolgen hebben voor bestemmingsplannen waarvan de beroepsprocedure nog niet is afgerond.

Het moet dan wel gaan om zaken waarin ontvankelijke beroepsgronden naar voren zijn gebracht over de toepassing van artikel 19j, vijfde lid, van de Nbw 1998 of artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb en waarbij is afgezien van het maken van een passende beoordeling, omdat die passende beoordeling eerder is gemaakt voor een Nbw/Wnb-vergunning die is verleend met het PAS-beoordelingskader.

Deze bestemmingsplannen moeten alsnog worden beoordeeld aan de hand van de Wnb.

Gevolgen vrijstellen beweiden en bemesten, ook voor andere zaken

Het beoordelingskader van de vergunningplicht voor het beweiden en bemesten volgt uit r.o. 5.6 van uitspraak ECLI:NL:RVS:2019:1604:

  1. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, is een project als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn en artikel 2.7, tweede en derde lid, onder a, van de Wnb.

  2. het op of in de bodem brengen van meststoffen dat rechtens mocht plaatsvinden voor de relevante referentiedatum, en thans nog periodiek plaatsvindt, valt onder artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, mits het daarbij gaat om één enkele verrichting die zich kenmerkt door een gemeenschappelijk doel, continuïteit en volledige overeenstemming, met name wat betreft de plaatsen waar en de voorwaarden waaronder de activiteit wordt uitgevoerd. Deze activiteiten vallen onder artikel 2.7, tweede en derde lid, onder b, van de Wnb.

  3. het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen dat wel enige maar geen significant verslechterende gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, valt onder artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn, en artikel 2.7, tweede en derde lid, onder b, van de Wnb.

Indien het bevoegd gezag al dan niet na een handhavingsverzoek constateert dat sprake is van het in strijd met artikel 2.7, tweede lid, van de Wnb handelen door zonder vereiste Wnb-vergunning vee te weiden en gronden te bemesten, dan biedt deze uitspraak ruimte om betrokken bedrijven, voordat handhavend wordt opgetreden, alsnog in de gelegenheid te worden gesteld om een aanvraag te doen om een vergunning. Een termijn van drie maanden is daarvoor volgens de Afdeling redelijk. Die termijn vangt aan nadat het bestuursorgaan deze gelegenheid heeft geboden, waarbij het tevens aangeeft welke gegevens de bedrijven bij de aanvraag voor de vergunningen dienen te overleggen, zodat de bedrijven ook daadwerkelijk in de gelegenheid zijn een ontvankelijke vergunningaanvraag te doen.

Zie ook:

Gevolgen PAS-uitspraken voor de dagelijkse praktijk | deel 1

Gevolgen PAS-uitspraken voor de dagelijkse praktijk | deel 2

Gevolgen PAS-uitspraken voor de dagelijkse praktijk | deel 3

Artikel delen