Menu

Filter op
content
PONT Omgeving

Gemeenten ook bevoegd gezag voor grotere windparken (5-100 MW)

Artikel 9e lid 1 van de Elektriciteitswet 1998 bepaalt dat Provinciale Staten bevoegd zijn voor de aanleg van productie-installaties voor opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie met een capaciteit van tenminste 5, maar niet meer dan 100 MW.

8 maart 2016

Op basis van artikel 9f lid 1 Elektriciteitswet 1998 coördineren Gedeputeerde Staten de voorbereiding en bekendmaking van de besluiten, onder meer zoals bedoeld in artikel 9e lid 1.

In artikel 9f lid 2 is bepaald dat Gedeputeerde Staten de in het eerste lid bedoelde besluiten neemt met uitsluiting van het in eerste aanleg bevoegde bestuursorgaan, tenzij dit bestuursorgaan van het Rijk is.

In de praktijk komt het regelmatig voor dat Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten hun bevoegdheden aan gemeentelijke overheden delegeren voor windparken tussen 5 en 100 MW.

Daarbij wordt dan een beroep gedaan op artikel 9f lid 6, welk artikel bepaalt dat Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat het eerste lid niet van toepassing is op de productie-installaties genoemd in artikel 9e eerste lid, indien toepassing onvoldoende voordelen biedt, of de Provincie reeds aan de minimum realisatienorm heeft voldaan.

De wetgever heeft herkend, en erkend, dat de tekst van artikel 9 f lid 6 elektriciteitswet, niet sluitend is, als het gaat om een volledige overdracht van bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, aan Gemeenten. Artikel 9f lid 1 ziet immers alleen op coördinatie, voorbereiding en bekendmaking van de besluiten, maar niet op het nemen van de besluiten zelf.

De Wet STROOM heeft de bedoeling een uitdrukkelijke bevoegdheid op te nemen voor Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten om alle bevoegdheden over te dragen aan Gemeenten voor windparken tussen de 5 en 100 MW, wat als een codificatie kan worden gezien van de gangbare praktijk en naar velen mening ook doelstelling is geweest van de wetgever met betrekking tot artikel 9f Elektriciteitswet, maar onjuist in de wettekst terecht is gekomen. De Wet STROOM kan op dat punt dan ook als reparatiewetgeving worden gezien.

In dat kader is nog relevant op te merken dat de Wet STROOM niet is weggestemd op basis van deze problematiek, maar het feit dat ook de Splitsingswet aangaande transport van elektriciteit en productie van elektriciteit in dezelfde wet is neergelegd, en op dat punt geen goedkeuring kon worden verkregen in de Eerste Kamer.

Inmiddels heeft de Minister de wettekst van de Wet STROOM aangepast, op korte termijn, met als primaire doelstelling de windparken op zee zo spoedig mogelijk te kunnen realiseren. In dat kielzog wordt ook de overdracht van bevoegdheden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten aan Gemeenten meegenomen, en de verwachting is dat de nieuwe wettekst per 1 april 2016 geldend is.

De overdracht van bevoegdheden was al gangbare praktijk, en met deze expliciete opname in de Wet STROOM komt aan de onduidelijkheid ten aanzien van de legitimiteit een einde. Het mag nu zeker.

Voor het draagvlak van windparken betekent dat winst, nu in de praktijk blijkt dat de weerstand minder is, en het begrip groter, indien een project vanuit een gemeenteraad wordt ondersteund en niet van bovenaf wordt opgelegd.

Artikel delen